Vonken der liefde Jezus, van het god-begeerende zielenvuur  

From The Art and Popular Culture Encyclopedia

(Redirected from Voncken der liefde Jesu)
Jump to: navigation, search

Related e

Wikipedia
Wiktionary
Shop


Featured:

Vonken der liefde Jezus, van het god-begeerende zielenvuur (1678) is a book by Jan Luyken.

Full text

VONCKEN der LIEFDE IESU van 1 hetGodbegerende Zielen vier . 1707.. Te AMSTELDAM , By KORNELIS van der Sys, Boekverkooper.

712645 V O N K EN DER LIEFDE JÉZUS, Van het God -begeerende ZIELEN- VUUR : ZYNDE Bloempjes der Zalige Hoop , tot verheu gelykheid der Wandelaars, langs den Weg , na Vreden-Ryk. Eenbebelzing van vyftig Zinne -beelden , met hunné daár op ſpeelende, verzen , en heilige Spreuken. DOOR JOAN NES LUIK E N. De vyfde Druk . Wy hebben hem lief , om dat hy ons eerſt lef gehad beeft. 1 Joan: IV : 19. Ti AMSTEL DAM; By KORNELIS VANDER Sys , Boekverkooper , in de Beurs- ſtraat , in de drie Raapen . 1717 . 설 GEENINO 3 VOOR Z ANG. Aan den Beminden Leezer . WieJezus lief heeft, buigt, en knield In't ſtof, en voud zyn handen t'zaamen , In zynen Naam , zo ryk bezield , (De ſchoonſte naam van alle naamen !) Dien nooden wy, met oor, en oog. Op ſchetſen , en beſpiegelingen , Geſpannen toteenRegenboog, Van vyfmaal tien veranderingen . En of zich 't een en zelve woord , In overvloed komt meê te deelen , Zo dat men veelmaal Jezus hoort , Dat moet den leezer niet verveelen , Die deezen Balſem in't gemoed Omhelſt, en houd voor zyn beminde : Want Jezus, is Gods hoogſte zoet , Gelukkig zynze die hem vinden ! . Dit Balſemwoord , voor Adamswond Dat was by Paulus , in zyn leeven , Gelyk beſtorven in den mond ; Dat tuigthet woord doorhem geſchreven? Noch doet ons hier de Oudheid by, Doe't waardig hoofd was afgeſlaagen , De mond noch driemaal Jezus zei , Zo diep in ' t heilig Hert gedraagen. Ô Jezus! die van eeuwigheid ,

3 In VOOR ZA N G. In't eeuwig , eind'loos, ongemeeten , Den grooten Zoon des Vaderszyt, Een heilig liefden - licht geheeten ; Doe uw geſpeelverdorven was , Woud gyze, uit liefde , niet verlaaten , Op dat de Elendeweêr genas , Ontfloot zich't wonder , boven maaten , God heeft de waereld zo bemind , Dat hy zyn Eenigen GEBOOREN Beminden Zoon , en heilig Kind , Gegeeven heeft, om't kwaad te ſmooren. God gaf, om't zwaare werk, des Noods, Niet , Een der Zoonen, maar dien EENEN : Dat is wat heerlyks , en wat groots ! Den armen Menſch tot heil verſcheenen. Den JERUBYN , zo hoog en ſchoon , Uit God gebeeld , van zyneKrachten , Is ook GodsKind , en lieven Zoon , Gekroond met Koninglyke machten : Den menſch , van God zo zeer bemind , Uithem , en door hem , ſchoon geſchapen , Is ook GodsZoon , en waardig Kind, Omvreugde uit zyne deugd te raapen! Wie isdan deeze ? hoog en waard ! Van welke zich het Woord laat hooren , Opzulken hoogen ſchoonen aard ; God GAF ZYN EENIGEN GEBOOREN ? Hier VOORZAN G. Hier word geen Beeld’lykheid betracht, Wy moeten't Deel van ' t HEEL verlaaten , Het Wezen Gods beſtaat in kracht , En boven alle form en maate. Verheft het beeldeloos gezicht, En ziet door Kreatuuren heenen : Wyweeten van een eeuwig Licht ! Waar heeft dat eeuwig uitgeſcheenen ? God is een ſcherp VERTEEREND VUUR: Daar is den Vader, en den ZOONE : Betracht de werkingderNatuur, Die zal't , in haaren Spiegel, toonen ; God is een “Vuur, een "Licht,een GEEST, Zeer onderſcheiden in 't betrachten , Van eeuwigheid maar een geweeſt, Beſtaande in driederleie krachten. Het heilig licht der Majeſteit , (Niet hier of daar , maar ongemeeten ,) Is 't lieve Kind van eeuwigheid , Niet uit te ſpreeken noch te meeten. Dat is dien grooten eeuw'gen Zoon, Van de ondoorgrondelyken VADER, De Welle van al't Hemels ſchoon , En aller vreugde en deugden ader. Het Licht is vriend'lyk , zoet en zacht, Een uitvloet, geeven , mede-deelen , Gelyk een balſemende kracht , Om a Heb:XI:: 19. b 1 Joan: I : 5, cEvang: Joan: IV: 24 . 1 4 VOOR Z ANG. 1 Omwrang , en ſtrang, en zuur , te heelen . Dat was den Oli die daar vlood , Tot heil van Adamszwaare wonden ! In de allerhoogſte en diepſte nood, Alsnergens uitkomſtwierd gevonden. Op dat de krankheid weêr genas , Is't lieve Kind, yan'teeuwig leven , Geworden dat het niet en was , En echter dat hetwas, gebleeven. God is geopenbaart in't vlees, Enals een's Menſchen Zoon bevonden ; Op dathy't VadersHert bewees , Om't overzwaare werk der zonden. Ziet Bruid , wie dat den Bruigom zy! Geen ſchoonſte van de Jerubynen , Het moet hier altemaal voorby , En laațen't Herte Gods verſchynen. 't Is Jezus! eeuwig uit de KRACHT , Gelyk een Balſemdauw , gereezen , Die 's Vadersvuurigheid verzacht , En maakt een lieflyk vreugden -wezen: Die heefthetſtrenge Toorenzuur, Dat in deMenſchheid was ontſtooken , Met goed , en Zoet van Gods natuur, Getempert, en den machtgebrooken , Dat is dien grooten Bruidegom , Zo klein in ned’righeid verzonken , Dat VOOR ZANG .' Dat de allerminſte , zonder ſchroom , În zyne liefde mag ontvonken. Hier geld nog ryk, noggroot, nog hoog , Noch goude kruin , noch wyze reden ; Maar een eenvoudig heilig oog , Om valſe liefde te vertreeden. Wat word den Minnaar overryk , Die zulk een Liefſtemag gebeuren ; De waereld is maar dreken flyk , Met al haar ſchyn en ſlechte leuren . Hy zelver is den grooten loon , En opgehoopten buit der ſchatten , Fontein en Bron van alle ſchoon , Van Hemels groote niet te omvatten. De Wysheid kieſt het beſte goed, Daar is geen beter deel te vinden ; Als deeze Paerel in 't gemoed , Die zal een knoop van welvaart binden , Die tyd noch eeuwigheid ontbind, Laat vaaren alle beuzelingen , Van't aards-gezinde hert bemind; Wymoeten hooger toonen zingen. Ach Bruidegom , die Jezushier ! Wywillen u in't Hert beminnen ; De waereld is de lieffte niet , Alſpeelt zy ſchoon voor onze zinnen . Gyzyt de waereld die ons haagt, 5 AI VOOR Z ANG Alſchynt Zyveel , gy zyt ons meerder , ' t Isloflyk die na't beſte vraagt, Aan's levens einde gaat hy veerder; Dedood ſnyd hem geen welvaart af, Maar laat zyn Morgenſterverryzen , Uit vlees en bloed , dat duiſter graf, Om's Hemels ruime lucht te pryzen. Dan breekt zyn Zon cerſt helder door, En laat geen avond meer verwachten , De Eeuw'ge Daag’raad doet zich voor , De vreugde klimt in alle krachten . Laat and're Minnaars dit of dat , Met luften , willen , en begeeren , Omhelzen , voor haarbeſte ſchat. ' t Isidelheid , en 't zal verteeren . Maar wie het eeuwig Liefden - Kind , Van ' t Eeuwig , Eind'loos , Ongemeeten , In 't binnenſt van zyn Hert bemind , Die heeft de rechte ſchaę bezeeten. Nog roeſt, nog dief, nogmot,nogdood Zal hem ontblooten , noch berooven , Alwat 'er dreigd , hier is geen nood ; Dat is een welvaart om te looven. Treed aan , al die zyn heil begeerd , Wat laat men zich noch langer nooden ? Aldie zyn rug dewaereld keerd , Word deeze Rykdom aangebooden. Ge VOOR ZANG. Gelyk het bloozend Morgen-licht , Al die haarrug na't Weſten keeren , Zo helder draagt in 't aangezicht, Zodoet de Zonneſchyn desHeeren . Keert uwes herten rug na de aard , Dan zal den Hemel ubedaagen , Die altoos lichte ſtraalen baard , En haar ontmoet , die naar hem vraagen . ô Allerſchoonſte Morgen Zon , Van alle eeuwigheid gereezen ; Wiens opgang nooit met tyd begon , Wieanders zouw de liefſte weezen ? Wegonbedachte waereldling, Verlieft op ſlechte beuzelingen , Uw liefſte is een nietig ding, Wat zouw men die ter eeren zingen ? Ofvraagt gy noch , zowel gemoed , In uw gedachten gaauw en ſchrander ; Wie hy , die onze liefde voed , Dan zoveel meer is , als een ander? Uw Lief isAARDE, en onze is God: Hier nooden wy'tbeſluit der Wyzen , Wie deelder isvan 't beſte lot , Het meeſt te lieven en te pryzen . Ontſluit uw innerlyk gehoor, Om't machtig onderſcheid te hooren , Op dat hetook uw luft bekoor, En VOORZANG, En van uw liefde werd verkooren. Wat brengt des waerelds liefdevoort ? Een korte vreugd , en lange Elende , Ontſluitendeeen naare Poort , Wanneer men komt aan 's levens Ende. ' t Is moeiten , onruſt, en verdriet , Wat rook , en wind , en vlugge ſchimmen , Voor Wat , een Vat , een idelniet, Behalven ' t naberouwent glimmen. MaarGod , dien ſchoonen Bruidegom, Zal meerder geeven als wy wenſen , Degeur en fleur, der vreugden -blom , Wiensopgang nimmer zal verſlenſen. Als Aarde en Hemel zal vergaan ; En worden als het was voor deezen ; BlyftGod , en't Goede eeuwig ſtaan , Onwankelbaar in werk en wezen. God fchiep de ziel tot zyn geſpeel, Om eeuwig nevens hem te leeven , Dat is te groot en over -veel, Om voor een aardſe vreugd te geeven , Van deeze Bruidegom en Bruid , Zongonzen boezem deeze Zangen , Wyſtroojen onze bloempjes uit , Gelieft ze kinderlyk te ontfangen. Niet als een werk van noodigheid , Dat gy tot leering diend te weeten , Maar VOORZA N G. Maar tot een ſpeeling in de tyd ; Van't vreemde land, door ons bezeeten , Opdat wy , langs dePelgrims-baan , Malkander Bloempjesmede-deelen ; En wyl wy trachten t’huis te gaan , Met hemelſe gedachten {peelen. Wyland're gaaren vrolyk zyn , In waerelds goed , en aardſe dingen, In mommery , en valſe ſchyn , En overvloed van beuzelingen , Waarom zouw onze Eenvoudigheid , Niet onderweeg , met grootverheugen , Langs 't pad , dat na de vrede leid , Van Hemels-wezen ſpreeken meugen ? Daar's menſchen hertmeêis vervuld , Daar vloeid en loopt de mond van over, Gelyk gy altyd hooren zult , Ofgoed , of kwaad , ofryk , of ſober. Van dit , van dat , van dus of zo , Van weelde , welluſt en vermaaken , Van rook en wind , van kaf en ſtro , Van drek en ſlyk , en aardſe zaaken ; Ofook van God , van goed , vandeugd, Van liefde , goedheid en genade , Vanhoop,van trooft,vanvrede envreugd, Van 'sHeeren weg , en ' s Hemels paden. Elk Wel-bron giet zyn water uit, Of V O ORZAN G: Ofdit, of dat, al wat het leven , Van binnen in't begeeren ſluit, Dat wil't ook in den uitvloed geeven . Een ander ſpreekt van gelden goed , Van luſt , van vrees , van kryg en vrede , Van winſt , van voor- of tegenſpoed , Van zee , van landen en van ſteden : Maar wy van Jezus, 't liefſte Kind. Ach Jezus! Jezus! brood der Zielen ! Van alle hong’raars zeer bemind , Diein de naam van Jezus knielen . ÔGroote Ignaci, kloek in ſmert , Voorleeuwen -brulling zonder vreeze , Liet gy inuw doorkerfde Hert, DeGoude Naam van Jezus leezen , ' t Gevalt ons ſchoon, en ſmaakt ons zoet, Hyſtaat ook in ons hert geſchreeven , Ofwybegeeren't in't gemoed , Want Jezus is des herten leven : Wywillen vrolyk zyn in God , Albaard de pelgrimsweg veel zuchten , De hoop beloofd een dierbaar lot , En doet het ongenoegen vluchten. Hebt goede moed die God bemind, Hynoemdzyn eigen zelven Vader , Watzyt gyeen gelukkig kind, Stap voort , gy komt uw erfdeel nader. Dic VOOR Z À NG: Die een Monarch , van 't aardſe Heel, Mogt vader noemen , door geboorte, Dat had een ſchyn van groot en veel, Als ging hyin , door gulde poorten : Maar zwyg van zulken kleinigheid , Daar 't levenGod magVadernoemen ; Dien allerhoogſte Majeſteit, In eeuwigheid niet uit te roemen . Ach onze Vader, die daar zyt, In't Hemelryk , zo uitgenomen , Maakt ons gemoed voor u bereid , Opdatuw Koningryke kome , Ach Vader! Vader ! goed en groot; Gy zult uwkind'ren niet verlaaten , Altobt de Duivel, Hel, en Dood , Uw macht is boven alle maaten . Wel aan dan Pelgrimswaar gy woond , Door God geraakt tot open oogen , Die u het Spoor ten Hemel toond , Maar wel gemoedigd voortgetoogen ; Tot datwyin hetVaderland, Malkandervriendelyk ontmoeten , Enmet een t’zaam -gevlochten hand, In't eeuwig Vreugden -Rykbegroeten. En of wy in dit jammerdaal Malkander kennen , zien , noch vinden Op't eeuwigduurend Bruilofts-Maal, Daar VOOR ZAN Ĝ . Daar worden wy bekende vrinderi. Ach Heer ! wat zalme'er vrolyk zyn , In God en Goddelyke dingen ; En met de ſchoone Serafyn , Dat hooge lied , van liefde zingen ! Weeft ondertuſſen wel-gemoed , Gods liefde en kracht wil u geleiden , En zy een Lichter voor uw voet , Totdat gy komt van hier teſcheiden . Wy treeden met malkander voort, Naar' t zalig Land vanvrede en vreugde. Beminde mede-Pelgrims, hoort , Of u dit bloempje wat verheugden , Enuwen reuk verkwiklyk werd , Dat uwe liefde my wouw loonen , Zowenſt myJezus in myn Hert, Dan zult gy goedevriendſchaptoonen. Dat hoogtte en diepſte Liefde-Punt Van't Herte Gods, voor ons gegeeven , Datword u ook van my gegunt , In merg en been , van't Zielen -leven . Vaar wel in God, het eeuwig Goed , Vaar eeuwig welin Jezus Naame, Op dat u al zyn heil ontmoet, Ja , aan onsWormpjes altezaamen , Om't bloed van Jezus Chriſtus, AMEN. J. LUIKEN. VON γ ο Ν Κ Ε Ν DER LIEFDE JEZUS , Van het God-begeerende Z I EL EN- V U U R. 2 V Ο Ν Κ Ε Ν I. Wat is 't Leven ? JUNE 1.L. Alle vlees veroud gelyk een kleed : want het verbond van de eeuwen aan , is dit : Gy zult den dood ſterven . Syrach XIV: 18. Want alle vlees is als gras, en alle heerlykheid des menſchen is als een bloeme des gras. Het gras is ver dord , en zyne bloem is afgevallen . 1 Petr:I: 24. Myn DER LIEFDE JEZUS. 33 Myn dagen zyn lichter geweeſt dan een Wevers Spoel. Job VII: 6. Dit oogenblik of Punt, teruggekeeken ; Weg is de tyd van dertig , veertig jaar , Gelyk een Pyl, of wind voorby geſtrecken , Enalseen droom , of’t nooit geweeſt en waar Zois't , tot nu ; en even zal’t ook weezen , Aan's levens Eind , in ' t uurtje van de dood ; Heeft dan de Ziel geen rykdom , uitgeleezen , Van Hemels goed , dan is het jammer groot : Uit is de droom , van alle aardſe dingen . De bitt're dood ſnydal het zichtbaare af; Weg gaatde geeſt , en laat de waereldlingen , Het vlees en bloed , dat vaart in 't duiſter graf. Waar is de weelde en vreugd , van't lange leven ? Zoſwelt een Bel van wa! er , fierlyk uit , Maar , in een blik , is alles weg gedrceven , Degoudetyd , is ſlechts , verydeltuit. Maar die geſtaag zyn zinnen en gedachten , In't Hemels goed , en’t Herte Gods liet gaan , Om met dat zoet , zyn bitter te verzachten , En trok zyn Ziel met ſchoone deugden aan ; Wel hem , als’t Eind des levens komt voorhanden , A 2 Dc 4 V Ο Ν Κ Ε Ν De naare droom , van't aardſen , is voorby , Zyn Geeſt word losvan kerker , en van banden , De ſtryd is uit , de moeite aan een zy. De dood mag vry het dubbeld leven ſcheiden , Van de eeuwigheid , en tyd , aan een geknoopt ! Elkgaat zyns weegs ; De Ziel in haar bereide Hoogwaarde vreugd , daar zy op heeft gehoopt. ô ! Onderſcheid , hoognoodig te overweegen , Wat is ' t gevolg van's levens Einde groot ! God meent het wel ; Ons leit'er aan geleegen. Wat is op aard gewiffer als de Dood ! Heilig Antwoord. Ik ben de opſtandinge, en het leven : die inmygelooft zal leeven ,alwaar hyook geſtorven : En een igelyk die leeft, én in mygelooft, zat niet ſterven in der eeuwig beid . Joan: XI: 25,26. TOE DER LIEFDE JEZUS. s Το Ε Ζ Α Ν G. Zietdanhoe gy voorzichtiglyk wandeld , niet als on. wyze , maar als wyze. Den tyd uitkoopende , dewyl de dagen boos zyn. Eph: V : 15,16 . Toon : Niereja : of X Geboden. A Is and're zyn in vreugd verbeeven , En ſpillen haaren gulden tyd , Van 't vluchtig en onzeker leven , Door veelerleie idelbeid , 1 . 2. Zo laat ons met bedaarder zinner , Bedenken ' t korte jaar -getal, En wat daar in is te overwinnen, En wat het namaals weezen zal. 3. Wat mag een weinig weelde baaten , Wat helpt een weinig id'le vreugd ? In't Eindje moet men 't al verlaaten , Dan gelder niet als waare deugd. 4. ô Deugd! Schoonſte Bloem op aarde , Wat is hy wys, en waarlyk ryk , Die u voor zyren ſchat vergaarden , In plaats van aardſe drek enNyk. 5. Gyſpant de kroon van alle dingen. En voert uw eig’naar door den dood, In 't ſchoon getalder Hemellingen , Daar is by eeuwig buiten nood. 6. ô Deugd! zo wyd en breed te roemen , Wie kan uw hooge waarde noemen ! A 3 Niet 6 V O N K E N 11. Niet Ontydig 1 I.L. ó God breng ons weder ; laatuw aanſchyn lichten , to zullen wy verlost worden . Pſalm LXXX : 4. ' t Licht is voor den rechtvaardigen gezaaid. Pſalm XCVII: 1 . Den oprechten gaathet licht op in de duiſternis. Pfalm DeHeere is God , die ons licht gegeeven heeft. Pſalm Geneeſt CXII: 4. CXVIII: 27. DER LIEFDE JEZUS. 7 gentezen worden. Geneeft my , Heere, zo zal ik Jer: XVII: 14. Gelykde Zon de onrype vrucht beſchynt, En meteen ſchat van vriendelyke krachten Doorbalſemt, dat de wrange aard verdwynt , Tot ſmaak der geen die op haar rypheid wachten , Zoook , myo God : DeZiel,in haar natuur , En wilden aard , uit Adamsboom gebooreri , Is wrang en wreet, door.bitterd , ſtraf, en zuur , Onaangenaam om ’ t proeven te bekooren. Wat eiſt haar nood ? Wat anders , als de Zon , Die eeuwig , uit de ALLE KRACHT, gercezen , Met vriend'lykheid de ſtrenge macht verwon , Zyn balſem kan de onrype Ziel Gy moet het doen , ô God ! myn Zonneſchyn : Uw Goed , en Zoet , en angſtverkwikkend leven , Moet myn Natuur een temperantſy zyn ; Ik moet myn Zuur , en gy uw Zoetheid geeven, Ô God , myn lief, doorſtraalt den wilden aard . Wyzuchten , om inuwen proefte ſmaaken , Als vruchten, door uw heilig licht herbaart , Op dat wy ook uw vriend'lyk hert vermaaken. Ô God , geneezen. Em am im A 4 eft 8 V ο Ν Κ Ε Ν Ô God, myn lief, myn ſchoone Morgenſtond , Maakt ons een vrucht, die ſmaakt in uwen mond. Heilig Antwoord. Voorwaar, voorwaar zeg iku, ten zydat iemantwe derom gebooren worde, hy en kan het Koningryke Gods niet zien. Joan: III : 3. TO E Z A N.G.- Alzo liefheeft God de waereld gehad ,dathyzyn eenig geboorne Zoone gegeeven heeft. Joan : 111: 16. Toon : Ô Nacht , jaloerſe nacht. HeZielje dat was krani, en neigde zich totferven'; Waar was tot haar der hulp, die groote Medicyn , Om voor te komen’t lang, ja eeuwige verder ven ? Dat moeſt de diepſte liefd ', uit'sDadersHerte , zyn. 2 . Opdathet Zieltje doch in eeuwigheidzouwleeven. WierddeezeMedicyn zo wonderlyk bereid , Om't angſtelyke vuur des levens in te geeven , Tot een geneezingskracht , voor alle eeuwigheid . 3 . Hetgrootſte wonder kwam , uit de eeuwigheid te vooren : God , en de Menſchheid , wierd , in Eenheid , openbaar; Dat was IMMANUEL , den menfch tot heil gebooren ; Nochging het wonder voort , tot dat het vaardig waar : 4. In armoed , kleinheid , Necht , gelaſterd, en beloogen , Belangt ,geplaagt , vervolge gebracht in angſt, en nood . Ge DER LIEFDE JEZUS. 9 Gehaat, verſmaad , beſpot , gegeefelt , en beſpoogen , Gepynigt , en gekneld , gekruiſigt, engedood, HoogwaardigMedicyn , in eeuwigheid gepreezen ! Wat deed den Vader al , omſyn verlooren kind ! Vanbooft tot teen verſeert, metbalſem te geneezen , Hoeheeft diengrooten Godhet wormpjezo bemind! 6. Gaap kranke vuur .Ziel, gaap , laat u niet langer nooden , Neemt deeze Medicyn , van liefde toebereid , Uwzeer vervallen ſtand , zo mildlyk aangebouden , Op datgy wordherſtelt , in alle eeuwigheild. 7. Die'tluft die komt en neemt, de deur van heil ſtaatopen . Watvraagtde Bruidnoglang, na's Bruigoms roodgewaad? Dat Hemels purper washetGoudom u te koopen,

Behalven dit , was uw elendigheid geen raad .

8. Heb lief, verlofte Ziel, heblief, die u beminde ,

  • Hy is de ſchoonſte , ja , van alle die daar zyn ,

Begraaft uw ſchatinhem , gy zult zeeeuwig vinden, Ach Jezus ! Bruidegom , en Zielen -medicyn ! 9. Wat zyn't voor plaatſen , die als morgenſterren blinken ? ô Bruidegom des heils , ons weeten teld'er vyf! ’t Zyn liefde tekens , die ons onheil deeden zinken , Vyfwonden van het kruis, aan’t overheilig lyf: 10. Dieſtaan tot een triomf, om eeuwig op te haalen , Een ſtof , van prys en lof, van't herlig aangezicht, Terwyl uw Majeſteit, metgloetenglans van ſtraalen , Het bert tot vreugd verwekt , in God , dat liefden-licht. A 5 ' t Ver 10 V Οο Ν Κ Ε Ν III. 't Verborgen goed , Trekt ons gemoed. FE ☆ (

  • xt

Dewyldan deeze dingen alle vergaan, hoedanige be hoord gy te zyn in heilige wandelen Godzaligheid, Il Petr: 111: 11 . Een DER LIEFDE JEZUS. Een ding is noodig. Luk: X: 42 . Neeneen ,, Alles wat men zier , Gy zyt myn liefſte niet. Het ecuwig Niets; iets , boven alle zinnen , Een AL , daar ' t al af kwam , Wat ooit beginſel nam , Is’t goed , en zoet, dat wy zo zeer beminnen . Al is het Ryk der tyd , Bezonder groot en wyd , Noch is het onstenaauw , en eng van paalen : Wat baare ik menig zucht , In God , die ruime lucht , Myn ademtocht in ' t Zielenvuur te haalen. 't Is waar , Ô waerelds Ryk ! Wy zyn in uwen wyk , En't vreemde land van uw gebied , gebooren , Maar ' c vuur der eeuwigheid , Beſlooten in de Tyd , Wil zich , in de as van ' t vlees niet laaten (mooren . Gy ſtaat wel op uw Recht , Dat ons Gemoed , als knecht , Enonderdaan , zouw danſen , naaruw pypen , Maar hier in zyn wy ſtout , Hoe -id. 12 V ο Ν Κ Ε Ν Hoe zeer gy ' t tegen houd , Opban , en boet , om God na't Hert te grypen . ô God , myn waardig pand , Myn rechte Vaderland , Hoe lange, ach ! hoe lange zal't noch duuren , Dat myn verliefd gemoed , In ' t grove vlees en bloed , Naar u , myn lief, zal vonken ende vuuren ? Want alles wat men ziet , Is myn beminde niet. Heilig Antwoord. Watbaat heteen Menſch, zo hy degeheele waereld wint , en lyd ſchaade zyner Ziele ? Of wat zal een Menſch geeven tot loſſing van zyne ziel ? Matth: XVI: 26. Waaruwen ſchat is , daar zal ook uw herte zyn. Luk : XII: 34. TOE. DER LIEFDE JEZUS. 13 TO E Z A N G. Wyprediken Chriſtus den gekruiſigden. 1 Kor: I: 23. Toon : Laat krygen en ſchanden . of : Ik hoorden deesdagen , enz. Wie hangt er zodeerlyk , geteiſtert, geſchonden , Roosverwig , vol ftriemen en wonden , Tot ſmaadbeid en ſchande , aan’t kruishout verheven , Wat heeft hy , wat heeft by misdreeven ? 1 . 2. 2 cb : 12. Dat is'er het Nachtlam , zo heilig gebooren , Tot breeking , en leling van tooren : Zyn misdaad is liefde , uitvloejen en geeven , Dat koſt bem , dat koſt hem zyn leven. 3 . Koft dat bem zyn leven , die ſcboonſte van allen , Hoe is by in't lyden vervallen ? Of is het uit liefde, en heilige minne; Wat zal hy daar mede dan winnen ? 4. Wat anders als 't leven der eeuwige Zielen , Die droevig in Zonden vervielen , Op dat hy de ſchulden verzoene en Zo druipen zyn handen en voeten . 5. Ach Jezus , beminde , hoogwaarde, en schoone , Wie zal u , wie zal u beloonen ? Uw weldaad die gaat ons vermoogen te boven , Wy willen u pryzen en looven. boete , E. Zo 14 ν ο Ν Κ Ε Ν Y IV. Zo als de mond is. U Werktniet [om ] de ſpyzedie vergaat,maar ſom ] de Spyze die blyft, tot in het eeuwige leven , welke den Zoone des menſchen u geeven zal : want deeze heeft God den Vader verzegelt. Joan: VI: 27. Ik DER LIEFDE JEZUS. IS Ik ben het brood des Levens. Joan: VI:48. Myn Vlees is waar’lyk Spys , Myn Bloed is waar’lyk Drank ; Wie van my eet , zal eeuwig leeven. ô Woord , als Brood , en Wyn , Van Goddelyken klank , Uit ' s Vaders Hert , de Ziel gegeeven . Ja Jezus ! God , myn lief , Wy hebben 't wel gehoord , Het luft ons , door een ſtaậg begeeren , Te ſpyzen van dat zoet , En vriendelyke woord , Wilt gy den honger ſteets vermeéren ; En doet myn ziel , uit u , Met Hemels Weezen aan , Op dat zy ' t beeld der Godheid draage , En 't vlees , als grove ſteen , Met goud mag zwanger gaan , Tot gy 't onreine af zult vaagen : Zo word de menſchheid , door De Godheid , weêr vergood , En in zyn eerſte graad verheeven , Om eeuwig in Gods Hert , Bea 16 V Ο Ν Κ Ε Ν Bevryd voor nood en dood , Als in zyn Element te leeven. ô Eenig Element , Van eind'loos goed , en zoct , En ſchoone wond'ren , boven maaten , Wy zien met hoop en vreugd , Uw weelde te gemoet , Wanneer wy deeze vier verlaaten. Ach Hemels woord , als Brood , en Wyn , Laat ons uw Gaſt geftadig zyn ! Heilig Antwoord. Ik ben dat leevende Brood , dat uit den Hemel neder gedaalt is: Zoiemant van dit brood eet, die zal in der eeuwigheid leeven. Die myn vlees eet, en myn bloed drinkt, die heeft het eeuwige leven : en ik zal hem opwekken ten uiterſten dage. Joan : VI: 51,54. TOE DER LIEFDE JEZUS. 17 A. T O EZ A N G. Komt herwaarts tot my alle die vermoeiden belaſt zyt , en ik zal u rufte geeven. Matth : XI: 28. TOON : Sulamithe. cb hoe vriend'/yk laat de Heere Zyn liefden Woord, uit ' s Vaders hert gebooren , Het menſcb'lyk leven hooren ; Of zy hem fihoon , beminnen , noch begeeren , En haaren rug toekeeren : Hy laatze roepen , en volgt haar op de hielen ; Keert maar weder, keert maar weder , keert maar weder, arme Zielen .. Gaat niet verder in ' t doolen , Want voor u heen worit anders niet gevonden Als 't Eind van ' t pad der Zunden , En achter dat , zo heim'lyk en verboolen , Leid Eeuwig Leed verſchoolen : Waarom Elendig, daar heil word aangebooden ? Keertmaarweder, keert maar weder , keert maar weder , op het nooden . Zoekt gy weelde, en vrede ? Gy moet het kwaad, der Zielen rug toekeeren , En 't aanzicht na den Heere : Uw devens Weg recht anders om betreeden , Tot Zy word afgeſneeden: Dan valt uw Ziele haar vader in zyn armen , Van genade , van genade, van genade , en erbarmen . Laat u raaden , ô Leven ! Van de Eeuwigheid verknoopt en vaſt verbonden ; En dient niet meer de zonden , Maar hem die u het wezen heeft gegeeven , En tot zyn kind verheven ; Want hier bezyden is jammer en Elende , Waar wy keeren, waarwykeeren , waar wy keeren , Ofons wenden . B Het 18 V Ο Ν Κ Ε Ν V. Het ſcheeld veel ! I'M TL De Zonne wanneer men ze aanſchouwt,verkondigd God in haaren opgang : Syrach XLIII: 2. En dit is de verkondiging, die wy van bem geboort hebben en wy u verkondigen , dat GODeen LICHT is, en gants geen duiſterniſſe in hem en is. 1 Joan: 1 : 5. Gelooft DER LIEFDE JEŻ U S. 19 Gelooft in het LICHT, op dat gy kinderen des lichts meægt zyn . Joan: XII: 36. OSolus!Pait , van grooteheerlykheid : En ſchoonſte kind , van alle tydelingen ; Die met uw Licht , en Glans van Majeſteit, Als een Tinctuur, gelukkigd alle dingen ; Wat beeld gy ſchoon myn allerliefſte af! Wat liefſte ? Ja ! Wie anders als die ſchoone , Die u ontſtak, en aan de waereld gaf , Om als een Hert in haar natuur te woonen ! Hy is het Hert in de eeuwige ALLE-KRACHT ; Die Vader hiet oneindig , ongemeeten , Die ' t leven der geſtalten zo verzacht , Dat zy van niets als louter vreugde weeten : Zo wat gy doet en werkt hier in der tyd , Tot vreugd en deugd, tot vruchtbaarheid en leven , Dat doet myn Lief in ' t ruim der Eeuwigheid , Wiens groote nooit bedacht word , noch omſchreeven . Maar ach ! hoe word het onderſcheid verhaald ? Gelyk als gy Gods licht komt uit te beelden , Zo heeft men u met houte kool gemaald . O Zonneſchyn van Goddelyke weelde ! Oneindig licht van ' t Vaderlyke vier , Dat Jezus hiet ; van Eeuwigheid gebooren , - , Door ' t Eeuwig ruim van ' t hennelſe Refier , B2 Als 20 ν Ο Ν Κ Ε Ν Als honingdauw , door aller Eng'len Kooren ! Wie anders , zouw der Zielen liefſte zyn ? Myn God , myn Goed , myn Element en leven , Myn Morgen-Ster , en held're Zonneſchyn , Het luſt ons hert , u eeuwig aan te kleeven. 1 Heilig Antwoord. Maaktu op , word verlicht , want uw licht komt : En de heerlykheid des Heeren gaat over u op. Jez: LX: 1 . En aldaar en zal geen nacht zyn , en zy zullen geen kaarſe noch licht derZonne van nooden hebben : Want de Heere God verlichtze : en zy zullen als Koningen beerſen in alle eeuwigheid. Openb: XXII: 5, TO E Z A N G. Die den Zoone heeft,dieheeft het leven . 1 Joan: V: 12. Toon : 6 Chriſtus laat den dageraad. . W at gy bemind , dat min ik ook ; Acb allerdiepſte Grond, Fontein en Ader ! Onnoemelyke kracht , en Vader , Uit wien 't gewas van ' t al en al ontlook. Dat Kind des Luchts , van Eeuwigheid , Zo ſchoon gebooren uit uw Vuurigheid, Waar in gy Schept uw hoogſte welbehaagen , Dat is het geen , Daar wy na vraagen , 't Bloempje dat ik meen . Dat DER LIEFDE JEZUS. 21 Dat Kind, datſchoonſte liefden Kind, Dat u van Eeuwigheid in ’ t licht verklaarde, En uit het noem'loos openbaarde, Waar in gy ' t Eind van uw begeeren vind : Dat is dePaerel en ' t Juweel Dat wy begeeren tot ons herten deel : Ach Vader lief ! belieft het ons te geeven , Op dat zyn licht In ons mag leeven , Voor uw Aangezicht. Zyt gy dat Eeuwig Baaren niet ? Uit wiens verborgenheid dat alle dingen , Als uit haar diepſte wortel dringen , Waarom gy ook met recht een Vader biet : En zyt gy niet zo na als vert ? Ook in het middelpunt van 'smenſchen bert; Ach ! laat dan ook aldaar uw uitverkooren , Beminden zoon , Doch zyn gebooren , Als hethoogſte ſchoon. Ach Jezus ! koſtelyk kleineod , Gy zyt de Bruid, of Bruigom ;den Beminde ; Het luft ons , u in't hert te vinden , Daar ons begeeren u door zuchten nood, Trek aan , ổ Levens-Vorſt trek aan , Dat alle Deuren voor u open guan ; U hoort de plaats, doet al betvreemde wyken; ộ Majeſteit ! Opdat hetblyke Dat gy Koning zyt. B 3 Hot V ON KE N VI. Het tweede is beter. It ht PU Als ſtervende ,en ziet wy leeven. 2 Kor : VI: 9. Doodet DER LIEFDE JE ZU S. 23 Doodet dan uwe leden die op de aarde zyn . Kol: 1II : 5. JEa Lichter ! of wy u niet hoorden , Wy zien wat uw geſtalte doet ; En uit uw werkelyke woorden , Verſtaan wy u , in ons gemoed : Gy ſterft , om uit uw dood te geeven , Terwyl uw duiſter lyf verdwynt , Een beter , ſchoonder, fynder leven , Dat uit uw ondergang verſchynt. En of wy 't niet met onze handen Begrypen , als uw wezentheid , Daar 't zoete licht , door 't vuurig branden Zich in de kamer uit verbreid , Noch zyt gy beter voor de zinnen , En aangenaamer in ons hart , Zo dat wy , door 't verliezen winnen , En krygen helder wit , vour zwart. Als zo de ſtomme dingen ſpreeken , Hoe zouden wy niet wyl'iyk zyn ! En luiſt'ren na haar krachtig preeken , Zo helder als de zonneſchyn. Waarom en zouden wy niet ſterven ? MTI al B 4 Aan 24 ν ο Ν Κ Ε Ν Op dat wy , Aan onze valle levens aard , Vol duiſterniſſen en verderven , Zo aangebooren, als vergaard : door dat grof verliezen , Verkrygen fynder levens Geeſt, Veel aangenamer in ' t verkiezen , Als de eerſte lompheid is geweeſt Wiens onbetaſtelyke wezen , Het gryp'lyk overtreft, zo veer , Als ’ r licht , dat uit de kaars verreezen , ' ? Veel ſchoonder is als was , of ſmeer : En wy in Gods genadige oogen , Verſchynen , als een vriend'lyk licht , Dat dood , en duiſternis ontvloogen , Mag ſtaan voor 't heilig aangezicht. Ach ! Eeuwige oorſprong van ons leven , Wilt ons uw kracht en wysheid geeven. Heilig Antwoord. Voorwaar, voorwaar zeg iku , Indien het tarwen graan in de aarde niet valt en ſterft , zo blyft het zelve alleen : maar indien hetſterft,zo brengt het veel vrucht voort. Joan: XII: 24. TOE . DER LIEFDE JEZUS. 25 TO E Z A N G. TOON : Hoe dus bedroefd Leeuwerk . OTent Tent van vlees vlees en bloedloed!! Die wy dus lang bezaten , Als vreemd voor ons gemoed; Zo шу u eens 'verlaaten , Hoe luftig zal dat ruimen ! Zo breekt een leeuwerk uit , En dryft op zyne pluimen , Daar bem geen trali fuit. ó Koninglyke hoop ! Hoe balſemt gy het leven ! Ofweelden honing droop ; Men zouw 't ' er niet voor geeven . Ach kon men 't haar verbeelden ! En dat het wierd geloofd , Die zich in aardſe weelden Verdiepen over ' t hoofd. ô Ruimte zonder End ! Elk blikje komt gy nader; Gy zyt ons rechte Elment, Ons Vaderland en Vader : Ach ! dat wy ons gedulden In 'tNot van vlees enbloed, Tot God ons End vervulde , Ex ' t deurtjen open doet. Feet B 5 OF 26 V ON KEN VII. Of op , of onder. heslo Hoewel onze uitwendigeMenſch verdorven word , zo word nochtansde inwendige vernieuwt, van dage tot dage. 2 Kor: IV: 16. Vernederd u voor den Heere, en by zal u verhoogen . Jak : IV : 10 . Die DER LIEFDE JE ZU S. 27 Die bem zelven vernederd , zalverhoogt worden. Luk: XIV: 11 . Wyweeten ' t wel wat gy wilt zeggen , ô Diepte , daar men water ſchept ! En ons gemoed komt voor te leggen , Wanneer men aan uw keting rept: Uw Scheppers zyn aan een verbonden , Wel vaſt , met menig yzer Oog , Dies , als den eenen gaat te gronde, Zo ryſt den ander naar omhoog ; Zyn zinken doet den ander ſtygen ; Zo is ons dubbeld leven meê , Dat wy van de eerſten opgang krygen , Verknoopt van aangenaam en wee. ' t Inwendig , en uitwendig leven , Hangt met een kering aan elkaêr, Om vaſt elkander aan te kleeven , Als of ’ t maar een geſtalte waar ; Zo dat , door 't willende beweegen , Of ' t Een , of ' t ander , ryſt of daald , Na dat de wille is genegen , Die aan de levens keting haald . Als 16. 28 V Ο Ν Κ Ε Ν Als vlees en bloed word opgetoogen In welluſt , weelde en idelheid , In luft van zinnen , oor , en oogen , Het rechte leven deezer tyd , Dan gaat de arme Ziel te gronde, Met al haar ingeſlooten kracht, En word , als in een put verſlonden , Daar zich onthoud een naare nacht. Maar als men ' e vlees doet nederzinken , Dan ryſt de Ziel , als uit haar graf, Om als een morgen- Ster te blinken , Voor hem , die haar het wezen gaf. Dit moet geſchiên van alle wyzen ; Weg vlees en bloed , zinkt na de grond , Dan zal 't inwendig leven ryzen , Als of het van den doode opſtond : Dat hangt natuurlyk aan elkander , Gelyk als de Emmers in den Put ; Als de eene zinkt zo ryſt den ander , Want dit gevolg word niet geſtur. Dies laat het logge vlees vry daalen , Al die voorzichtigheid beoogd, Zo zal den Geeft zyn adem haalen , Wan. DER LIEFDE JEZUS. 29 Wanneer zy word in God verhoogd. Hy is te pryzen en te looven , Die ' beſte deel verheft na boven. Heilig Antwoord. Want die in zyn zelfs vlees zaaid , zaluit het vlees verderfeniſſe maajen: maar die in den geeſtzaait , zal uit den geeſt bet Eeuwige leven maajen , Gal: VI:8. Dc jo V O N K E N VIII. De gunſt vergroot. IL Geeft den geenen die [ iet] van a bid, ſprak den geever des eeuwigen levens. Matth: V: 42. Ik ben dorſlig geweeſt, en gy hebt my te drinken gegee Voorwaar zegge iku , voor zo veelgy [dit] een van deeze myneminſte broedersgedaan hebt, zobebtgy [dat ] my ge Laan, Matth: XXV: 35,40 . ven . Die DER LIEFDE JEZUS. 31 Van water , Die getrouw is in’t minſte, die is ook in hetgroote getrouw . Luk: XVI: 10. Al was het maar een koele Dronk uit oprechter herten , Daar gy eens Pelgrims dorſtig ſmerten , Om Jezus wille , meê beſchonk , Gy zult uw looning niet verliezen . ô Vriendelyke hemels woord ! Van zulk een waaren mond gehoord , Wy willen u tot Heer verkiezen. Een kleine dienſt , en grooten loon ; Voor water, wynen , nooit volpreezen , En heilig Bloed , van hemels wezen , Der klaare Liefde ; Och ! hoe ſchoon ! Ach Jezus ! welbron aller vreugde, Fontein van alle goed en zoet , Ontſluit en opent in ' t gemoed Den Bron der aangenaame Deugden. Dorſt gy , naar onze broeder plicht , Van trouwe liefde te betoonen , En wilt een water Dronk beloonen , Met zegen van een groot gewicht, Die Wy 32 V Ο Ν Κ Ε Ν Wy dorſten ook naar uw genade, Als naar een levende fontein Van heilig water , hemels rein , Daar ' t Zielenvuur zich wil verzaaden . Uw zoetheid werkt in ons een dorſt , Door zo veel honing zoete woorden , Die wy van uwe liefde hoorden , Gelyk een kind aan 's moeders borſt. Wy denken aan die ſchoone Reden , Die 't Vrouwtjen uit uw mond vernam , Toen zy om Jakobs water kwam , Zo ver van huis , en ſtad getreeden : Zy wiſt niet wie den eiſer was , Tot uw gerade haar kwam leeren , Het levend water te begeeren , Dat heete Zielen Dorſt genas: Dat water van het ceuwig leven , Dat uit uw heilig hert ontſpringt , En 't bange levensvuur doordringt , Wil uw genade ons Eeuwig geeven. Hei DER LIEFDE JEZUS. 33 Heilig Antwoord. Dieeen een Profeet ontfangt in den naam eens Profeeten, zal den loon eens Profeeten ontfangen : en die eenen rechtvaardigen ontfangt in den naam eens rechtvaar . digen , zal den loon eens rechtvaardigen ontfangen. En zowie een van deeze kleine te drinkengeeft alleen . lyk eenen Beeker koud [water ], in den naam eens Diſcipels, voorwaar zegge iku , hyen zal zynen loon geenzins verliezen . Matth : X: 41 , 42. C Noch 34 VON KEN IX. Noch haalt het over . mini . Het geloove nu is een vaſte grond der dingen die met hoopt, [en ] een bewys der zaaken die men niet en ziet. Hebr: XI: 1 . Want al dat uitGod gebooren is, overwint de waereld : en dit is de overwinninge die de waereldoverwind, [naa melyk] ons geloove. I Joan: V: 4. Myn DER LIEFDE JEZUS. 35 41011 Myn Koningryk en is niet van deeze Waereld . Joan: XVIII: 36. Het Niet weegt zwaarder als het let , Dat is een wonder , die het ziet ; Hoe kan ' t een waereldling bevatten ? Noch echter is het klaar en waar , En voor de wyzen openbaar , Die trachten na verborgen ſchatten . Het let om hoog, en ' t Niet om laag , Dat is een wonderlyke waag , En onbegryp’lyk voor de zinnen , Die haar begeerte knoopen valt, Aan alles wat men ziet en taſt , En 't aardſe voor het hemels minnen. Maar 't edele verlicht gemoed , Met vaft Geloof, en Hoop gevoed , Ziet met bedaardheid zwaarder weegen , Dat voor de waereld is een Niet , Om dat men 't met geen oogen ziet , Een let , daar 't al in is gelegen. En daarom zynze dwaas en zot , En voor de waereldling belpot , C 2 Maar 195

36 V O N K EN Maar voor den Hemel zynze wyzen , By wie de onzichtbaare ceuwigheid , Het zichtbaar wezen deezer tyd , Met zyn gewicht , als kaf, doet ryzen ,. Want deeze waereld gaat voorby , En ' t Einde ſchuift haar aan een zy , Zo door de Dood , als in 't Gerichte ; Maar 't Wezen dat men hier niet ziet , Verandert nooit, noch ecuwig niet , Dat is een groot en zwaar gewichte. Het heet een Niet , en ' t is het AL , En meer als iemant ſpreeken zal , Waar uit het alles kwam te vooren , Wat ooit of ooit het oog bezag , Wat is , of was , of komen mag, 't Is al uit deeze grond gebooren. Daarom , ô blinde waereldling , Al is ' t voor u een wonder ding , En ook belach'lyk voor uw' zinnen , Het is voor hem zo wonder niet , Die uit verklaarde oogen ziet , Om 't waare goed voor ſchyn te winnen. Gelukkig zynze die ' t beminnen. Hei DER LIEFDE JEZU S. 37 Heilig Antwoord . Enhebt de waereld niet lief , noch 't geene in dewae reld is : zo iemant de waereld lief heeft , deliefde des Vaders en is niet in bem. Want al dat in de waereld is, [namelyk ] de begeerlykheid des vlees , en de begeer lykheid deroogen, en de grootsbeid des levens, en is niet uit den Vader, maar is uit de waereld. En de waereld gaatvoorby, en haar begeerlykheid :maar die den willeGodsdoet, blyft in der eeuwigheid. I Joan: II : 15, 16, 17. C3 't Ver Hei 38 V O N K EN X. ' t Verheugt de Engelen. 7 Wy dwaalden alle als Schaapen , wy keerden ons een iegelyk na zynen weg. Jez: LIII: 6 . En DER LIEFDE JEZUS. 39 En vreeft niet , gy klein kuddeken . Luk: XII: 32. Kan gezongen worden op , o Kersnacht. Wie washetSchaapje, dat ging dwaalen, En doolen , buiten ſpoor en paalen , Door 't woefte veld , en wilde woud , Zo ver van huis , in vreemde Oorden , In prykel van een wreed vermoorden , Wyl zich den Eeter daar onthoud. Ik was het zelf, en ging al verder , Maar gy , myn allergoedſte Herder , Hebt my zo trouw'lyk opgezocht, En eindeling met vreugd gevonden , Eer my de Wolf noch had verflonden , En op uw ſchouders t’huis gebrocht. Nu luft ons naar uw ſtem te hooren , En na te volgen uwe ſpooren , Op dat wy 't Zielverkwikkend Gras, Met koele hemels -dauw bezeeten , In uwe groene beemden eeren , . By ' t aangenaame bloem - gewas , En onder uwe hoede ſchuilen , Voor die , van heeten honger, huilen , der C4 En 40 V Ο Ν Κ Ε Ν En janken naar onnoozel bloed ; Maar zo wy van uw Staf niet wyken , Zy zullen van den roof niet ſtryken , Al zynze noch zo zeer verwoed . Ach goede Herder onzer Zielen ! Wy willen volgen op uw hielen , Uw Stem is honing , brood en wyn, En Oli , Melk , en alle zegen , Bewaard ons dicht op uwe wegen , Dan zullen wy gelukkig zyn. Gelukkig mag het Schaapje heeten , Dat onder uwen Staf mag eeten , En drinken uit de koele Beck Van klaare liefde, uit Gods Herte , Een balleming voor dorſtend ſmerte, 't Moeſt veel zyn , dat hier by geleek , Hoe zouden wy hem niet beminnen , En ſpeelen ſtadig met de zinnen , Op al zyn vriend’lyk goed en zoet , Die ons zo lief’lyk kwam te vooren , Doe wy , zo ver van huis , verlooren , Elendig waaren in 't Gemoed . Dat uwe Staf ons verder leide , Tot dat wy in de groene weide , Van DER LIEFDE JE Z U S. 41 Van 't heilig zalig Paradys, In wyte en eindelooze breete Nier uit te ſpreeken , noch te mceten , U eeuwig geeven lof en prys. Heilig Antwoord. MyneSchaapen hooren myne ftemme,en ik ken dezel ve, en zy volgen my. Enik geef haar het eeuwige leven : en zy en zullen niet verlooren gaan in der eeuwigheid , en niemant en zal dezelve uit myne handrukken. Joan : X : 27,28. . CS Dic 42 V O N K EN XI. Die God vertrouwt, Heeft wel gebouwt. Ziet , de landman verwacht de koſtelyke vrucht des lands, langmoedig zynie over dezelve , tot dat het den vroegen en ſpaden regen zal hebben ontfangen. Jak : V: 7. Ver DER LIEFDE JEZUS. 43 Verwachtende de zalige boope. Tit: II: 13. D.e Bouwman waagt het zaajen , Bouwman waagt En ſmyt zyn beſte pand, Verlooren over ' t land , Opgoede hoop van ſchoone vrucht te maajen : Was iemant daar ontrent , Zulk weezen niet gewent, Hy meende't rad der zinnen moeſt hem draajen. Zo willen wy ' t ook waagen , En ſmyten 's waerelds Ryk Met al zyn drek en llyk , Van idelheid en vleeſelyk behaagen , Des ouden Adams buit , Van onzen boezem uit , Want dit verlies zal goede vruchten draagen. Al kan hy ' t niet verzinnen , Die zyn gedachten ſpand, Oın door een gaauw verſtand , Des waerelds ſchat , en weelden Goed te winnen , Wy zyn ' er in geruſt , En zetten onze luſt , Om celte Lign 44 V Ο Ν Κ Ε Ν Om't waare goed voor ſchyn en rook te mionen . Vergaard geen ſchat ор aarde, Gaf iemant ons te raad , 11 Wysheid , zonder maat ; Die alles wiſt, in zyn gewigt en waarde: Zo wie zyn woorden houd, Heeft op een Steen gebouwd, En ſtaat geveſt , of’s woeden onweêr baarden . Hy kenden ons bederven , En wilt dat ons gemoed , Vervuld met waerelds goed , Niet was bekwaam om't hemels goed te erven . Hy maakte ons een Spoor En ging ons zelver voor , Al wie hem volgt zal’t eeuwig heil verwerven . Wat mogt het iemant baaten , Of hy de waereld had Gewonnen , tot een ſchat , En moeſt , helaas ! het Zielen - goed verlaaten ! Hier zeid de wysheid neen , ' t Was beter hier geen ſteen , Als dat wy zo het zichtbaar Al bezaaten . Ach Jezus onzen Heere ! Schynt klaar in ons gemoed , OP DER LIEFDE JEZUS. 45 Op dat wy ' t waare gocd , Uitſchyn verlies, in de eeuwigheid begeeren , En oogſten 't groot gewin Der lange Rykdom in , DeZiel tot vreugd, en uwen naam ter eeren . sen Heilig Antwoord. Die zyn leven lief heeft , zal't zelve verliezen : En die zyn leven haat in deeze waereld , zal 't zelve be waaren tot het eeuwige leven . Joan: XII: 25. 0. ren 2 are Nu ( ν Ο Ν Κ Ε Ν XII. Nu ſchynt het klaar. De wyze namen Oli in haare vaten met haare Lampen. Matth: XXV: 4. Uwen DER LIEFDE JEZUS. 47 Uwen Naam is een Oli die uitgeſtort word. Hooglied I: 3: Wat ſprak dien allerwyſten mond , In wien men nooit bedrog en vond ? Was 't niet , hoe dat wy zouden leeren , Van zyn alwaarde Majeſteit , Zachtmoedig en Ootmoedigheid , Al die haar Zielen ruft begeeren ? Wat zouw dat ſchoonen oli zyn ; In 's levens Lamp, om klaaren ſchyn , In ' s Bruigoms heilig Oog te geeven ! Wy waaren immers gaaren wys , Om ook dien koninglyken Prys , Te ontfangen , in het eeuwig leven. Ja overheilig Zielen -brood , Lam Gods, dat hemels bloed vergoot , Wilt gy ons geeſt'lyk voedſel weezen , Op dat het bitter en het zuur , Der wrange en wrevele natuur , Door uwe zoetheid word geneezen . Ons Zielen - vuur is zeer beluſt Naar uw beloofde vrede en ruſt , En 418 , V O N K 2 N Daar gy , En tracht uit uw fontein te drinken , Van ' s levens koele waterbron , Wiens Well van eeuwigheid begon , Op dat zy 't vuurig recht laat zinkers. Gy zyt dat heilzaam Vrouwen -Zaad , Belooft, om't heilloos Slange-kwaad , Op zyn vergifte kop te treeden : Dat moet geſchieden in ons hert , Op dat het uwen Tempel werd , Ô God , word aangebeden. Ach Jezus! allerhoogſte Zoet , Verzinkt u diep in ons Gemoed , En word in onzen Grond gebooren , Dat gy der Zielen Pacrel zyt , Die uit ons hert , in ceuwigheid , Niet wykt, of weder word verlooren. Wie ſpreekt der Zielen Rykdom uit , Die God tot Bruidegom of Bruid , Voor eind'loos eeuwig mag verkrygen, Benevens ' t gantſe Hemelryk , Waar is een Ding , hier by gelyk ? Waar ſpreeken geld , hier moet men zwygen. Op Maagden , 't is geen Naapens tyd , Eer ons de gulde Eeuw ontglyd, Gods DER LIEFDE JEZU S. 49 Gods liefde laat ons alle nooden ; Al wat de waereld geeft en bied , Verdwynt tot rook en idel niet, Ons word wat hoogers aangebooden. Ach God'lyk , heilig Hemels Bloed ! Weeft gy den oli in 't Gemoed , Op dat de Lamp des levens ( chyne , Als van een welbedachte Maagd , Die haaren Bruidegom behaagd , Én't naare duiſter doet verdwynen. Heilig Antwoord. Laat uwelendenen omgord zyn , en de Kaarſe bran dende. Er zyt gy de menſchen gelyk , die op haaren beere wachten , wanneer hy wederkomen zal van de Bruiloft, op datals hy komten klopt, zy hem terſtond mogen open doen . Zalig zyn de Dienſtknechten, wel. ' ķe de Heere, als by komt , zal waakende vinden. 35 Luk: XII: 355 36, 37 D Zo so V Ο Ν Κ Ε Ν XIII. Zo veel te waardiger. Gelykeen Hart ſchreeuwtna de water ſtroomen ;alzo ſchreeuwtmyneZiele totu , God. Myne Ziele dorſt na God, na den levendigen God. Pſalm XLII:2,3. Alle DER LIEFDE JEZU S. si Alle gy dorſtige, komt tot de wateren . Jez: LV: 1 . aterbeek van kriſtallyn , Zo koel by heete Zonneſchyn , Die ' t Oog tot op uw grond laat kyken , Terwyl gy van de hoogten af, Daar ' t wellen uwen oorſprong gaf, Door groene Beemden heen komt ſtryken , Wat zyt gy fris, voor ' t dorſtig hart , Dat in het wilde woud benart, Van jaagers , en van bitfe honden , Benaauwt , vervolgt en zeer geplaagt, Langwylig , op , en af gejaagt , Ten laatſten uitkomſt heeft gevonden , Nu hygt en zwoegt en jankt na vocht, Op dat het zich eens laaven moſt , En ' t afgeſloofde hert verkwikken : Hoe zalft gy zyn verhitte borſt , En laaft zyn overgruote dorſt , Op dat het niet behoeft te ſtikken . Zo zyt gy voor 't gejaagde Beeſt, En zo is God voor onzen Geeft, D2 Ver 52 V Ο Ν Κ Ε Ν Vermoeid van al het virnig jaagen , Die zuchten ende vluchten moet , In 't wilde woud van vlees en bloed , Beleid , met zo veel looze laagen. Ach Jezus ! koele water- vliet , Die u zo vriend'lyk aan ons bied , Wy willen uit uw beekjes drinken , Tot wy den jaager deeze tyd , Ontvlooden , in de eeuwigheid , In uwe volheid gants verzinken. Dan is de bange jagt gedaan , En 't lange ruſten gaat weêr aan , Geen dryver kan ons meer beroeren ; Wy graazen in een groene beemd , Daar nooit een tyd , de fleur afneemt; En ons geen vyand kan beloeren . Nu jaagd hy ons, en meend het kwaad , Maar ' t komt de goede wil te baat , Die vluchtende in des vaders armen , Zich uit de wildernis ontward , En ſchuild in Gods genadig hert, Van licht en liefde, en erbarmen. Daar zal de levende fontein , En eeuwige verkwikking zyn , Weg DER LIEFDE JEZUS. 53 Weg idelheid , van 't aardſe leven , Wy zoeken in uw ryk geen ruſt , Maar zyn op hemels heil beluſt , Om naar 't beloofde Land te ftreeven . Heilig Antwoord. Zo wie gedronken zalhebben van het water dat ik hemgeevenzal, die en zal in eeuwigheid niet dorſten , maar het water dat ik hem zalgeeven,zalin hem wor den een Fonteine van water , ſpringende tot in het eeu wige leven. Joan: IV :14. Zoiemant dorftet , die kome totmyen drinke. Joan : VII: 37 D 3 Dic 15 54 V Ö N K Ě N XIV. Die anders wil , Heeft ſtaag verſchil. Gybegeerd , en hebt niet: gybenyd en ivert [na dingen ], ende en kundze niet verkrygen : Gy vecht en voert kryg , doch gyen hebt niet, om dat gy niet en bid ; Gy bid , en gy en ontfangtniet , om dat gy kwalyk bid,op dat gy hetin uwe welluften doorbrengen zond. Jak : IV : 2, 3. Zo DER LIEFDE JEZUS. 55 Zo iemant achter mywilkomen die verloochene bem zelven. Luk : IX: 23. Kan gezongen worden op Pfalm XXIV . Elk zeid al wat: Bevind zich ict, In 't midden van een ſnelle vliet , Dar krachtig opwaarts is genegen , In wederwillen van de vloed , Die ſtadig na beneden ſpoed , Zo heeft hy 't gantſe water tegen : Maar houd hy 't wederwillen ſtil , En wil gelyk de vloejing wil, Dan is zyn ongemak geneezen ; Dan zal den gantſen Duitſen Ryn , En al zyn dropjes met hem zyn , En ' t zal als eenen wille weezen , Ach droevig menſchelyk gemoed , Hoe leefd en ſtreefd gy tegen vloed , En ſtroom , van 't groote God’lyk Willen ! Die uwen wille tegen gaat , Want hy is goed en gy zyt kwaad , Hoe kan dit anders als verſchillen ! Al is de breede en wyde vloed , D 4 Van 56 ν ο Ν Κ Ε Ν Van de Eyndelooze Godheid , goed , Noch is zy kwaad voor uw begeeren , Om dat zy eeuwig voor zich gaat , En nooit vereenigd met uw kwaad , Noch haaren loop niet kan verkeeren . Maar wild gy noch gelukkig zyn , Verlaat uw eigenwillig myn , Dan zyt gy van de laſt ontlaaden , De gantſe Godheid is u mee, En dryft u eind'ling in de Zee, Van 't eeuwig leven vol genade. Ach Stroom van alle eeuwigheid , Die niet als goed en vriend'lyk zyt , Hoe zoekt gy 't alles meê te ſleepen ! Gelyk het ook gelukkig word , Wat zich in uwe ſtrooming ſtort, En yan uw dryving word begreepen. Heilig Antwoord. Wie met my niet en is, die is tegen my : en wie met myniet en vergaderd, die verſtrooid. Match: XII: 30. TOE DER LIEFDE JEZUS . 57 TO E Z A N G. 1 Toon

Uit liefde komt groot lyden

. Of, ik ging op eenen morgen , Godi Tod is een eeuwig geeven , !

ten volle ſtroom van goed , Zyn liefde dryft ten leven , Vloeid weg , met deeze vloed

Verlaat de waereld en zyn ſchyn , En ſtaakt het wederſtreeven , Gy zult gelukkig zyn . 1+ 2. Gelukkig boven maaten , Die ' t God'lyk willen kielt , En alles wil verlaaten , Waar door men God verlieft. 't Was immers idelbeid en niet , Of wy't hier al bezaaten , Wat ons de waereld biet. 3. Neen overgoude dagen , Wy treeden in u voort , Op dat wy ' t leven draagen , Door de opgeſloten poort , En ons geen naberouw doorknaagd , Maar ' t eeuwig welbebaagen , Al't leet naar achter vaagt. Jet On 1 E DS Een 38 V O N K E N XV. Een kwaade grond , Een korte fond. Een iegelyk die deeze myne woorden hoord,en dezel ve niet er doet , die zal byeen dwaas Man vergeleeken worden , die zyn Huis ор het zand gebouwdheeft ſprakJezus de eeuwige wysheid. Matth: VII: 26. 1 Ну DER LIEFDE JE ZU S. 59 Hyzal op zyn Huis leenen , maar het en zalniet beſtaan. Job VIII : 15. > Gebouw dat niet op Chriſtus woorden ſtaat, ' 1 Tebouw Al is ' t tot een Paleis verheeven , 't Is idelheid , zyn fondament is kwaad , En 't zal zich eindelyk begeeven. Al zat men zacht op een fluweelen ſtoel, En Gouden berg van alle weelden , En had van rouw of weedom geen gevoel, Maar al wat zich het hert verbeelden ; En dit gebouw ſtond ор de ſchoonſte voet , Zeer wel beleid en valt verbonden , Gelyk de geeſt van deeze waereld doet , Door ſpits vernuft en gaauwe vonden ; ' t Was idelheid : Want of het niet door fout , Van deeze of geene kwam te lyden , Die duizenden ор winſten zyn Noch ook door woeften oorlogs tyden , Verteerend vuur , of hooge watervloed , Of opgezwolle wilde baaren , Als 't onweer fel en raazende verwoed De 1 betrouwt , 1 60. V Ο Ν Κ Ε Ν De ſchatten roofd , die op haar vaaren , Noch is’t vergeefs : Zo komt ' er eind'lyk doch , Van middernacht , ſnel opgedreeven , Een Onweer , zwart , en zwaar , van wee , enoch ! Welks dreigen 't fondament doet beeven. Sta vaft , gebouw dat op een zandgrond ſtaat, Hier moeten al uw deelen kraaken , Als deeze vlaag op uwe lenden ſlaat, En donderbraakt uit zyne kaaken . Wat Storm is dit ! zo byſter en zo zwart ? Men placht hem altyd Dood te heeten. Ba , monſter , voor een waereldlievend hert , Wat hebt gy al ter neêr- geſmeeten ! Daar leid het al , op eene ſlag , en ſtoot ! Wie wys is , bouwd op Chriltus woorden , Zo heeft zyn huis in eeuwigheid geen nood. Wys zynze , die na wysheid hoorden. Wie is 'er nu dan zo verſtandig niet , Of zo met blindheid ingenoomen , Die deezen bui niet in 't gemoet en ziet , En weet dat hy gewis zal komen ? Ach armen Menſch ! waarom dan zo gedaan ? Waarom gebouwd op zulke gronden , Die tegen Dood en Hel niet kunnen ſtaan ? Hier DER LIEFDE JEZUS. Hier word gy immers ſtom gevonden. Zo niet , zo niet ; al die zyn heil begeerd , Moet ор de vaſte ſteenrots bouwen , Hoe Jezus heeft gewandeld en geleerd , Dat zal hem eeuwig niet berouwen. Heilig Antwoord. ! 1 + DeRyke Menſch ſprak : En ik zal tot myne ziele zeggen , Ziele , gy bebt veelgoederen , die opgelegt zyn voor veele jaaren , neemt ruſte, eet , drinkt, zytvro . lyk. Maar God zeidetot hem , Gy dwaas, in deeze nacht zal men uwe Ziele van u afeiſen : en't geengy be reid hebt, wiens zalhet zyn ? Alzo [is’tmetdien ]; die hem zelven ſchatten vergaderd , enniet ryk en isin Gode. Luk: XII: 19,20,21 . Alles 62 V Ο Ν Κ Ε Ν XVI. Alles heeft zyn mond. Wantuitdegroote en ſchoonheid der ſchepſelen word de oorſpronkelyke werkmeeſter der zelve beſchouwt, daar by vergeleeken zynde. 't Bock der Wysheid XV : s . Aana DER LIEFDE JEZUS. 63 Aanmerkt de Lelien des velds. Matth: VI: 28. Kangezongen worden ор Pfalm XXIV. Aiswi door groene beemden gaan , Daar veelerhande Bloempjes ſtaan , Die tot ons al iet willen ſpreeken ; Met wit , en blaauw , en rood , en geel, Vermengt, beſprengt, zo ſchoon en eel , Hoe wel, hoe naauw , en dicht bekeeken ; Terwyl zy haaren geeft van geur, Door ' t aangenaame Lyf, van kleur , Zo hert-verkwik’lyk van zich geeven , En ' t windje , veegende over 't Hof, Met bloeiſel-reuk , het ruizend lof, Der hooge Poopelaars doet beeven , De morgeo -zon zo heerlyk blinkt , En koele daauw van kruidjes drinkt By ' tuit’ren , Auiten , zingen , kweelen , Van ' t luchtig vluchtig pluimgediert, Dat tuſſen Aarde en Hemel zwiert , En door de takjes heen gaat ſpeelen ; Dan denken wy in ons gemoed : ô Paradys , wat zyt gy zoet ! Om 64 V O N K E N Om dat wy hier een blikje ſpeuren , Van de uitgevloeide liefdenskracht, Die als een ſpiegel word geacht , Op dat wy ' t goed voor 't kwaade keuren: Zy preeken al van haaren Grond , Daar alle wezen uit ontſtond , Gelyk , als uir- geboore krachten ; Die ons met haar veelvoudigheid , Zo ſchoon en wonder uitgebreid , ' t Onzichtbaar wezen doen betrachten. In dit geſchep van Tyd , en Maat , Is Lief, en Lced , en Goed , en kwaad , In een vermengt , en uit -gebooren ; Maar in den grond der eeuwigheid , Is ' t eeuwig- duurend onderſcheid , Als dag en nacht , van Liefde , en Tooren . De Duiſternis die Tooren hiet , Begrypt het Licht des levens niet ; Zo ook , haar booze Kreatuuren , Die met de Hel verborgen zyn , Gelyk de Nacht , in Zonneſchyn , En dat zal eind'loos eeuwig duuren. Wat is de wyze Vader goed , Die met een ſtroom van zo veel zoet , De DBR LIEFDE JEZUS. Os De menſchen daagʻlyks komt begieten , ' t Zy datze vroom , of god'loos zyn , Zyn regen en zyn Zonneſchyn , Laat hyze al te zaam genieten. Vraagt gy , waarom dit zo geſchied ? God is de Liefde, en anders niet ; En wyl in 't zichtbaar Al, en Leven , Zyn liefdens -kracht is uitgevloeid , En half in deeze waereld bloeid , Zo kan hy niet, als 't goede geeven . Daarom , ô Menſch ! wie dat gy zyt , Beſpiegeld u in deezen tyd , Eer dat den Spiegel word verbrookeng En uwe Ziel in 't duiſter Naar , Daar ' t Goede nooit word openbaar, Van God moeſt eeuwig zyn verſtooken . Dat is de Hel , en eeuwig kwaad , Daar 't lieve licht nooit in en gaat , Valt iemant daar , wie wil hem redden ? ' t Is buiten God , het eeuwig Goed , Bedenkt u dan wat dat gy doet , Hels lyden is een onzacht bedde. Daarom is deezen tyd van Goud , Die onze Ziel den Spiegel houd , 3 E Daar 66 ν ο Ν Κ Ε Ν Daar Goed en kwaad zich openbaaren , Op dat wy 't beſte vatten aan , Na God , de waare Rykdom ſtaan , En eeuwig wel , voor kwalyk vaaren . Heilig Antwoord. Ziet ik heb u heden voorgeſtelt het leven enhet Goede: en den Dood en het kwaade. Deut: XXX: 15. TO E Z A N G. Toon : Nierea : of X Geboden. I. Wy willen God ons berte geeven , En treeden 't aardſe met de voet , Op dat ons ' t eeuwig hemels leven , In plaats van't helſe kwaad ontmoet. 2. Ach hoe veel ſchoonder is het dagen Van 't ZomerdagſeMorgenrood , Als 't nypen van de Noorder vlaagen , By donk're nacht, zo naar en dood. Elk Spreekt en preekt van't eerſte wezen , Als van haar Moeder , en den grond Waar uit zy in 't beginſel reezen , Want alles heeft zyn open mond. Hier DER LIEFDE JE ZU S. 67 4. Hier ſtaan wy nu , gelyk genooden , Om aan te vatten wat ons luft , Van rechts en lings, ons aangebooden , Eer ’ t licht des levens word gebluſt. 5. Ze laat ons wel en wys'lyk keuren , Het blyde goed , voor 't droevig kwaad, Wyl’t ons uit liefde wag gebeuren , En voor ' t begeeren open ſtaat. 6 . Fontein en wortel aller wezen , Brengt gy den rechten honger voort , Dat alle onluft word geneezen En alles komt gelyk het boord. 3 4 É i Om 1 68 VON XVII KE N door gy ovortreeden hebt . Ezech

XVIII

31. Werpt van u wech alle uwe overtreedinge , waar Dewyl gg uitgedaan hebt den ouden menfch met Om een . beter. IN syne werken . Kol: III: 9. Las DER LIEFDE JEZUS. 69 Laat ons dan afleggen de werkek der duiſternis. Rom : XIII: 12. Stort uit uw Water op der Aarde, Zo vul ik uwen Kroes met Wyn, Zeer goet, en zoet , en hoog van waarde; Dat zal u immers beter zyn : Zo ſpreekt Gods Liefde ook tot myn , En alle ; Dat wy zouden haaten , Al wat de waereld roemt en cert , Verachten , ſmaaden , en verlaaten , Wat zy bemind en zeer begeerd. Nu hoort , wat ons de Wysheid leerd : Giet weg de waereld uit uw Herte, Zo ſchenk ik u den Hemel in , Die baart geen naberouw en ſmerte , Ach , overvloed , van groot gewin ! Weg idelheid , uit onzen zin. Zier menſch , wat is den eis des Heeren ? Hy heeft geen Menſchen dienft van doen, Maar zyn genade is een begeeren , Om ons , als kind'ren , op te voên, Op dat wy 't altyd jeugdig grocn , E 3 Ge 1 70 V Ο Ν Κ Ε Ν Genieten in het eeuwig leven : Hy wil maar dat wy wyſ’lyk zyn , Een ſlechter voor een beter geeven , Een drekkig voor een zuiver rein , Een lampje voor een Zonneſchyn. Is dit noch waardig te overweegen , Of neemt men noch bedenkens tyd ? Op zulk een winſt, en groote zegen , Voor 't derven van de idelheid , Die , als een ſtroom , daar heenen glyt ; De Gulde Poorten ſtaan ons open , De goede Vader nood ons al , Op dat wy van zyn Goedheid koopen , Den Hemel, voor het jammerdal, En vaſt ſtaan voor een zwaare val. Ach Vader ! dat wy u beminnen ; En tot een balſemende kracht In 't ſtrenge levens- vuur gewinnen , Die haar geſtalte zo verzacht , Dat zy van vreugde eeuwig lacht , En opſtygt in een jubileeren , Met lof- gezang en dankbaarheid , Om ' t ſchoon der vreugde te vermeeren , In ' t Herte van uw Majeſteit , Door DER LIEFDE JEZUS. 71 Door de eeuwige diepte uitgebreid. Ja Vader laat ons dat gebeuren , Wy willen 't , en gy wilt het ook , Wys zynze , die voor damp en rook Dat ſchoone licht des levens keuren . Heilig Antwoord . Een goede , neergedrukte , en geſchudde, en over loopende maate zalmen in uwen ſchootgeeven. Luk: VI: 38 . 1 . E 4 Hoc 1 1 .72 V ο Ν Κ Ε Ν XVIII. Hoc onbedacht ! En weetgy niet dat de vriendſchap der waereld ten vyandſchap Gods is ? Zo wiedaneen vriend der waereld wil zyn , die word een vyand Gods geftelt. Jak; IV: 4. Zyt DER LIEFDE JEZUS. 73 Zyt nuchteren , [ en ] waakt. IPetr: V : 8 . Alzáchtjes Menſch, zo luftig niet in’tleven, 1 , Ofweeldeuw kroes met overvloed beſchenkt, Gy zyt , helaas! met groot gevaar omgeeven , Het is hier niet zo veilig als gy denkt. Daar treed'er een van achter op uw hielen , Te byſter naar , en donker van gezicht, Zeer Monſtereus, voor waereldlyke Zielen , Dat alle baa , en leelyk , voor hem zwicht. Wat meer? noch veel;noch veel,die haar verblyden In uw verderf, en loeren op uw kwaad , Terwyl zy u by haaren teugel leiden , gy vlug op kwaade wegen gaat. Nu ſtaat eensſtil; Raapt uw gedachten tºzaamen , Al ver genoeg , al ver genoeg van huis : Gy zyt een menſch , en zoud u reed’lyk ſchaamen , Omringt te zyn met zulk een hels geſpuis. Zy blyven wel voor uw gezicht verhoolen , Als dun geſpens, en guich’len om u heen , Maar haar bedrog doet u elendig doolen , Rampzalig kind , helaas ! waar wil dit heen ! Waar Op dat 1 ES 74 VV Ο Ν Κ Ε Ν Waar wildit heen ? Dit bly zal droevig Enden ! Maar't is noch tyd ; ziet met bedaardheid om , Hy is u na , die dreigd met groote Elende , En u verſlenſt gelyk een beemde- Blom. Nu zyt gy mooi, en ſierlyk uitgeſtreeken , En dunkt u wel het ſchoonſte kind te zyn , Maar dit verguld wil jammerlyk verbleeken , Als 't overdek van idelheid en ſchyn , Door uw Gevolg , aan’t Eind , word afgenoomen . Hoe zo? Want aêrs ! alslcelykheid en vuil , Afſchuw’lyk graau en ſwart,om voor te ſchroomen, Gedompelt in een diepe modderkuil. Hier zoud gy wel een aardſen Engel ſchynen. Maar ' t Monſter dat daar in verhoolen legt , Word openbaar, als ’t masker zal verdwynen , Ô Wee ! Ộ wach ! die uitval was te ſlecht ! Zo niet ; och neen ; treed uit den kring der boozen , Vlucht van ' t verderf,het jammerword te groot. Al is de weg zo fraai beſtrooid met roozen , 't Is idelheid , zy ruiken na de dood . Wy nooden u , om onze weg te minnen , ô Zuſter , komt , geeft ons nu eens de hand , Treed aan , treed aan , word onze ſpeelnootinne, In 't overſchoon en zalig Vaderland. Hei DER LIEFDE JE ZU S. 75 Heilig Antwoord. Zo onderwerpt u dan Gode : wederſtaat den duivel en hy zal vanu vlieden. Naakt totGod , en by zal tot u genaaken. Jak: IV: 7,8. i 1 2 Het 1 78 · V ON KE N XIX. Het beſt, Op't left, Ende daar zyn Hemelſe lichaamen , en daar zyn aardſe lichaamen : maar een andere is de beerlyk . beid der hemelſe , en een andere der aardſe. 1 Kor: XV : 40. Maar DER LIEFDE JEZUS. 77 Maar wy hebben deezen Schat in aarden vaten . II Kor: IV: 7 Eenven houte kroes , vervult met roode wybi; Verdonkert , en verbergt het ſchoone, Maar geeft dat Nat een Vat van Kriſtallyn , Zo zal 't zyn fierlykheid vertoonen , Noch meer , als 't licht zyn glans daar ook toedoet; Zo is de Ziel in 't aardſe vlees en bloed. Al is zy rood , of geel van deugden- goud , Haar ſchoonheid is voor ' t oog verhoolen , In 't grove lyf, als in een kroes van hout, Dit doet het menfch'lyk oordeel doolen , Dat op de glans van deeze waereld bouwd , De vroome zyn als and're , krom en oud. Maar als eerlang het aarden- vat verbreekt , En dat het over word gedreeven , Uit deeze kroes , daar zy verhoolen ſteekt , In 't heilig zalig vreugde- leven , En dryft in ' t Vat van hemels Kriſtallyn , Dan blinkt haar deugd gelyk de zonneſchyn , 't Is beter hier voor Necht en recht te gaan , En 't hert met deugden te verryken , Als had men hier een konings mantel aan , Daar 1 FAT 28 V O N K EN Daar 's Waerelds oog op kwam te kyken , Wy achten 't mooi , en fjerſel waard en hoog ; Dat koſt'lyk is in 's Bruigoms heilig oog. Al wat hier blinkt , en trots in hoogmoed praalt , Het is gering en klein van waarde , Wanneer de Dood den ezel 't mooi afhaalt , Daar leid het al in ſtof en aarde. Dan is , helaas ! 't inwendig leven blood , In plaats van wyn , als water uit de ſloot, o Jezus ! kracht , die altyd wond'ren doet , Gereed om ' t kranken te geneezen , Wy nooden u te gaſt in ons gemoed , Laat uw genade met ons weezen , Op dat door u het water in ons hert, Tot goede wyn van deugd veranderd werd. Hei DER LIEFDE JEZUS. 79 Heilig Antwoord. Dan zullen de rechtvaardige blinken , gelyk deZon , in’t Koningryke haars Vaders. Matth : XIII:43. Daar is een natuurlyk lichaam , en daar is een geeſtelyk lichaam . Maarhetgeeſtelyke en is niet eerſt, doch het natuur lyke , daarna het geeſtelyke. 1Kor: XV: 44,46. Het 1 8 V O ' N K EN XX Het mag geen kwaad: Laatmyde watervloedniet overſtroomen , en laat de diepte my niet verſlinden. Pfalm LXIX : 16. Dé DER LIEFDE JEZUS. 81 DeHeere bewaart alle de geene die hem liefhebben. Pſalm CXLV: 20. Kangezongen worden op , 0 Zalig heilig Bethlehem! A I bruiſt de wilde levens Zee , Daar wy , in vlees en bloed , op vaaren , Wy hebben onzen Jezus mee , Die zal ons ſcheepje wel bewaaren. Hy ſprak wel eer een enkel woord , Én ſtraften weer en woefte winden, Zy waaren ſtil en zweegen voort , Zyn Liefde kan de Tooren binden . Laat hobben tobben wat ' er wil, Laat ruiſen alle norſe vlaagen , Na onweer word het wel eens ſtil ; Wy willen 't met den Meeſter waagen , Al is den afgrond zeer ontſteld , En gaapt , om ’t leven te verdrinken , Zo lang als Jezus ons verzeld , En hebben wy geen nood van zinken . Hy is getrouw in alle nood , Èn zal ons ſcheepje niet begeeven , Maar voeren over hel en dood , Aan de oever van het eeuwig leven. F Steek De 1 82 V Ο Ν Κ Ε Ν Steek af, in Zee , van ' t vreemde land , Daar vlees en bloed wel is gebooren , Maar ' t is een ſchraale en dorre ftrand , Daar wy geheel niet thuis en hooren. Aan de overzyde van dit Meer Is 't Vaderland van ruſt en vrede, Al tobt het ſcheepjen op en neêr , Gy hebt de goede Jezus mede , Die zal het ſtieren daar het hoord , En brengen in behouden haven. Die zo niet wil , moet echter voort , Op's levens Zee , met ſtadig Naaven , En id'le onruſt , voor en naar , Beftormt van vlees’lykheid en zonde , In eeuwig prykel en gevaar, Van jammerlyk te zyn verſlonden , In de eeuwige afgrond zonder grond : Wie kan de diepe zinker houden ? Of redden uit der hellen mond , Die op zyn eigen zelfs betrouwden ! En of hy lang op deeze Zee , Van 't haaſt verdwynend zichtbaar leven , Had Itroom , en weêr , en winden mee , En wierd voorſpoedig voortgedreeven ; Helaas! DER LIÉÉ DE JEZUS. 83 zyn ? Helaas ! wat zouw ' t ten laatſten Wanneer den ſtorm des doods gekomen , Gebied, dat alle hulp verdwyn , En alle trooft word weg genomen : Daar zinkt het ſcheepje droevig heen , En haald zyn hoogſte topjen onder , Dat gift'ren zo voorſpoedig ſcheen , Word nu een zeer vervaarlyk wonder. Ach neen ! dat niemant zulks gebeur; Men is wel wys in aardſe dingen , En ſtaat zyn tyd'lyk leven veur , Deeze oveřvaart is niet geringe: Men laade Jezus in zyn ſchip , Die kan de barre Zee gebieden , En hoeden ons voor zand en klip , Zo zal geen ondergang geſchieden . Ach broeders van myns Vaders huis ! Laat Jezus met uw ſcheepje vaaren , Wy zagen u zo gaaren r’huis , Op dat wyt’zaamen 'vrolyk waaren , Van deeze groote reis der tyd , In 't Vaderland der eeuwigheid. Heilig Antwoord. De Heere zal u bewaåren van alle kwaad : uwe Ziele zal by bewaaren . Plalm CXXI: 7. F 2 Dies 84 V O N K E N XXI. Dics te verder. WA Want onze lichte verdrukkinge , die zeer baaft voorby ( gaat ], werkt ons éen gants Zeer uitneemend eeuwig gewichte der heerlykbeid. II Kor: IV : 17. De DER LIEFDE JEZUS. 85 De Heere is my een helper. Hebr: XIII: 6. Hoefelder achter uit getoogen , Hoe ſnelder naar het doel gevloogen : Dies , of de vyand woeld en trekt, En maakt veel ſtryds en Zielen - ſmerte , Te meerder dringt men God na 'c Herte , Zo dat zyn kwaad ons goed verwekt. Wy willen voort, wie zouw ons binden , Ter plaats daar wy geen ruſt en vinden ? Ach ! Doelwit van ons Zielen -oog ! Wat doen wy menig diepe zuchten , Naar uw genade en liefde vluchten , Geſchooten van des herten-boog! AI zyn wy vreemd in deezen lande , Vertuit met vaſt gevlochte banden , Aan ' t grof verduiſterd vlees en bloed , Noch gaan wy voort met onze zinnen , Naar hem , die wy in ' t hert beminnen , Den Bruidegom van ons gemoed. Daar zyn verſcheide lievelingen , Elk poogt en oogt na zyne dingen , F 3 Daar 86 V Ο Ν Κ Ε Ν Daar 't ſchatje leid , daar woont het hert, En daar wy lieven is ons leven , En doelwit daar de zinnen ſtreeven , Tot dat het wel getroffen werd. Ach ! Zielen - ſchat van groote waarde ! Al woonen wy in ' t vlees op aarde , Gy trekt het leven daar gy zyt , En laat ons in het vlees niet ruſten , Op dat wy met verheve luften , Staâg doelen na de eeuwigheid. Heilig Antwoord. Zalig is de Man die verzoekinge verdraagt: Want als hy beproeft zalgeweeſt zyn , zo zal by dekroone des levens ontfangen ,welke de Heere belooft heeft den geenen die hem lief hebben . Jak: I: 12. 1 TOE 1 DER LIEFDE JEZUS. 87 TO È Z A N G. Toon : ô Zalig heilig Bethlehem ! 1 . Echen zomer vlaag jedoet geen kwaad, Al valt het neder onderwegen, Wanneer men nazyn oogwit gaat, Zo diep in bert en Ziel gelegen . 2. Wie is geruſt op 't vreemde pad , Tot aan den Avond uit te ruſten ? Eer by zyn weg ten einde trad, Dat zalgeen wyze Reizer luften . 3. Behouden t’huis , of by zyn vrind , Laat afgeſlooftheid achterwege Als by zich inde ruſt bevind , Kan by die moeite wel verveegen. 4. Of zo by daar noch aan gedenkt , Het is tot zyner meerder vreugde, Die 't heil van ruſt zyn voedſel brengt , · Voorleden leed doet goeden deugde. Wat zal't een groote weelde zyn , De Pelgrims weg te overdenken ! Bedaagt van 's Hemels Zonneſchyn , Daar ons geen moeiten meer zal krenken. F4 Het 88 : VON KEN XXII. Het leven ſproot Uit Chriſtus dood. It Waarom zyt gy rood aan uw gewaad ? en, uwe kleederen als eenes die in de wynperſe treed ? Jeż: LXIII: 2. 1 Myn DER LIEFDE JEZUS. 89 Myn liefſte isblank en rood. Hoogelied V: 10. Al is ' t een doorne , fel in ' t ſtecken, Daar zich de ted're hand voor wacht, Noch komt ’er een verborgen kracht, Zo aangenaam , uit voort te breeken , Van kleur en geur zo hoog en ſchoon , Dat zy van duizend ſpand de kroon . Ach Roosje, dat zo zoer in 't ruiken , Met ſchoon bedauwde blaadjes gloeid , Of gy op ſcherpe doornen groeid , Gy zyt het waardig om te pluiken ; Wy lieven u voor allen , ' t meeſt , Uw zoete reuk verkwikt den geeft. Noch doet gy ons gemoed betrachten , Hoe eertyds op een ſchraalen oord , Delydens- doornen brachten voort , Bloed -roozen , hoog van verw en krachten , Zo aangenaam , zo ſchoon en groot , Dat zy verſchrikten hel en dood. Hoc was dat Bloempje doch geheeten ? Zo hoog en majeſteits van kleur , FS Zo 90 V ο Ν Κ Ε Ν Zo ryk en vol van balſemgeur , Of mag men dit geheim niet weeten ? Zyn Naam isWONDER B A AR , en ſchoon ; ' t Was God , en Menſch in een PeRSOON, ' t Gekruiſte Lam , met zo veel wonden ! Ach onzer Zielen -Bruidegom , En allerſchoonſte Roozeboom , Zo goed en zoet voor dood en zonden ! Hier was de liefde zonder maat , Hy dee veel goed , en lee veel kwaad . De handen die de Zeeg'ning deeden , Rondom zich heen aan alle kant , De voeten die ' t verwoeſte land Verkondigen de lieve vrede , Van eind'lous heil en eeuwig gocd , Zy droopen al van heilig blocd . Bloedroode rooze , waard te minnen , Gezypeld uit de doorne-kroon , Zo heilig en zo hemels ſchoon , Uw Zoet kon ' t helle Zuur verwinnen Dat zich in Adams Ziel ontſtak , Doe hy zich van Gods liefde brak . Dit was de Bloem uit 's Vaders Herte , Zyn allerdiepſte liefdens-kracht, In PER LIEFDE JEZUS. 91 In Jezus naame voortgebracht, Die uit de doorneboom van ſmerte Zich opende, en bloeiden voort , Dat hel en duivel wierd verſtoort. Ach roozebloed , uit heilig wezen , Valt met uw hemelſe Tinctuur In myn verduiſterd Zielen -vuur, Op dat haar krankheid word geneezen , En zy , helaas ! zo zeer verbleekt , Nu weder 't gulde hooft opſteekt. Ach Roos van Saron ! myn beminde , Myo Tortelduif, myn ſchoonſte lief , Die ik in myn gemoed verhief, Hoe luft het my u recht te vinden ! Nu zucht ik noch in ' t wilde woud , Gelyk een Duif op 't dorre hout. Daar zynder veel die my belaagen , En zeer misgunnen ' t hemels goed , Dat ik verſluit in myn gemoed , En zoeken my de buit te ontjaagen , Van jaar, op jaar, en dag , op dag , Dat baart in my zo menig Ach , Ach God , myn lief, myn overſchoone, Ik houw aan u , houwt gy aan my , } Dit 92 V O N K E N Dit leven gaat wel haaſt voorby , Dan hoop ik in uw Hert te woonen . Ik in het uwe, en gy in't myn ' , Dan zullen wy vereenigd zyn. ô Roozeboom , vol ſchoane Bloemen ! Wie kan uw heerlykheid volroemen ! Heilig Antwoord . Ik ben een Rooze van Saron , een Lelie der dalen. Hoogelied II: 1 . Τ Ο Ε Ζ Α Ν G. Toon : Ô Kersnacht! 1 . Due God ; in't vlees zich openbaarde, Was ' t ſchoonſte Paereltje op aarde : Zwyg ſtil al wat van wonder roemt ; Wie kan dat grootſte wonder ſpreeken ? Hier moet de Zon , en Maan verbleeken ! En alles wat ' er werd genoemt. 2 . Veel Koningen , en veel Profeeten , Met uitgeſtrekte boop bezeeten , Bezagen gaaren deezen dag. 6 Menſchen , die op de aarde woonden , Doe zich den Schepper Menſch’lyi toonden , Wat was ' t een wonder dat gy zag . Daar DER LIEFDE JEZUS. 93 3. Daar over laat zich iemant hooren ; Hetgeen dat kwam tot onze ooren , En dat wy zagen , met ons oog ; En taſten , met onze eigen handen ; Zo ſprak by ,die van liefde brande In't WOORD des levens, Schoon en hoog , 4. Ja Vriend boe zoud gy 2 ? Gyplachtop zyne borſt te leggen ; Dien allerkoſtelykſten borſt ! 6 ! Ach! hoe word de geeft ontlooken ! En 't vonkend Zielen - vuur ontſtooken , In de allerſchoonſte Jezus- dorft. anders zeggen Ja Jezus! > lief , myn overſchoone Hetluft ons dicht býriu te woonen ; En of gy niet op aarde zyt , Noch woont gy ons niet in de verte ; Maar , door Geloof , in onze herten , Gelooft zy God, in Eeuwigheid. Daar 1 94 V O N K E N XXIII. Daar leven is, is hoop. Genadig en barmhertig is deHeere ,langmoedig e # groot vangoedertierenheid. Pſalm CXLÝ: 8. Smaakt, Der LIEFDE JE Ź U S. 9$ Smaakt , en ziet dat de Heere goed is. Pſalm XXXIV: 9: Kan gezongen worden op Pſalm XXXVII. Gekrook ekrookte riet en zal hy niet verbreeken , Noch ' t rookend pit zal hy niet bluſſen uit : Ô Levens licht ! om 't vonken aan te ſteeken , Wat zuiſt gy zoet en hemels van geluit ! Komt al tot my , belaſten , en belaaden ; Zo valt een dauw van melk en honingraad : Hy wilze al verkwikken , en verzaaden , Die over 't Hert van ' t Godbegeeren ſtaat. Wat hoorden zy , die water uit haar oogen , Als tot een bad , der heil’ge voeten nam ? Die zy met hair ootmoedig kwam te droogen , Haar ſchuld verſmolt in Jezus liefdevlam . Hebt goedemoed , klein vonkje van Begeeren , Dat zich naGod , en zyn genade ſtrekt ; Uw glimmen is een liefdenkracht des Heeren , Door zyn genade in uw gemoed verwekt. Wie zeider neen ? Om't vonkjen uit te dooven ; Het is te laat, uw Zonden zyn te groot ! Ну 18 96 96 V O N K E N Hy ga voorby ; men zal hem niet gelooven ; Het is hem niet , die ons zyn liefde bood. Al waterdreigt tot twyfel en vertraagen ; Wyzeggen neen ; dat is den Vader niet : Maar wat ons lokt, en trekt , na Gods behaagen , Dat is zyn hand , die ons zyn hulpe bied. Neen Zielen -vonk , laat niemant u verſchrikken ; God is deLiefde, en’t enkel ſimpel GOED: Waar zouw hy u mee dooven of verſtikken ? Alwat hy heeft is lief'lykheid en zoet, Zaait gy maar; Ach! en Och! myn God! myn leven! Myn hoop !myn heil ! myn trooſt, en toeverlaat! Het zal een oogſt van goede vruchten geeven , Want zyn genaê doorzegent zulken zaad . SintJan , gy hebt de liefſte ſchoon beſchreeven ! Zeer hoog en diep , uit een verklaarde Geeſt , Door heilig vuur, in ' t Liefden -Punt verheeven , Wyl sy ook zyt het lievekind geweeſt: God is een Licht, dat ſcheld door onze ooren ; En klinkt in’t Hert , gelyk een Eng'len toon : Ja liefden kind ; ons luft noch meer te hooren ; God is een Licht , volkomen klaar en ſchoon : Tri't welke gantsgeen Duiſter word gevonden : Dat'szondervlek : Haleluja , myn lief! Zo DER LIEFDE JEZUS. 97 EI i Zo blyft het Zwart , in 't eeuwig wit verſlonden ; Een Zon die zich , van eeuwigheid verhief : Myo Zon,myn Lief ,die 't duiſter doet verdwynen ! Gaat op in 't Hert, ô Zielen - Bruidegom ! Om myn gemoed met klaarheid door te ſchynens En ſpreid uw licht in's levens ſirkel om. Wat noch al meer ? borſtlegger, Godsbeminde! Noch hoog,en ſchoon !noch veel!noch overveel, Hy zeide , Gob is Liefde: die hem vinden , Groot is de ſchat , hoogwaardig is haar deel ! God is een Licht, en Liefde , ſchoon om hooren. Die met zyn Ziel in 't Licht der Liefde blyft, Die blyft in God , en is in Godgebooren , Gelyk het kind der liefdelief’lyk ſchryft. 3 21 Heilig Antwoord. Wantde Zoone des Menſchen en is niet gekomen om der menſchen Zielen te verderven , maar om te-be bouden . Luk: IX: 56. Dj 00 ) 7 ; 5 2 G Spys 98 V O N K E N XXIV . Spys na den Honger. Aller Oogen wachten op u : engy geefthen haare Spyze t’zyner tyd. Gy doet uwe hand open , en verzadigt alwat daar leeft [ na uw ] welbehaagen. Pſalm CXLV: 15,16, Vora 1 DER LIEFDE JEZUS. 99 Verzaadinge der vreugden is by uw aangezicht. Plalm XVI: II . Kan gezongen worden op de X Geboden. Een ieder zoekt na zyns gelyken , Elk leven neemt en eet zyn brood , Van daar zyn levens krachten reiken , De Moeder, daar hy uit ontſproot : Zo ook ons zichtbaar aardſe leven , Een kleine waereld , in zyn maat , Een kind , van 't groote voort gedreeven , Uit wiens Materi ' t ook beſtaat. Het Maagſe, Magineets begeeren , Trekt uit den grooten Op dat het leven heeft te teeren , En in zyn wezen mag beſtaan : Dat ' s goed , en wel , en wy bedanken De Hoogſte , die het alles geeft , Den wortel aller ftam en ranken , Uit wien dat alles 't wezen heeft. Zo is 'er noch een ander leven , Moeder aan , 5 E. G2 Dat IOO V Ο Ν Κ Ε Ν Dat in het leven deezer tyd , Met Elementen ſtof omgeeven , Als in een kas, verborgen leid : Dat hongert ook na zyne Moeder, Gelyk een Deel van ' t eeuwig AL, Den grooten aller dingen voeder , Die eeuwig was , en blyven zal. Dat tracht zich dieper uit te ſtrekken ; Wat de aarde geeft, is hem geen brood ; Hy zoekt een wezen aan te trekken , Van ' t Wezen , daar hy uit ontſproot. God is zyn waereld , en het wezen , Voor zyn begeerende Magneet, Dat zynen honger kan geneezen , Wanneer hy ſtadig van hem eet : Mer zuchten , bidden , ende ſmeeken , Van dag , op dag , en jaar , op jaar , In liefde en aandacht , onbezweeken , Aan deezen tafel , voor en naar. Ô God ! ô Brood van ' t geeft'lyk leven ! Maakt gy der Zielen maag gezond, Om rechten hongerluſt te geeven , Tot opening van 's herten mond ; Op dat wy drinken ende eeten , In DER LIEFDE JEZUS. 101 Inwendig waffen tot uw beeld , Dat met uw goeden geeft bezeeten , Voor 't vaderlyke aanzicht ſpeeld. Gelyk een Kind , vit u gebooren , Om 't eeuwig vredenwoord te hooren . Heilig Antwoord. Zalig[ zyn ]"die hongeren en dorften [na ]degea Techtigheid : want zy zullen verzadigdworden. Matth : V : 6 . G 3 Nice 14 102 v O N K EN XXV. Niet zonder hoop. Hebt gy dien gezien , die myne Ziele lief heeft. Hoogelied III: 3. Ik DER LIEFDE JEZUS. 103 Įk zal hem zoeken die myne Ziele lief heeft. Hoogelied III: 2. Kangezongen worden op , o Zaligheilig Bethlehem ! Gelyk een Tortelduif in 't woud , Die zyne weêrgê heeft verlooren , In cenzaamheid , op 't dorre hout , Zyn toon van treurigheid laat hooren ; Zo zwerft de Ziel , als vreemdeling, En acht , en tracht na haar beminde , Die haar in Adams val ontging , Of zy 't verlooren weêr mocht vinden. Wat zuiſt en ruiſt'er menig vlaag , In 't wilde woud , van 't aardſe leven ! Hoe dwaald zy om ! nu hoog , dan laag , En wil geen moed verlooren geeven. Ach Bruid , of Bruid'gom , van de Ziel ! Wat moet zy ver zyn uitgevloogen , Doe haar die reine luſt ontviel , Zo grofen jammerlyk bedrogen ! Wat moet zy verr' verzworven zyn , G4 104 Ν VV Ο Ν Κ Ε Ν In 't donker bos , vol wilde boomen , Beſchaduwt voor de zonneſchyn , Zo naar , en zwaar , om uit te komen ! Ô Tortelduifje ! houd maar aan , Gy zult uw Weêrgâ noch wel vinden , Hy zal uw zoeken niet ontgaan , Hy zoekt u ook , als zyn beminde. Al loerd den Adelaar in 't woud , Beluſt om duivevlees te kluiven , Zo gy u aan de liefſte houd , Hy zal uw veertjes niet verſtuiven. Een wachter heeft u in het oog , Zyn liefde zal u wel bewaaren , Of ' t ſcheen dat gy alleenig vloog In 't wilde woud van veel gevaaren ; Gy zyt nochtans zo eenzaam niet , Daar zyn'er veel die u beminnen , Ofgyze niet voor oogen ziet , Zy houden u voor haar vriendinne : Behalven hem , daar op munt , Door wien zy u haar dienft verleenen , Den goeden Jezus, ' t hoogſte punt , Die gy , en wy , in 't zoeken meenen . Den wachter Ifriels lluimert niet, gy ' t Zyn DER LIEFDE JEZUS. IOS Zyn liefden -oog zal op ons waaken , Tot wy , ontvloogen al 't verdriet, In ' t overheilig veilig raaken : Om weder zyn vriendin te zyn , En ſpeelgenood gelyk te vooren , Eer wy , door ' t eigenwillig Myn, Dien ſchoonen Bruidegom verlooren . Ô Tortelduifje, houd maar aan , Gy zult uw weêrgâ noch wel vinden , Hy zoekt u ook , als zyn beminde , Hoe zoud gy dan malkaêr ontgaan ? Heilig Antwoord. Bid, en u zal gegeeven worden : zoekt, en gy zult vinden : klopt , enu zalopen gedaan worden . Want een iegelyk die bid, die ontfangt: en die zoekt, die vind ; en die klopt , die zal open gedaan worden. Matth: VII: 7,8. GS Droo ] 106 V O N K E N XXVI. Droomen is bedrog. P De menſche is de idelheid gelyk : zyn dagen zyn als een voorbygaandeſchaduwe. Pſalm CXLIV : 4. zo DBR LIEFDE JEZUS. 107 Zo en laat ons dan niet naaper , gelyk als deandere. I Theff: V: 6 . Kangezongen worden op Pſalm XXIV. Wat is het wonderbaar, och harm ! Strak was ik ryk , nu ben ik arm. My droomde van veel moois en weelde : Ik was een groot, aanzienlyk man : En had een Konings kleeding an , By al wat zich het hert verbeelden . Als vlaag , by vlaag , was myn gewin , De welvaart vloeiden tot my in , k Was vrolyk met myn ryke vrienden ; Myn Land was breed , myn Gaarden wyd , By allerlei vermaak’lykheid , En had veel booden , die myn dienden : Men noemden my geftadig Heer , Elk ſtreek en boog zich voor my neêr , Myn woonpaleis had guldezaalen , Ik zat op felp , ' t was , knechten dien , Myn yz're kiſt was wel voorzien , Een put, te diep om leeg te haalen ; 't Was alles heerlyk wat ik zag : Met wierd ik wakker ; daar ik lag In 't ſtof, bezocdeld , en vergeeten ; Een arm , elendig , kreupel man ; Noch geld , noch brood , noch kleed'ren an , Veracht,verſchooyen , en verlmceten. Ô Bee. 2 108 V Ο Ν Κ Ε Ν ô Beedelman , wat preekt gy ſterk ! Gy waereld'ling komt hier te kerk , Ofgy uit uwen droom mocht raaken ; Daar in gy diep verſluimert leid , En maald en dwaald in idelheid , Enu gebeurd een droevig waaken. Want ziet , al ſlaaptmen noch zo vaſt , En gaat in idelheid te gaſt , En droomt van alle mooje dingen , Die ' t oog,begeert, en ' t herre luſt , Zeer mak lyk , vrolyk en geruſt, Daar alle weelden ' t hert omringen ; De ſterke doodſtem roept zo luid ; De Geeft ontwaakt ; de Droom is uit : Men leid ontbloot van alle deugden: Ô Nood ! Ô overnaare nood , Wat is uw armoed zwaar en groot ! Wat helpteen id'le droom van vreugde ? Word wakker , al die ſlaap'rig zyt, En waakt in deezen gulden tyd , Van opgeſloote hemels deuren ; Waardoor men langs den weg van deugd Gaat in tot eindelooze vreugd , In eeuwigheid , bevryd van treuren . Die 't oog van ' t innerlyk gemoed , In heilge aandacht open doet , En wandeld op des Heeren wegen , Verſmaad de vreugd van korten duur, Wanneer hy komt aan ſtervens uur , Zo valt op hem een grooten zegen. Zyn geeft ontwaakt uit deezen tyd, 2 In DER LIEFDE JEZUS. 109 In ' t eind'loos goed der eeuwigheid. De langſte welvaart is te kiezen. Een droom van weelde is weinig waard : Wie zich een Hemel maakt op aard , Die moetze eindelyk verliezen, Al wat voorby gaat en vervliet , Dat is het waare wezen niet : Wat eeuwig vaſt ſtaat, zonder wanken , Is .waardig dat men ' t lieft en mind , Beoogt, betracht , en zoekt en vind , Wie't haagt, en waagt, zal't zich bedanken . Ach Jezus! heilig Zielen -licht , Schynt ons geftadig in ' t gezicht, wy wakker zyn , en waaken , 'En niet in 't logge vlees , en bloed , Bedomt, en duiſter van gemocd , In Naap noch ſluimering geraaken. Op dat Heilig Antwoord. Want wanneer zy zullen zeggen , Het isvrede, en zonder gevaar : dan zal een haaſtig verderf haar overkomen . I Thefl: V: 3 . Schyn 110 ν ο Ν Κ Ε Ν XXVII. Schyn bedriegt: Doet aan de geheele wapenruſtinge Gods, op dat gì kondſtaantegen de liftige omleidingen des Duivels. Efezen VI: 11 . DER LIEFDE JEZUS. int Gelyk de Slange Eva door haare argliſtigheid bedroogen heeft. II Kor: XI: 3 . Kangezongen worden op , 8 Zalig heilig Bethlehem ! ô Stomme tomme visje , waart gy wys , Hoe zouw den Hengelaar ſtaan kyken ! Die u beloert , zyn maag tot ſpys, Gy zoud zyn ( chyngoed wel ontſtryken . Hy ſtelt zich zeer bekoor’lyk aan , En toond hem goed en mild in ' t geeven ; Maar 't is uit loos bedrog gedaan , En 't koſt uw beſte lyf en leven. Wiſt gy den Angel in het aas , Dat beetje zouw u niet bekooren , Maar door onnozelheid , helaas ! Gaat gy elendiglyk verlooren . Maar ach ! waart gy het noch alleen , Zo onvoorzichtig in 't vergaapen , En ' t droevig lot , het ging noch heen, Om dat gy cyd’lyk zyt geſchaapen : Maar die verſtand en wysheid heeft , En laat zich zo door 't aas beloeren , Dat iemant hem bedriegʻlyk geeft , Dat is elendig Necht vervoeren ! Det 112 V O N K E N Den grooten Hengʻlaar gaat op buit , Langs de oever van het menſch’lyk leven , En werpt zyn Helſen Angel uit , Met ſchyn van goed en zoet omgeeven , Wat hapt en ſnapt 'er menig Ziel Na 't aas van idelheid en weelde , Dat hem voor zyn begeerte viel , Door oogen , ooren , en verbeelden ! Den Viſſer doet het fierlyk voor , En weet den weêrhaak toe tc winden , Op dat hy doch het hert bekoor, Om 't eeuwig leven te verſlinden . Dat is elendig , en bedroefd ! Van 't kwaad des Angels wel te weeter , En van 't gevaar die 't lok - aas proeft, En noch te gaapen , en te eeten ! Het visje weet zyn onheil niet , Wyl ' t ſtom , en dom in zulke zaaken , Onnozel komt in zyn verdriet , En aan zyn levens eind te raaken : Maar 't leven uit de eeuwigheid , Begaaft met licht , verſtand , en zinnen , Tot waare wysheid , en beleid , Om't eeuwig Goedvoor 't kwaad te winnen , Dic DER LIEFDÉ JEZU S. 113 Die 't met zyn Geeſt begrypen kan, Door leering , ſpreeken , en vermaanen : Niet meer een kind , maar Vrouw , of Man , Genoodigd op des Hemels baanen , Gewaarſchouwt voor een ſcherpe haak , Van droevig kwaad en eeuwig lyden , | Verborgen in het aards vermaak, Van weelde , welluſt, en verblyden ; Dat die zich noch verlokken laat , Door voorgeſtelde beużelingen , Dat is te droevig , en te kwaad ! Eens Menſchen Ziel is niet geringe! Betrouw den loozen Heng’laar niet , Menich ! te groot , om klein te achten , Of gy 't verderf niet voelt en ziet , Als’t raakt en haakt, komt wee en klachten , Hy is voorzichtig van gemoed , Die oogt , en poogt naar Hemels goed. Heilig Antwoord. Denen duivel] diewas een Menſchen -moorder van den be ginne , ende en is in de waarheid niet ſtaandegebleeven : wantgeen waarheid en is in bem. Wanneer by de leugen Spreekt, zo ſpreekt by uit zyneigen : Want hy is een leuge waar, en de Vader der zelver [ leugen ]. Joan: VIII: 44. H 114 VON KE N XXVIII . ' t Is Wonder. Ziet, de Hemelen ,ja de Hemelder Hemelenen zou den u niet begrypen . Il Krun: VI: 18 . ó Heere, watis de Menſche, dat gyhem kend ? het kinddesmenſchen dat gybet achtet ? Pral:CXLIV:3 . Zyn DER LIEFDE JE ZU S. iis Zyn Grootheid is ondoorgrondelyk. Pſalm CXLV: 3 . Kan gezongen worden op Pfalm XXIV. Is oog En zie den blaauwen hemels boog , Bezaait met zo veel duizend ſterren , Nooit afgekeeken , noch geteld , En weid' zo voort , door 't ruime veld , Die Sirkel om , zo breed en verre , Dat myn gedachte fluit en ſtoot, Dan denk ik '; Ach ! wat zyt gy groot ! Hier by verryzen myn gedachten , Dat deeze Grootheid , die men ziet , Een puntjen is , en anders niet , Wanneer wy ' t eeuwig Al betrachten : En dat die groote Majeſteit , Beſlooten , noch in plaats , noch tyd , Niet op te heffen , noch te noemen , Op ' t menſchelyke ſtipje ziet ; By 't eeuwig Groot , zo klein als niet ! Wie kan dat wonder ooit vol roemen ! 1 H 2 Dat 116 V Ο Ν Κ Ε Ν H H One 1 Lo D XX Dat God , dat Eindelooze Groot, De kleine Menſch zo vriend'lyk nood , Tot zyn gezel chap , en vriendinne ; Om mee te deelen in zyn vreugd , Bekleed met heerlykheid en deugd , Als twee Gelieven , in 't Beminnen ! ô God ! oneindig , eeuwig goed , Wat is uw wonder groot en zoet ! Wat mag den Worm noch weig'rig weczen ! Van zulken grooten Heer gevryd , Gelokt , en vriendelyk gevleit , Als Bruid , genood , en uitgeleezen ! Verzocht een Koning , op zyn Troon, Met Scepter-ſtaf, en goude kroon , Een voetſlaavin tot zyn beminde , Wat riep de waereld overluid , Dat groot Geluk , en Wonder uit ! Wie kon de bruilofts-vreugde binden ! Maar wat is dit ? een idel niet , By ' t geen de Ziel van God geſchied : Ô Menſch ! bedocht gy uw genade ! En overlei zyn waarde recht , Gy zoud , om't waerelds klein en ſlecht, Die groote aanbieding niet verſmaade. 1 bay Hoog DER LIEFDE JEZUS. 117 ! Hoogwaardig GROOT, dat niemant weet , Hoe hoog , hoe diep , hoewyd , hoe breed , Oneindig , ceuwig , ongemecten ! Baart gy de wysheid in ons Hert , Dat deeze zaak gewoogen werd , En niet door idelheid vergeeten . 1 Heilig Antwoord, En vervulle ik niet de Hemelen de Aarde ? Jerem : XXIII: 24 ! DeHemel is my een Troon , en de Aarde cen vost. bank myner voeten. Hand: VII: 49. mene H 3 Wic D 118 V'ρ Ν Κ Ε Ν XXIX. Wie kanze tellen, Want Godheeft denMenſch geſchaapen tot onver derfelykheid : en heeft hemgemaakt een Beeld van zy . ne eigene natuur. 't Boek der Wysheid 11:23. De DER LIEFDE JEZUS. 119 De genadengifte Gods is het eeuwige leven . Rom : VI: 23. Kan gezongen worden op 8 Kersnacht & c. eloften van het eeuwig leven , Door 't Woord des levens ons gegeeven , Dat als een ſtroom van wysheid vlood , En bracht een volle Zee van zeegen , Hoe noodig zyt gy te overweegen , Wat is uw waarde ſchoon en groot ! Te meer , wanneer men 't eeuwig derven , Vereenigd met het ecuwig ſterven , Van eind'loos kwaad , voor eind'loos goed , Van God , en Hemelryk geſcheiden , Elendig , zonder maat van tyden , Datis een Spiegel voor ' t Gemoed , Op dat de zinnen hier vergaaren. Zo alle honderd duizend jaaren , Van ooft , of weſt een vogel kwam , En van het gruis der gantſe Aarde, Die God door zyne ſchepping baarde , Alleen een E ENIG zandje nam ; H4 Dat I 20 V Ο Ν Κ Ε Ν Dat zouw noch aan een einde loopen ; Maar die op zulk een eind moeſt hoopen , In jammer , en verdriet van tyd , Hoe zouw zyn hert in wanhoop zinken , Uit zulken bitt'ren Kroes te drinken ! Dat ' s maar een blik der Eeuwigheid ; Een ſtip , cen puntje, en noch minder. Want Eeuwig vind geen einde- vinder. Ach dat het ons ter herten gaat! Ons gaat het aan , ons zal liet treffen ! ô Onderſcheid ! om op te heffen , Van eeuwig goed , of eeuwig kwaad ! Schrik menſchen- kind , en rept uw voeten , Op ' t pad van waare deugd en boeten , Den tyd van overleg is kort : Wie zalze aan 't einde weder haalen ? Niet lang te dreigen , en te draalen , Eer dat de deur geſlooten word. Wie hier op aarde is in elende , Hoopt, door het ſterven , op een Ende, Van dag , op dag , en uur , op uur ; Maar in het eeuwig Hels verderven , Daar kan der Zielen- grond niet ſterven , Zy is een vonk van ecuwig vuur : Ge DER LIEFDE JEZUS. 121 Gebooren uit het eeuwig Baaren , Der krachten die begin’loos waaren , Een onoploſſelyken knoop , Van de eeuwige Natuur verbonden , Dies word voor haar geen Eind gevonden: Daar is in eeuwigheid geen hoop. Maar wil zy haar in God verbeelde, Dan ſmelt haar ſtrenge macht in weelde, Haar vuur’ge wortel werd verkoeld , En onophoudelyk geneezen , Van 't liefden - licht , en heilig wezen , Zo dat zy niet als weldoen voeld.. Ach eeuwig Weldoen ! zalig leven , Dat God aan ider Ziel wil geeven , Die zyn beloften neemt in acht ! Uw waarde is nimmer uit te ſpreeken , Om dat gy einden zult noch breeken , ' t Is hoog en diep , wie dat betracht ! Indienwe aan u een uitgang kenden , Dat gy noch eindeling zoud enden Al was ' t met 's waerelds laatſte zand , Na zo veel honderd duizend jaaren , Zo zouw ' t een onvolmaaktheid baaren , Maar eeuwig , ſchuift dat aan een kant. Daar HS 122 V ΟO Ν Κ Ε Ν K Daarom is dit het groot Belooven , Dat al, en alles gaat te boven , Dat ons den Mond der Waarheid zeid , Ik geef myn ſchaapen ' t eeuwig leven . Een waarde ! nimmer opgeheeven ! Geloofd zy God in eeuwigheid. Heilig Antwoord. Endeeze zullen gaan in de eeuwigepyne :maar de rechtvaardige in dat eeuwige leven . Matth: XXV:46. Het is u beter verminkt tot het leven in te gaan ,dan de twee handen hebbende , heenen te gaan in de Helle , in dat onuitblufelyik vuur : Daar baaren Worm niet en ſterft , en het vuur niet uitgebluſt en word, Mark: IX: 43,44 TOE. DER LIEFDE JEZUS. 123 TO E Z A N G. Toon : lets moct ik u Laura vraagen . 1 . Ecuwig euwg ,, eeuwig, zonder Ende, In verheuging , of Elende! Hangt den evenaar in't Hert , Om het onderſcheid te weegen , Want daar leid ons aangeleegen , Eindeloos is machtig verd. 2. Heeft de waereld een gewichte, In het ſterven zalze lichten : Wat zo diep bedommelt lag , Komt dan belder voor de oogen , Schaduw heeft het Hert bearoogen , Dat het oog niet klaarder zag. 3 Neen dat moet ons niet geſchieden , Laat ons 't eeuwig kwaad ontvlieden , In den arm van 't eeuwig Goed , Die zyn gunſt heeft aangebooden Nevens zulk een vriend lyk nooden , Enzyn deuren open doet. Voor 124 V Ο Ν Κ Ε Ν XXX Voor dit een ander. 1 Ende gelykerwys wy het Beeld desaardſengedraa gen hebben , [ alzo] zullen wy ook het Beeld des He melſen draagen. 1 Kor: XV :49. Want ook in deezen zuchten wy, verlangende met onze woonſtede, die uit den Hemel is, overkleed te worden . II Kor: V: 2. Doet DER LIEFDE JEZUS. 125 Doet aanden HeereJezus Chriſtus, Rom : XIII: 14 Als ik myn zichtbaar beeld betrachte, En overdenk met myn gemoed , Zo vind ik Adams vlees en bloed , Verknoopt van tydelyke krachten : Dat trok ik uit de waereld aan , Om ' t vuur der Zielen mee te klceden ; Van myn geboorten dag tot heden , Heb ik daar mede om heen gegaan . Ach ſchoonſte Jezus ! myn Beminde ! Waarom dan zouw het minder zyn , Ontrent uw Wezentheid , en myn , Wyl ' t aardſe 't Hemels niet kan vinden ? Zyt gy den tweeden Adam niet ? Uit wien wy moeten zyn gebooren , Die ons herſteld , gelyk te vooren , En Hemels Vlees en Bloed aanbied ? Waarom dan zouden wy niet draagen Het Wezen van uw Lichaams Kracht , Het vuurig leven toegebracht , Door 's Vaders heilig welbehaagen ? Uw ! I 26 O V Ο Ν Κ Ε Ν Uw lichaam moet ons lichaam zyn , Wyl Adams lichaam moet verderven , En ' t ryke Gods niet kan beërven. Ja Jezus! Lief, myn Zonneſchyn , Wy wenſen ' t uit u aan te trekken , Op dat ons vuur dien oli eet , En 't heilig hemels Bruiloftskleed , Den Geeft der Zielen overdekke. Ons denkt aan uw beloofden buit ; Dat zulke , die aan u gelooven , De Dood geen leven zal berooven , Zy treeden maar van Adam uit . Zouw dat ons luften niet bekooren , Om , naar het innerlyk gemoed , Uit Jezus hemels Vlees en Bloed , Gelyk een kind te zyn gebooren ? ô God ! die ons een Adam zyt , Om dat uw Speeltuigs goede Snaaren , In Adams val verbrooken waaren , Die gy herſteld in eeuwigheid ; Uw Geeft moet eeuwig in ons ſpeelen , Op dat wy o’zaam de vreugde deelen . Hei DER LIEFDE JEZUS. 127 Heilig Antwoord. Het geene let geene uit het vleesgebooren is, [ dat] is vlees: en hetgeene uit den Geeſtgebooren is , [dat] is Geeft. Joan: III: 6. . ô Gout 128 V Ο Ν Κ Ε Ν XXXI. ô Goude vryheid. tra Doch die ryk willen worden , vallen in verzoe kinge , en [in ] den Strik , en [ in] veele dwaaze en Schadelyke begeerlykheden , welke de menſchen doen verzinken in verderfen ondergang. I Tim : VI: 9 . Met DER LIEF DIE JEZUS. 129 Met de Banden zyner zonden zal by vaſt gehouden worden . Spreuken V: 22. N och is zy vrolyk , en geruſt, Helaas! en laat fioolen zorgen , Van dag tot nacht , van nu tot morgen , Door idelheid in droom geſuſt. Zy weet van Ketings , noch van banden , In weelde en welluſt onvermoeid , Zo zwaar gekluiſterd en geboeid , Maar blindheid overdekt haar ſchanden , 't Is droevig , die zyn kwaad niet ziet ! Zo placht een Slaaf, in angſt bekneepen , Met yz're keringen te fleepen , In groote elenden en verdriet! Rampzalig Kind ! gy zyt gevangen , Hoe vry en vrank gy meend te zyn , Uw vryheid is bedrog en ſchyn , Noch zyt gy luſtig in uw gangen ! Gy gaat uws Vaders huis voorby ; Helaas ! hoe wil ’t ’ er eind'lyk kluize ! $ 1 1 I Uw 130 V Ο Ν Κ Ε Ν Uw afkomſt is van Ed’len huize , Nu leid ' men u in Naaverny : Van welluſt, idelheid , en zonden . Wat is de Keting zwaar en grof ? Van zo veel ſchakels , hart van ſtof, Daar u de waereld aan gebonden , Gekneveld , en gekluiſtert heeft ! De tweede deelt niet mis , in zwaarte , Als dienden hy een groot gevaarte , Op dat hy u niet licht begeeft: Dat is dien ſterken band der Hellen , Die op geen klein geruchje paſt, In zyne ſchakel-haaken vaſt , Door beuzelingen niet te ontſtellen . Nu komt 'er noch een derde by , Door zo veel krom gedraaide bochten , Van vlees en bloed te zaam gevlochten : Dat is een rechte Slaaverny ! Ô Menſch ! leert uw elende weeten ! Daar is een band aan uw Gemoed , Die trekt u tot een eeuwig goed , Niet uit te ſpreeken , noch te meeten. Al zyt gy ver , gy zyt niet los; De Godheid heeft u ook gebonden , !

En Der LIEFDE JEZUS. 131 En roept u uit den dienſt der zonden , Waar in gy maald gelyk een Ros. Gy zyt tot geen Slaavin gebooren , Maar tot een Koninglyke Bruid ; Breekt van de ſlaafſe banden uit, Zo is u Hemels heil beſchooren . Α1 zyn de banden zwaar en ſterk , Indien zy uw Gemoed verveelen ; De Hoogſte zal u ſterkte deelen , Zo gy het meent , begint maar werk. ô Menſchen Ziel , zo hoog van waarde! 't Is idel , dat gy and're diend , God is uw allerbeſte Vriend , Die geeft u Hemels goed voor aarde. Heilig Antwoord. Voorwaar, voorwaar zegge iku , Een jegelyk diede zonde doet , is een dienſtknecht der zonde. En de dienſtknecht en blyft niet eeuwiglyk in het huis : de Zoone blyft'er eeuwiglyk. Indien dan de Zoon u zal vry gemaakt hebben zo zult gy waarlyk vry zyn. Joan: VIII: 34, 35, 36. .. I 2 Van 132 V O N K E N XXXII. Van twec , con derde. 1 Keert weder tot my , Spreekt de Heere der heit . ſchaaren , zo zal ik weder tot ulieden keeren , zeid de Heere dor beirſchaaren, Zach: 1: 3. Zoeke DER LIEFDE JEZUS. 133 Zoekt den Heere terwyle by te vinden is. Jez: LV: 6 . Kan gezongen worden op Pfalm XXIV . Wie maakt dit bruine ſchaduw -beeld,, Dat nevens 't lichaam hecnen ſpeelt, Gants niet te ont- treeden , noch te myden ? Wie of hier van de oorzaak zy ? Of de cen , of de ander , ik of gy , Of zyn wy ' t liever alle beide ? Want of de Zonneſchyn daar is , Behalven ' t lichaam is het mis ; Daar word geen ſchaduw -beeld gebooren . En of ik lange fta , en praal, Behalven glans van Zonneſtraal, Zo komt ' er ook geen ſchim te vooren : Dies hangt het van ons beiden af , Daar elk hier toe het zyne gaf, Ik duiſternis, en gy het lichte: Uit deeze twee , en anders niet , Ontſtaat een onbetaſt’lyk iet , Dat beeld’lyk is voor ons gezichte. Dit is onloochenbaar, en klaar , I 3 Wic 134 V Ο Ν Κ Ε Ν Wie 't hoort , en ziet , die noemd het waar. ô Menſch ! van waereldſe gedachten ! Die ' t Hert , vervuld met idelheid , Zo zacht in aardſe Roozen leid , Komt deezen Spiegel eens betrachten , Gy denkt miſſchien iv uw Gemoed ; De Godheid is oneindig goed , Die ' t ſchoonſte licht der klaare ftraalen , Van liefde en barmhertigheid , Zo mild en ryk’lyk uitgebreid , Op zyne ſchepſels af laat daalen. Dat is een Waarheid , die men weet , Zyn Liefde is grooter als gy meet , Zyn Wil is zaligheid en leven ; Een eeuwige uitgang , als een vloed , Van vriend’lykheid , en Hemels goed , Dies heet hy God , een lourer geeven . Maar zo gy wilt verborgen zyn , En treed niet in zyn Zonneſchyn , Hoe zal hy 't Beeld van Heil formeeren ? En maaken uwe Zaligheid , Door ' t liefden - licht der Majeſteit , Als gy u niet tot hem wilt keeren ; Zyn Woord van Liefde roept u aan ; Komt > DER LIEF DE JEZUS. 135 Komt in myn Zonne- ſtraalen ſtaan , Dan word uw zaligheid gebooren : Als uwen wil in zyne gaat , En ſtil voor 't heilig ſchynen ſtaat , Zo komt het Beeld van heil te vooren . God is een Goed , van eeuwigheid , En heeft zyn armen uitgebreid , Na 't Zielen leven , met verlangen ; Wie's waerelds idelheid ontwringt, En in het Licht des levens dringt , Word als een kind van hem ontfangen . Bedenkt u , Menſchen kind op aard , Die gaaren eeuwig zalig waart ; God geeft het zyn '; geeft gy het uwe : Dan zal de derde zaak ontſtaan ; Geluk , en Zaligheid; wel aan ; Laat ons het tegendeel dan ſchuuwen . Heilig Antwoord : Wendet u na my toe , wordet behouden , alle gy ein den der aarde : want ik ben God , en niemant meer. Jez: XLV: 22. Zykeeren my den nek toe , en niet het aangezicht. Jer: II: 27 I 4 Als 136 V Ο Ν Κ Ε Ν XXXIII. Als 't buiten woed , Is 't binnen zoet, Bewaart u zelven in de liefde Gods, verwachtende de barmhertigheid onzes Heeren Jezus Chriſtus ten eeuwigen leven . Judas vers 21 . DER LIEFDE JEZU S. 137 Verbergt my onder de ſchaduwe uwer vleugelen. Pſalm XVII: 8 . Kan gezongen worden op Plalm XXIV,. Naare, barre Winter-Nacht! Bekleed met vrees en ſtrenge macht Van bitſe wind , en ſpitſe vlaagen , Terwyl het alles kraakt en klemt , Het dunne water kilt en ſtremt , Om Man, en Ros, en al te draagen ! Dic u in een beſlooten muur Ontſchuilen mag by ' t lieve vuur , Wat baart dat weldoen , ruft en vreugde! Terwyl het buiten vreez'lyk kluiſt , Onſtuimig hagelt, ſneeuwt en ruiſt , Wat doet dat derven hem al deugde! Hoe dankt hy God'in zyn Gemoed , Die hem zo veel genade doet , En overkleed met milde Zegen ! De gloed , van een geſtookten Haard Is dan zo koſtlyk en zo waard , Wy mogen ' t verder overweegen. Is Wat 138 V Ο Ν Κ Ε Ν . Wat zal 't dan zyn , die ' t eeuwig naar Oneindig kwand , en vrecz’lyk zwaar , Van Hellen angſt, en bitter lyden , Oniſchuilt in Gods Barmhertigheid , By ' t lieve licht der Majeſteit Voor eeuwig , zonder maat van tyden ! ô Hel , ô overnaare Hel ! Hoe luid uw Naam zo ſtreng en fel! Gy zyt het waardig om te ſchuuwen ! Die 't overdenkt, en wel betracht, Want eeuwig is een lange nacht , Wie zouw voor zulk gevaar niet gruuwen ? 't Was noodig dat het Menſchen Hert Hier over wat aandachtig werd , Want hy bemind doch heil , en vreugde: Een zomervlaag van idelheid , Gaat haalt voorby met deeze tyd , Maar dat men zich voorzag met deugden. Waarom in de uiterlyken Geeft , Zo ſchrander , gaauw , en wys gewecft , Om zich voor ' t kwaade te behoeden ; En over ' t werk van groot gewigt, Zo onbedacht , zo los , en licht , Wie zal aan ' t Eind de ſchaê vergoeden ? Ô Menſch ! ! DER LIEFDE JEZUS. 139 zy ook , Ô Menſch ! behoed uw Ziel voor ſchae ! De eeuwigheid is ons zo na ; De Hel is niet zo ver te zoeken ; Men wandeld in een groot gevaar, Haar Afgrond is noch hier , noch daar, In verre afgelegen hoeken : Maar waar wy zyn , daar is Al ziet ons Oog geen vuur of rook ! Zy is geen grof, maar geeſt'lyk wezen ; Een Holle , of verhoolenheyd , Oneindig eeuwig uitgebreid , Een diepte ! waard om voor te vreezen ! Zo groot als ' t Licht des Hemels zy , Dat eind'loos is , zo groot is hy , Maar eeuwig , in de Glans verhoolen : Wie dit voor onbegryp lyk acht , Die vraag ; Waar is de Zwarte Nacht ? Wy zeggen ; In den Dag verſchoolen. Gelyk in’t Woord te leezen is ; Het licht ſchynt in de Duiſternis, En blyft van’t zelve onbegreepen : Dat is de Glans van 's Vaders Hert , Daar 't Duiſter in verſlonden werd , Hoe ſcherp zyn Angel is geſleepen. Daar 140 V Ο Ν Κ Ε Ν Daar is de Vorſt van Zonde en kwaad , Met alles wat het Goede haat , Voor eind'loos eeuwig in gevangen ; En waar hy zyne ſnelheid wend , Hy naderd nergens aan een End , Al maakt hy noch zo verre gangen. ô Ryk ! ô zeer vervaar'lyk Ryk ! En aller grouw'len plaats en Wyk! Daar zo veel helſe oogen vuuren , Uit holle winkels , by 't Geſpuis , Van 't naar geſchuifel, en geruis, Der monftereule Kreatuuren ! ô * Morgenſter! waar zyt gy nuuw , Voor ' t heilig licht zo bang en ſchuuw , In zulk een diepen Nacht verzonken ! Al noodigd gy ons ook daar heen , 't Gevalt ons niet , wy zeggen neen , ' t Is beter voor Gods Troon geblonken. Wy ſchuilen voor dat eeuwig Zwart , In 't eeuwig Wit van 's Vaders Hert, Daar is men voor het onweer veilig ; Daar zal men ceuwig vrolyk zyn , > En • Lucifer. DER LIEFDE JEZUS. 141 En zingen met den Serafyn , Dat ſchoone Lied van Heilig , Heilig. Heilig Antwoord. Endein haarenzal niet inkomen iet dat ontreinigt, endegrouwelykheiddoet , ende leugen (Spreekt ]:maar die geſchreeven zyn in het boek des levens des Lams. Openb: XXI: 27 Her 142 V Ο Ν Κ Ε Ν XXXIV. Het werk pryft de Meeſter. Aanmerkt de Lelien , hoe zywalen. Zyenarbei den niet, noch en ſpinnen niet : en ik zegge u , ook Salomonin alle zyne heerlykheiden is niet bekleed ge weeſt als een van deeze? ſprak Jezus , de Wysheid Gods. Luk: XII: 27. Hy der LIEFDE JEZUS. 143 Hy doet my nederliggen in grazige weiden . Plalm XXIII: 2. Gras groene kleed ,van zo veel duizend ſpruitjes, Als een verſiert Tapyt , Zo ſchoon doormengt met blommetjes en kruidjes Op's Aardryksvloer, zo konftig uitgebreid , Had ons Gemoed maar ooren , Wat zouw men wond'ren hooren , Van hem , die ' t alzowys’lyk ſchikt, en vleit! Elk doet zyn beſt , on zyn fontein te looven , En bied zyn uitdruk aan , Maar, och , helaas ! zy preeken voor de Dooven ! Wie kan de Spraak van haar Natuur verſtaan ? Doe wy in de eerſte Zielen , Het Paradys ontvielen , Is ons'tgehoor van deeze ſpraak ontgaan ; Hoewel , die God , den wyzen Meefter, vreezen , En lieven in ' t Gemoed , Word dit gehoor, in zeek’re graad geneezen , Dat zy verſtaan des Scheppers goed , en zoet ; Op dat Hy word gepreezen , Als oorzaak aller wezen , Als 144 V Ο Ν Κ Ε Ν Als and'ren'tſlechts vertreeden met de voet. Maar 't veel, en .Al, dat haar geſtalten zeggen , Word van ons niet bevat, Omdat wy zwaar in ' s lichaams grofheid leggen , Dat ons verdekt een koſtelyken Schat , Die zich na 't heenen vaaren , Den Geeft zal openbaaren , Naonze Hoop die 't in't Geloofbezat. ô Paradys! hoc heerlyk moct gy blocjen ! In ' t Majeſteitſe Licht , Zo ſchoon verwekt, tot onophoud’lyk groejen , Door Zonneſchyn , van Jezusaangezicht ! By ' t blikkeren en Bloozen Van Lelien en Roozen , Dat alle ſchoon van deeze waereld zwicht. Ach ! vreugden- dal der uitgeſloofde Zielen , Dic tegen Vlees , en Bloed , En's Duivels Ryk , de overhandbehielen , Om 's levens Kroon , en't eindelooze Goed ; Wat moet het vreugde baaren , Die in uw weelde vaaren , En over ' t hoofd verzinken in uw Zoet ! Bloemryke beemd , vanider ſchoon gepreezen , Wat zoud gy anders zyn Als ber LIEFDE JEZUS. 145 Als een Figuur van’t Paradyſe wezen ? Dat is uw grond , daar is het alles rein , Daar kwaamt gy uit te vooren ; Van binnen uitgebooren , Uw wortel is doorluchtig , eel , en fyn . Al wat wy zien dat zyn geen vreemde divgen ; Den zieneloozen Grond Beeld zich hier uit , met deeze tydelingen , Zoals’t in Godzyn Wysheid eeuwig ſtond : Dies zal het ons na deezen Niet min , maar meerderweezen , Na dat ons Eind de geeſt van’ı vlees ontbond. Dan hoeftde Ziel niet na't Geheim te vraagen , Als alles blood zal ſtaan ; En ' Hemelslicht de wond'ren zal bedaagen ; Een Zonneſchyn , die nimmer zal vergaan ! Ach dat wy 't overweegen ! Op dat het werd verkreegen , Want zulk een Goed ſtaat ons bezonder aan. . . Heilig Antwoord. Die ooren heeft, die boore wat de Geeft tot de Gemeinten zegt. Die overwind , ik zalbem geeven te ceten van den boom des levens, die in het midden van bet Paradys Gode is. Openb: 11: 7 к 't Is 1 146 V Ο Ν Κ Ε Ν XXXV. 't Is al geen Goud wat’er blinkt. Die na den vleeſe zyn , bedenken dat des vlees is : maardie na den Geeft zyn , [bedenken ] dat des Geefts is. Want het bedenken des vlees is de dood : maarhet bedenken des Geeſts is het leven , en vrede, Rom : VIII: 5,6. Maar Der LIEFDE JEZUS. 147 Maar vlied de begeerlykheden der jongheid. 11 Tim: II: 22. Daarar wand'len twee Gezellen Door 's waerelds levens- land , Die rzaamen hand aan hand , Gelyke jaaren tellen ; Van Ouds gelyk als Een geweeſt, Een heet 'er Vlees , en de ander Geeft. Maar ach ! wat zouw het weezen ! Haar vriendſchap , die men ziet, Is 't rechte wezen niet ; Of ' t lof'lyk word gepreezen , ' t Is’mommery , bedrog , en ſchyn , Wat zouden zy voor vrienden zyn ! Al zyn zy t’zaam gebooren , Noch is'er groot verſcheel, In ' t een , of 't ander deel , Daar zy als Kind'ren hooren : De een is Burger deezer tyd , En de ander van de eeuwigheid . De Tydeling vol luſten K 2 Leid 148 V Ο Ν Κ Ε Ν Leid zyn Gezelſchap voort Door Weeldens ruime Poort , En laat hem nimmer ruſten Maar wandelt voort , vandag , op dag , Dat hy zich niet bedenken mag. Hy ſchynt hem zeer te minnen , De vriend'lykheid is groot, Waar op hy word genood , Om hem in ' t net te ſpinnen , Zyn vriendſchap dekt een ſlangen -liſt, Och ! of den waarden Geeft dat wiſt ! Hy voert hem langs zyn wegen , Gepleiſtert , en bemooit , Met Roozen overſtrooid , Als was ' t een grooten zegen ; Zo word een Os ter dood geleid , Op dat men hem tot ſpys bereid . Aan ' t einde deezer ſtraaten , Daar woond zyn oude vriend Die hy vrywillig diend , Om 't Goed met hem te haaten ; Daar brengt hy zyn Gezelſchap by , In ' t naare Huis van woeſterny. Daar ſtort hy zyn gezellen , ( Ter DER LIEFDE JEZUS. 149 ( Terwyl hy hem verlaat , En tot zyn Moeder gaat ,) In de afgrond van de Helle , By alle Duiv'len , en Geſpuis, Dat is een zeer Elendig Huis ! Een Huis , mer Nacht bezeeten , Van woeſtheid , zonder End , Vol grouwel, en elend , Van alles Goeds vergeeten! Een Huis , te donker , en te naar! Och ! of daar geen bewoonder waar ! Waakt op , ô Geeſt'lyk leven , In 't beſte van uw tyd , Ziet, hoe men u verleid , Gy moet hem wederſtreeven ; Want die gy meend getrouw te zyn , Bedriegt u , onder valſe fchyn , Veranderd uwe treeden , En zegt ; ô vlees ! wel aan , Nu moet het anders gaan ; Gezel van aardſe leeden , Wy waaren lang genoeg uw knecht, En nu veranderd zich het Recht. Dwingt hem tot uw begeeren ; K Wil 886 3 150 V ON K E N Wil hy niet willig gaan , Zo ſleept hem achter aan Met ſpart'len en verweeren ; Maakt hy wat ſpels, het is geen nood , De zaak is u te overgroot: De hoop vertrooſt uw treuren : Zo gy hem , met zyn vrind , Kloekmoedig overwint , Denkt , wat u zal gebeuren ; Gy zult een Kind des Hemels zyn , En lichten als de Zunneſchyn , God zal uw Vader weezen , By wien gy eeuwig zult Met vreugde zyn vervult , Een vreugde , nooit volpreezen , In ' t vriend'lyk licht der Majeſteit, In weldoen en zachtmoedigheid : Dat is een Huis vol weelden , En vreugde , zonder End , Op 't vaſte fondament, Meer als wy ons verbeelden ; Dat zal u immer beter zyn , Als ' t Eind van zulk een valſen ſchyn. Hei DER LIEFDE JEZUS. Isi Heilig Antwoord. Want indien gy na den vleeſe leeft, zozaltgyfter ven : maar indien gy door den Geeft de werkinge des lichaamsdood , zo zult gy leeven. Rom : VIII: 13. K 4 Voor 152 V ON KEN XXXVI. Voor vuur en gloed , Is water goed. Als een Lam werd hy ter Nachtinge geleid , ende als een ſchaap dat ftom is voor het aangezicht zyner Scheerders, alzo en deede by zynen mond niet op. Jez: LIII: 7. Maar DER LIEFDE JEZUS. 153 Maar ik zegge u , dát gy den boozen niet en wederſtaat; Maar zo wie u op de rechter wange Naat , keert bem ook de andere toe. Matth: V:: 39. 23 Nooch ſtaal, noch koper wil hier gelde: Wat wapens eiſt dao deezen ſtryd ? Ootmoedig en zachtmoedigheid , Daar 't Lam de helfe macht mcê velde : Doe 't zich in zyn geſpalkten mond , Met leidzaamheid kwam op te geeven , Daar ' t heilig , vriend'lyk liefde-leven , Met Zoet, het wrange Zuur verſlond . Hy dacht dat Beetje te verſlinden , Maar doen hy 't in zyn maag beſloot , Was ' t hem een gift en ſterke dood , En ' t bond hem , dat Hy dacht te binden, Zo neemt het Zoet het Zuur zyn macht , Zo kan het Goed , het kwaad doen bukken , De Liefde , Tooren onderdrukken , Zo breekt den Dageraad de Nacht. Geëerde vorft van eeuw'ge vrede , Een held van zulk een grooten flag , Tot 1 14 1 K 5 H 154 V Ο Ν Κ Ε Ν Tot opgang van den zaal'gen dag , Zo koft'lyk voor ons heen getreeden , Gy zyt den Koning van ons Hert ; Bewapend ons met uwe krachten ! Om 't vuur met water te verzachten , Op dat het kwaad vermeeſtert werd. Wanneer van buiten , of van binnen , De Hel zyn kaaken open doet, Mer ſtraalen van een vuur'ge gloed , Om in de Ziel te overwinnen ; Dat wy dan met het zinkend zacht, Zyn opgeheevenheid ontmoeten , Op dat zich onder uwe voeten , Als ſtof, vernederd zyne pracht, Ja zoete Jezus, hoogſte Heere , Zachtmoedig lammetje, heilig kind Dat alle ſtrengheid overwint , Laat ons van u het ſtryden leeren. Gy zyt dat licht der vriend'lykheid , Zo goed , en zoet , een bron der vreugde. Een wortel van ' t gewas der deugden , Ja , 't Herte Gods, van eeuwigheid. Doorbalſemt ons met uw genade , Dan zullen wy gewapend zyn Voor DER LIEFDE JEZUS. 155 Voor aanloop van het hels fenyn , En al 't belaagen van den kwaade. Heilig Antwoord. Maar ik zeggeu ,Hebt uw vyanden lief, zegendze die u vervloeken , doet wel den geenen die u haaten , ende bid voor de geene die u geweld doen , ende die 4 vervolgen. Op datgymeugtkind'ren zyn uwes Vaders die in de hemelen is. Want hy doet zyne zónne opgaan over booze en goede , en regent over rechtvaardige ende onrechtvaardige. Matth: V: 44,45. Een 156 V Ο Ν Κ Ε Ν XXXVII. Een alleen , En anders geen . Algave iemant alhet goedvan zyn buis voor deeze liefde , menzoude bem t'eenemaal verachten . Hoo gelied VIII: 7 Veel DER LIEFDE JEZU S. 157 Veele wateren en zouden deeze liefde niet kunnen uitbluffen. Hoogel: VIII: 7 6 GrooteZee , zo vrees’lyk in 'tontſtellen ! Dic altyd hobt en tobt en woelt. En tegen zo veel kuſten ſpoelt , Zo breed en diep , wie kan uw drup'len tellen ? Hoe ſtrekt gy uw gebied zo ver en wyt! Wat hebt gy , woeft en ongebonden , Van ouds een ryken ſchat verſlonden , Die in uw Maag zo diep verhoolen leid. Maar ſchoon hier by het nat van al uw baaren , Niet ſlechts alleen tot zoeten wyn , Zeer koft lyk zouw verandert zyn , Maar zelfs, dat al uw drupjes paarlen waaren ; Een ieder gruis, van al uw grondig zand , ( Berold van uw beroemde baaren , Noch verder als de ſchepen vaaren , ) Een Ed'le ſteen , of ſchoone Diamant : Als mede , al de Bergen uwer kuften ( Zo hoog , en breed , en zwaar , en vaſt , Wiens voeten gy beſpoeld , en waſt, ) Van haaren kruin , tot daar zy onder ruſten ! Van 158 V ο Ν Κ Ε Ν Van louter goud , een onwaardeerlyk goed ; Noch had ik liever , nevens ſmerte, Het Eenig Paareltje des herten , Dat ik zo zeer bemin in myn gemoed : De liefdeGods, het ſchoonſte aller dingen ! ô Allerſchoonſte Paarelyn ! Noch ſchoonder als de zonneſchyn, By uw waardy is alle ding geringe, Myn Jezus, ach ! gy zyt de grootſte ſchat ; Of iemant, by geval van keuren ; De gantſe waereld mogt gebeuren , Noch was hy arm , by hem , die u bezat. Ach dat wy doch dien Paarelnietverliezen , En datze niemant ons ontraapt ; Getrouwe waaker die nooit ſlaapt, U is de macht en wacht die wy verkiezen . Wat zichtbaar is vergaat tot zyner tyd , Maar dit beminde, en den minder , De ſchoone Paarel , en zyn vinder , Die blyven t’zaam in alle eeuwigheid. Heia DER LIEFDE JEZUS. 159 Heilig Antwoord: Wederom is het Koningryk der Hemelen gelykeen Koopman die ſchoone paarlen zoekt : Dewelke, heb bende een Paarel van groote waarde gevonden , ging heenen en verkocht al wat hy badde , en kocht de zelve . Matth: XIII: 45,46. Τ Ο Ε Ζ Α Ν G. TOON : Pſalm VI. I. ô ezus goede Heere, Leert ons den ſchat waardeeren , Die in den akker leid , Op dat by word verkreegen , Daar 't al is aangeleger , Ja die gy zelver zyt. 2 . Wie wel begeerttevaaren, Moet u in 't hert vergaaren , In plaats van aardſe Nyk ! Uw vaſtheid is beſtendig , Het waerelds is elendig , En maakt geen Zielen ryk. 3. Ryk zynze wiens gedachten , Uvoor haar rykdom achten , En houden voor haar goed: Haar ſohat zal niet bezwyken , Als and're ſchatten wyken , û Paarel van 't gemoed. Ruſten 160 V O N K E N XXXVIII. Ruſten is gemakkelyk. Tot een onverderflyke , en onbevleklyke , en on verwelklyke Erffenis, die in de Hemelen bewaart is voor 1. I Petr: 1: 4. Lief DER LIEFDE JEZUS. 161 Lieflykheden zyn in uwe rechterhand eeuwiglyk. Pſalm XVI: 11 . Kan gezongen worden op den Lofzang Maria. Als koude word verwarmt, N En bitte word verkoeld , Zo is 't een lief’lyk wezen : Als 't afgeſloofde lyf De zoete ruſt gevoeld , Dan is 't een lief geneezen . Als honger word verzaad , En droet heid word verheugt, Dat maakt een triumfeeren : Als ' t goed het kwaad verwint , Dat is de bron van vreugd , En 't lachend Jubileeren . Als 't licht de duiſternis Verbergt in zyn geweld , En opend alle dingen , Dan word het ziende Het wonder voorgeſtelt, Om lof en dank te zingen. ô Uitgevloeide kracht , En wezen deezer tyd , L oog , Zo 11

162 V Ο Ν Κ Ε Ν Zo noodig te overweegen , Om dat gy een Figuur Van ' t eeuwig wezen zyt; Men meet' u doch ter deegen. Bedenk eens, trouwe ziel , Wat u gebeuren zal, In 't eeuwig Zalig leven ; Als gy het aarden -vat , En ' t aardſe jammer-dal, Ten laatſten zult begeeven! Uw levens-wortel zal In 't eind'loos , altyd Nieuw , Een eeuwig weldoen voelen ; Als of't begin der vreugd , En deugd , nooit op en hieuw , Van warmen en verkoelen , Van blydſchap , uit verdriet , Verzaadiging , en ruſt , Tot luft , en welbehaagen , Van ' t nangenaam des lichts , Wanneer zy 't duiſter bluft , In ' t hert- verheugʻlyk daagen. Van alles daar het leed , Met lief geballemtword : En DÉR LIEFDE JEZUS. 163 En dat zal eeuwig blyven ; Gelyk een ſchoone bloem , Wiens opgang nooit verdord ; Wie kan dat heil beſchryven ? Maar ach ! wat zal dat zyn , Tot God- gekeerd gemoed ? Wat is het voor een wezen ? Dat haar met al dit geen , Van onophoud’lyk zoet , Geduurig zal geneezen ? Dat zal God zelver zyn : Dat alle weelde zwicht ; Zyn eigen Hert en leven ; Van alle kracht des heils , In 't vriend’lyk liefden -licht, Een eind'loos eeuwig geeyen. Vloeid toe met uw gemoed , Al die op aarden zyt, Tot deeze Ziels -genade, Op dat gy uwe Ziel In alle eeuwigheid , Gelukkig meugt verzaaden . Gelukig is de Menſch , Tot zulk een heil genood : L 2 ' Ach 1 164 V Ο Ν Κ Ε Ν Ach dat zy ' t al bedachten ! En 't waerelds, ſlecht , en klein , Om 't Hemels ſchoon , en groot , Verſmaaden , en verachten ! Wat is 't al wat'er is , Dat met de tyd vergaat , Voor 't eeuwig Zielen- leven ; Maar wat oneindig blyft, En in zyn wezen ſtaat , Dat kan vernoeging geeven , Wel aan al die het hoort , Verkieft het beſte deel , En laat het minder vaaren ; Het gantſe Hemelryk , En God , is machtig veel , Ja alles , en geheel, Och laat ons dat vergaaren . Heilig Antwoord. Ende God zal alle traanen var baare Oogen afwif ende de Dood en zal niet meer zyn : noch rouwe , noch gekryt , noch moeiteen zal meer zyn : want de serfte dingen zyn weg gegaan. Openb: XXI:4 . TOE ſen ; DER LIEFDE JEZUS. 165 TO E Z A N G. Toon : Sulamite . Jezus 1 . ezus, Jezus! Jezus, Jezus! Ach laat ons doch , die ſchoonſte Naam berbaaler , Al ſchynt het buiten paalen , Wat zouden wy, om iemant , daar na gecven ? Want Jezus is ons leven ! Den liefden-oli, tot beeling en verzachten , En den Balfem , en den balfem , en den balfens der krachten. 2. a beminde der Zielen ! Wy hebben hoop , om eens, eerlang , na deczek , Uw lof en prys te weezen , Met booger tong ontſtooken door uw krachten , Bereikt metgeen gedachten , Om u te beffen met bemelſe gezangen , Eeuwig , eeuwig , ceuwig , ceuwig , eeuwig , eeuwig is lange: 3. Laat ons eeten en drinken , Van Jezus Naam, dien allergrootſten zegen Als Pelgrims onderwegen , Tot wy, cerlang, uit deeze waereld ſcheiden In 't leven zonder tyden , Om in Gods Herte, voor eind'loos te woonen , Jezus , Jezus, Jezus , Jezus , Jezus Chriſtus myn ſchoone, L3 Daar 166 V O N K EN XXXIX. Daar ſchuild een Slang in't gras. Reddet my, Heere , van myne vyanden : by 16 Schuile ik. Plalm CXLIII: 9. Ende ! DER LIEFDE JEZU S. 167 Ende ik zal vyandſchapzetten tuſſenu , ende tuſſen deeze vrouwe. Gen: III: 15. Neen kruiper , die in't gras verſchoolen , De bloeme plukker zeer vervaard , Als gy u ſchichtig openbaard , Van daar gy bochtig laagt verhoolen : Gy zyt het mooje diertje niet , Al komt gy voor de oogen fleepen Met zulken bonten rug vol ſtreepen , Och neen , men ziet u liever niet : Maar zyt gy waardig om te ſchuuwen ? En maakt ons uw nabyheid bang , Wy vinden noch een nader Slang , Veel noodiger om voor te gruuwen ; Hy is het pit van uwen dop , Die door de eerſte luft ontſtooken , In onzen boezem leid gedooken , Die heft zyn hoofd zo dikmaals Dat doet ons na Gods Herte vlugten ; Om van het kwaade vry te zyn , Verbaaſt voor dood’lyk hels fenyn , En om de Nange-treeder zuchten. op ! L4 Ach 108 V O N K EN 1 Ach Jezus! allerlieffte Heer , Onze arme Ziel , tot heil gebooren , Om 't werk des duivels te verſtooren , Vertreed hem daag'lyks, drukt hem neêr. Weeft gy den Koning in ons herte : Op dat uw liefde en vriend'lykheid , Dien wrevel-worm ter nederleid ; ô Balſem -oly onzer ſmerte ! Tot dat wy na het veelmaal ach ! Na zuchten , vluchten , vreezen , ſchroomen , Het zondig ſlangen -hol ontkomen , Verryzen in een ſchoonder dag, Om Hemels bloemetjes te pluiken , In ' t heilig zalig vaderland , Met alle ſierlykheid beplant , Om ſchoon te bloejen en te ruiken ; Daar zal het vry en veilig zyn , Geen ſlang van buiten , noch van binuen ! Dat is een Beemde om te minnen ! Een Gaarde, zonder kwaad fenyn. Ach goede Jezus ! myn beminden , Dat uw genade ons doch geleid Door ' t wilde woud van deeze tyd , Tot wy u eens volkomen vinden In DER LIEFDE JEZUS. 169 In ' t ruime veld der eeuwigheid , Daar alle vroomen zich vermeiden , In onbedenk’lyk hoog verblyden , Zo hoog en diep , zo breed en wyd. Ach Jezus ! lief, myn overſchoone, Wat is het goed by u te woonen ! Heilig Antwoord. Ende tuſſen uwen zaade, ende tuſſen haaren zaade: dat zelve zalu den kop vermorſelen , ende gy zult het de verſenen vermorſelen. Gen : 111: 15. LS Ooft , 170 V Ο Ν Κ Ε Ν XL. Ooft, weſt, t'Huis beſt. Maakt my bekent den weg dien ik te gaan hebbe, want ik beffe myne Ziele tot u op. Leert myuw welbehaagen doen , want gy zytmyn God : uw goede Geeſt geleide my in een effen land . Plalm CXLIII: 8, 10. Ik DER LIEFDE JEZUS. 171 Ik zeide, Gy zyt myn toevlucht, myn deelin het land der levendigen. Plalm CXLII: 6 . Zomeen Jomcen'gen ſtap , zo meen'gen treedje nader Aan dood en eeuwigheid , En ook met een aan Vaderland en Vader , Zo anders ' t Hert in God begraaven leid . ô Pelgrims weg , wat heugen u al zuchten ! Van haar , die u begaan , En uit de Stad van idelheid ontvluchten ; Maar evenwel , gy zyc de rechte Baan . Wel zulke , die haar voeten op u zetten , En met een wakker Oog Op ' t heilig ſpoor van uw betreeders letten , Oriaangezien hoedanig , laag of hoog , En die den weg van idelheid betreeden , Komt ook haar Eind te mocd , Schoon dat men Naapt,of ſtapt met wyde ſchreden, Tot zich het Graf ten lautſten open doet. Dit loopt gelyk ten uitgang en ten ende , . Maar ' t onderſcheid is groot , Een zaal’ge hoop , of ſchrikken voor elende , Dat maald voor ' t hert een goede of kwaade dood. Wy 172 V Ο Ν Κ Ε Ν Wy treeden voort , met hoopen en verlangen , Elk dagjen is ' er een ; De Tyd is ſnel, en gaat geſtaâge gangen : Tot deezer uur is alles voor en heen . Hoe menigmaal zag’t woud zyn groeneboomen Beſtorven , als een dood , Hoe menigmaal was ' t wederom , als droomen , Als’t groene blad in ' t vroege voorjaar ſproot. Hoe menigmaal ging ' t moede leven leggen , Gedooken in de nacht , Hoe menigmaal kwam’t goede morgen zeggen , Hoe menigmaal is dit en dat volbracht ! 't Is alles heen ; . Maar’t God -begeerend zuchten , Gezaaid in goede aard , Belooft een ſchat van Eindelooze vruchten ; Die Jezus vind heeft overwel vergaart. Wat was het al , van ' t zichtbaar leven ; Zo ’ t innerlyk gemoed Zich niet met vlyt tor hooger had verbecven , En ſtaag gedoeld op God het hoogſte goed . Laat alles gaan ; zo wy de deugd beminnen , Dat zal geen ſchaduuw zyn , Als’t and're Eind , zal dit eerſt recht beginnen , Haar grond is valt , het waerelds is maar ſchyn. Ô Zoete DBR LIEFDE JEZU S. 173 ô Zoete ruft, hoe daagt gy in het ooſten Van ons geloof en Hoop , Datkan ons langs de Pellgrims- weg vertrooſten , Terwyl wy gaan door 's waerelds levensloop. Gelukkig hy , die ' t Hemels heeft begreepen , En niet in ' t aardſe ſlaaft, De tyd zal hem zyn welvaart niet ontſleepen, Die alzynſchat in’t Herte Gods begraaft. Treed dan maar aan , treed aan , ô Pelgrims voeten, Of ons de tyd ontgaat, De eeuwigheid zal ons eerlang ontmoeten , En al het leed verzachten en verzoeten , In't Vaderland , bevryd voor alle kwaad. I. Heilig Antwoord. Deeze alle zyn in het geloove geſtorven , de beloften niet verkreegen hebbende , maar hebben dezelve van Yerre gezien , ende gelooft, ende omhelſt, ende hebben Beleeden dat zy Gaſten endeVreemdelingen op der aar den waaren . Want die zulke dingen zeggen , betoonen klaarlyk dat zyeen Vaderland zoeken .Endeindien zy dies [ Vaderlands] gedacht hadden van welke zy uitge gaan waaren, zy zouden tydgehad hebben om wederte keeren : Maar nu zyn zybegeerig na een beter , dat is, na het Hemelſe. Hebr: XI: 13 , 14 , 15, 16. USIK Het 174 V O N K ENΝ XLI. Het einde draagt de laft. HM Gyen kunt den drinkbeker des Heeren niet drinken , ende den drinkbeker der Duivelen . I Kor: X: 21 . De DER LIEFDE JEZUS. 175 De Heere is hetDeel myner erve , ende myns bekers. Pſalm XVI: 5. Kan gezongen worden op Pſalm LXVI. en X Geboden. Wat zyt gy Ô. W celden-kroesdie my vermaakten, En 's vleeſelyken levens-mond , Van boven af, zo lekker ſmaakten , bitter ор den grond ! Het zoet des voorſmaaks is verdweenen , En ' t nabedenken is een gal, Wat lief'lyk was is weg , en heenen , En ach ! wat of ' t noch worden zal ? Zo zucht het eind van ' t waerelds leven ? ô Broeders laat dien Beker ſtaan ; Al is zy vol van zoet omgeeven ; En taſt des Heeren beker aan : Drinkt met geloof en ſtadig Hoopen , Van Gods genade en liefde- wyn , Door Jezus Chriſtus uitgeloopen , Het grondzop zal den Hemel zyn : Een eeuwig leven vol van weelden , Een woonen in Gods heilig Hert , Wie kan het goed en zoet verbeelden , Daar in de Ziel gedompelt werd ? DA Vac 176 V Ο Ν Κ Ε Ν Vat aan den Beker van genade , Zo boorde- vol tot aan de rand , Wie 't luft dic mag żyn Ziel verzaaden ; God biedze met een milde hand. ô Wyn des levens, vol van krachten , Wat zynze wys en wel bedacht , Die 's waerelds wyn om u verachten , En neemen 't groote heil in acht. Ach waare Wynſtok , eeuwig leven ! Zet ons uw fappig voedſel by , Op dat de rankjes vruchten geeven , En 't ſcherpe Snoeimes ga voorby. Hoog goedeJezus , Ziels beminde , Als gy op aarden hebt gewoont , Hoe liet zich uwe goedheid vinden , Hoe heeft zich uwe trouw betoond ! Al wie maar riep , en liep , en trachten Na heelzaam heil voor zyne kwaal, Die wierd geneezen door uw krachten , Uw goedheid zalfden ’ ı altemaal : Gaat heen in vrede , Weeft geneezen , Hebt goede moed , misdoed niet meer , Zo gy gelooft, zo zal het weezen , Sta op ; Word ziende, of rein van zeer ; Zo DER LIEFDE JEZUS. 177 Zo was de balſemyloed der woorden , Uit uw gebenedyde mond , Tot heil der Zielen dieze hoorden , Aan't lichaam , dooruw kracht, gezond. Ô Goede Jezus, Ziels-beminde , Al zyt gy nu niet meer op Aard , Gelyk een menſchen kind te vinden , Zo als gy eens voor deezen waart , Gy hebt ons echter niet begeeven , Wy zyn geen Wezen zonder U ; Maar in den Grkel van ons leven , Woont gy met uw genade nu , Dies loopen wy met ons begeeren , Uw groote goedheid achter na , En roepen , Jezus , goede Heere , Geneeſt ons , helpt ons van den kwaể. Loopt toe belaſten en belaaden , Den grooten Meeſter is noch hier , Tot onderwerping van her kwaade, En ļucht voor 't vonkend levens-vier. Heilig Antwoord. Myn Bloed is waarlyk drank. Joan: VI: 55: M Noch 178 V O N K E N XLII. Nochver , noch wyd , Maar daar gy zyt. in ! Want waar twee of drie vergaderd zyn inmynen Naame , daar ben ik in’t midden van haar. Matth: XVIII: 20. Jezus zeide tot haar , vrouwe, gelooft my, de uure komt, wanneer datgylieden noch op deezer Berg ,noch te Jeruzalem , denVader en zult aanbidden .Joan: IV: 21 . De DER LIEFDE JEZUS. 179 De Heere is naby allen die hem aanroepen : allen die bem aanroepen in der waarheid. Pſalm CXLV: 18. Waarwoont myn God, myn lief,,mynoverſchoone? Zouw't hier niet zyn , waar zouw hy anders woonen ? 8 Middelpunt der eind'looze eeuwigheid. Die ' t Middelpunt myns levens- firkel zyt ! Als ik u zal in myn gemoed betrachten , En maak een Kruis , met ſpeelende gedachten , Dat ik een ſtreek van honderd duizend jaar , Ofrechts , of lings , of op , of neder vaar ; En ſta daar ſtil; met uitgeſtrekte zinnen , Of wy aan ' t perk een nadering gewinnen , En dichter zyn aan ' s eindens ommeſtreep , Als daar ik eerſt den wil ten voortgang greep, Zo vind ik niets ; en ſchoon de zinnen weiden , Recht Sirkel- rond , rondom aan alle zyden , Zo vind ik my van ' t eind der eeuwigheid , Aan alle kant net even ver en wyd ; In ' t Middelpunt der Eindelooze Groote, Van 't eeuwig al , in geen beſluit beſlooten : Hier is de Plaats , dat Verrheids Beeld verdwyn : Zouw Onzen God niet in het midden zyn ? En 't Middelpunt ſtaat vaſt in alle wyken Waar De M 2 180 V Ω Ν Κ Ε Ν Waar dat wy zyn , of ooit gedachten reiken . Gelyk de Schrift , die Heil'ge ſpiegel, toond , Dat God zo laag als in de hoogte woont , Zo hier , als daar , zo na , als in de verte , In 't Hemelryk en in verbrooken Herten. Alvullend AL , daar over zyn wy blyd , Dat gy een God van onverdeeldheid zyt , Onomgevat door zinnen of gedachten , Maar overal , de Welbron aller krachten , En uit de Kracht , de Bloem van't eeuwig ſchoon ; Van eeuwigheid den Vader en den Zoon. Wy trachten ons dan dicht aan u te houden , Op dat wy zyn gelyk als twee getrouwde , En 't levens- vuur der Zielen word gepaard , Met koele dauw , uit Jezus Hert gebaart. O Schoonſte lief, die ons zo vriend'lyk noode , En deeze trouw zo mild hebt aangebooden , Ten koſten van uw overheilig bloed , Bereid voor u het huis van ons gemoed. Heilig Antwoord. Jerezus antwoorde ende zeide tot hem ,Zo iemant my lief heeft , die zal myn woord bewaaren : ende myn Vader zal hem liefhebben ,ende wy zullen tot bem komen,ende zullen wooninge by hem maaken. Joan: XIV: 23. TOE DER LIEFDE JE ZU S. 181 TO E Z A N G. Toon : Pſalm VIII, A.peen ! ach need ! alleetend Goden Heere; Uw Majeſteit is niet zo wyd en veere , En of de Menſch een worm op aarde zý , Nooh woont gy bem gelyk een Vader by. - Hy heeft zyn fem niet krachtig te verluiden , Om uzynzin en meening te beduiden. ô Eeuwig Al, dat alles hoort en ziet, Wat na of ver , of fil, of luid geſchiede 3. Dies zyt gy ons een allergoedſte Vader , Is iemant na , gy zyt ons noch alnader Zo leerd ons dan ſteeds wand'len in het licht, Als Kind'ren voor baar ' s Daders aangezicht. M3 Anders 82 V O N K E 9 XLIII. Anders om, Een ider boom die geen goedevrucht voort en brengtą word uitgehouwen , en in't vuur geworpen . Matth: vll: 19: Aan DER LIEFDE JEZUS. 183 Aan baar vruchten zult gyze kennen . Matth: VII: 16. I onordent’lyk uit zyn ſtand , 't Wat onder weezen moeſt , is boven ; De wyze Meeſter van de Hoven , Heeft deezen boom zo niet geplant. Wat zal men hier nu toe gebieden ? Het was in zyn geſchiktheid goed , Maar ' t ſtaat niet zo het weezen moet. Daar moet een onderſt’ op geſchieden. Dat ſpeelt op u , o Zielen - boom ! Hoe kunt gy zo de Meeſter haagen , En voor hem goede vruchten draagen , Dit is een ſtand van ſchrik en ſchroom ; En onbevallig voor de cogen. Ô Menſch bedenkt u wel, en ziet : Zyt gy 't verkeerde boompje niet ? Wat doet het onderſt naar om hooge ? Ach dat de Zon der wysheid klaart ! Wat doen uw zinnen en gedachten , En and're Ed'le Zielen- krachten , Gedompeld in de zwarte aard ? 3 M4 En 184 V O N K EN En de idelheid van 't aardſe leven , Van veelerlei verkeerde luſt , Onnoodig werk en valle ruſt , Gelyk een kroon , om hoog verheven ? Hoe moet dat voor den meeſter ſtaan ! En voor het oog van alle wyzen , Die zulken monſter- Itand mispryzen , En zien ’t voor ongeſchiktheid aan, ô Boompje ſtaakt uw tegenkanten ; Het is noch in den goeden tyd , Terwyl gy in uw wasdom zyt , Op dat de meeſter u verplante. De deelen die in de aarde zyn , Die moeten na den Hemel keeren , Op dat zy 't vruchte -draagen leeren , Gebalſemt door de Zonneſchyn , Op dat de Meeſter daar van eete , En u genadiglyk beſchouwd, En voorts bereegend en bedouwd , In zyn behaagen onvergeeten : Dan krygt gy een hoogwaarde prys, Zo groen en ſchoon aan alle kanten , Den Hovenier zal u verplanten , Van hier in 't zalig Paradys; Daar DER LIEFDE JEZUS. ' 185. Daar zult gy onophoud’lyk groejen , En weezen als een ſchoone boom , Geplant aan eenen waterſtroom , En ceuwig jong en jeugdig bloejen ; Gods Aanzicht zal uw Zonne zyn , Zyn watergeeft, uw dauw en regen , Benevens alle heil en zegen Van hemels goed en heilig Rein. Gy zult een ſchat van vruchten baaren , Den Meeſter van het eeuwig hof, Tot roem , en prys , en cer , en lof, En vreugd van alle hemel- ſchaaren . Heilig Antwoord. Demenſche en zal niet beveſtigt worden door god loosheid : maar de wortel der rechtvaardigen en zal niet beweegt worden. Maar de wortel der rechtvaardigen zaluitgeeven, Spreuken XII: 3, 12. MS. 't Is 1 186 V ο Ν Κ Ε Ν XLIV. 't Is gevaarlyk ! Die ons uit zogrooten doodverloft heeft, ende (noch) verloft: op welken wyhoopen , dat by (ons] ook noch verloſen zal. II Kor: 1 : 10 . Ook DER LIEFDE JEZUS. 187 Ook doe wy dood waaren door de misdaaden , heeft [ ons] levendig gemaakt met Chriſtus: (uitgenade zyt gy zalig geworden.) Eph: 11: 5 . Kan gezongen worden op , Zalig heilig Bethlehem ! Ik wandelde k op der Hellen mond , Gelyk een blinde , zonder ſchrikken , Terwyl zyn kaaken open ſtond , Om ' t ſtortend leven in te flikken . De domme diermenſch ging geruſt , De geeſt vermaakten zich met droomen , Zo vaſt in Naap van id'le luſt ; Ô Naare ſtand , om voor te ſchroomen ! Zo reid cen Reizer , wyl hy ſlaapt Op't Dier , langs ſteile , ſmalle wegen , Daar onder hem een afgrond gaapt, Zo diep van 't hooge pad geleegen. Hooglieve God , oneindig goed , Wat ziet gy met langmoedige oogen ! Hoe hebt gy deezen val behoed , En my zo trouw te rug getoogen ! Ik vang , en hang u om den hals , Gy zyt myn Vader en myn Moeder! Jan 188 V Ο Ν Κ Ε Ν Ja , God , myn lief ! Gy zyt van all's ; Myn Schepper , kooper, en behoeder. Ach leid my vorder by uw hand ; En brengt ons daar wy gaaren waaren , Door ' t wilde , woefte , vreemde land , Zo vol van prykel en gevaaren , Ô Trouwe Vader van de Ziel , Zo ryk en mild , in ' t heil-bewyzen , Die ' t zinkend - leven boven hiel , Hoe willen wy u eeuwig pryzen ! Met alle broeders , die uw lof, Zo ryk'lyk , uit haar boezem haalen , Oneindig opgevuld met ſtof , Gebonden aan geen maat noch paalen. ô Huis daar onze Vader woont Hoe hoopen wy in u te ruſten ! Daar Jezus al zyn rykdom toond : Weg idelheid van aardſe luften. Heilig Antwoord. Wantgy waart als dwaalende ſchaapen ;maargyzyt nu bekeert tot den Herder ende Opziender wwer Zie len . I Petr: II: 25. TOE ! DER LIEFDE JEZUS. 189 TO E ZANG. Toon : Als een uitgeſtorte Balfem . G wond're kracht van ' t Noorden , Die het naaldje naar u baalt, Op dat men niet licht verdwaalt, Daar het Schip viet t'buis en hoorden , Gy zyt een Spiegel voor ons Hert Dat zo van God getrokken werd, 2. Och hoe word'er uitgekeeken ! Naar u toe , ô eeuwig Goed ! Want gy hebt aan onsgemned , Zo met uwe kracht geſtreeken , Dat het zich nu geduurig ſtrekt, Naar ' t hemels Noorden , dat zo trekt. Hedeni 1 190 V O N K E N XLV. Heden groot , Morgen dood. Hykomt voort, alseen bloeme , ende werdafgeſnee den : ookvlucht by als een ſchaduwe, ende en beſtaat niet. Job XIV: 2. DER LIEFDE JEZUS. 196 + 1 20 Alle vlees is Gras. Jez: XL: 6. Kangezongen worden op , Zalig heilig Bethlehem ! Schoon' groene grasjes die 'k beſchouw , Al zyn uw hoofjes overgooten Met balſem van een morgendouw , In ' t frisſte van uw ſchoone tyd ; Wat mag ' t uw groenen opgang baaten ? Wanneer de ſcherpe Seiſen ſnyd , Moet gy uw jonge leven laaten. Daar valt gy neder met een ſlag; En al uw Gierſel gaat te gronde : Het geen men 's morgens weelig zag. Werd ' s avonds gants verſlenſt gevonden . Zo ſtapt de Dood door ' s waerelds veld , Zo hier , als daar , langs alle wegen , Om met een arm van groot geweld , Het gras der mensheid af te veegen . En eer een korte Eeuw verſchoot , Heeft hy het gantſe veld der aarde, Van al zyn groene gras ontbloot, Dat zich in 't leven openbaarde. En 4 1 17 192 V Ο Ν Κ Ε Ν En of'er hier en daar verſpreid , Een ſierlyk bloempje ſtaat te pryken , Al is ' t een konings majeſteit; Hy weet van myden , noch van wyken. Beſpiegeld u , ô vlees en bloed , Van jonge jeugd en friſſe krachten , Ziet wat de ſcherpe Seiſen doet , En neemt het in een wys betrachten . Wat helpt het al wat weelde hiet ? Al was ' r de ſchoonſte ſtand van allen , De felle maajer acht het niet , Maar doet het haaſt tot hooi vervallen. Ach word doch wys en wel-gezind, Dewyl men 't daaglyks ziet voor oogen , Dat al wat leeft zyn einde vind , En voor het ſnymes word geboogen . Wat raad ? Een koſtelyken raad : Gy draagt in uwen borſt verhoolen Een groot juweel , een eeuwig Zaad , Dat vruchtbaar-weezen is bevoolen ; Laat dat uit Gods barmhertigheid Een hemels water aan zich trekken , Op dat hec noch in deezen tyd Een ander ſpruitje komt verwekken , Dat DER LIEFDE JEZUS. 193 Dat God in ' t Paradys behaagt, En zyne liefde kan vermaaken , Ofdan de felle maajer vaagt , Zo kan hy deeze ſpruit niet raaken . Dat is te ſchoon , en over mooi , Van al wat ſchoon is , uitgenoomen , Zo word men tot geen droevig hooi , Om in een kwaade ſchuur te komen. Schoon' groene grasjes ſterkt uw jeugd, Uit God zyn liefde , en genade, Met fap en kracht van waare deugd , Zo zal den Maajer u niet ſchaaden . Heilig Antwoord. Het Gras verdert, de bloeme valt af, alsde Geeſtdes Heeren daarin blaaſt : voorwaar het volk is gras. Het gras verdort , de bloeme valt af: maar het Woord onzes Gods beſtaat in der eeuwigheid.Jez: XL: 7,8. N De 194 ν ο Ν Κ Ε Ν XLVI. De kwaê , Is na. Ende zy [ zullen ] des Menſchenvyanden [ worden ], die zynehuisgenooten [zyn ]. Matth: X : 36. Ver , DER LIEFDE JEZUS. 195 Verloft ons van den boozen. Matth: VI: 13 . Ach Bruidegom van myn gemoed ! Tot u verhef ik myne zuchten , En kom in uwen boezem vluchten , Dat uw genade my behoed ! Zy woonen binnen myne muuren , Als hertgenooten van myn Huis , Die my verſchaffen ſtryd en kruis , En op my loeren , alle uuren ! Wie zyn dan deeze , waarde Geeſt ? Die in den ſchyn van huisvriendinnen , Zo veel verwarde draaden ſpinnen , Dat gy voor haar gezelſchap vreeſt ? ’ t Zyn ſpruiten van myn levens krachten , Myn Hert , en Ziel zo na verwant Door een aloude ſterke band , Myn eigen Zinnen en gedachten. Zy brengen my veel onruft aan ; En of ik haar gebiê te zwygen , Om zoete ſtilte en ruſt te krygen , Zy laaten ' t zo niet lange ſtaan . N 2 . Dies 1 11 196 V ο Ν Κ Ε Ν Dies moet ik my getiafig weeren , En zetten haaren opttand neer, Al reis , op reis , en keer , op keer ; Dies zucht ik veel rot u , ô Heere ! Gy zyt myn Heiland , en myn Held , Op wien myn Hert zich moet betrouwen , Dies hop ik my aan u te houwen , Verdruktze met uw groot geweld ; Vertreedze onder uwe voeten , Als ſtof, ô allergoedſte Heer , Legt gy de macht der boosheid neêr. Wat zouw voor u niet buigen moeten ! Ach dat myn Huis eens was bereid , En uitgeruimt van alle zaaken , Die uwe wooning onrein maaken , Door veellerleie eigenheid ! ô Waarde gaſt , daar wy om zuchten , Op dat uw Wildaar Koning waar ; Ach Jezus ! doetze voor en naar Als kaf verſtuiven en veryluchten. 1 Hei DER LIEFDE JEZUS. 197 Heilig Antwoord . De Heere zal uwen uitgang ende uwen ingang be waaren , van nu aan tot in der eeuwigheid. Plalm CXXI: 8. N 3 Her 198 V Ο Ν Κ Ε Ν XLVII. Het Licht is liet’lyk . Laat ons als in den dag , eerlyk wandelen, Rom : XIII: 13 . In DER LIEFDE JEZUS. 199 In hetzelve was het leven , ende het leven was het licht der menſchen. Joan: I : 4. Kan gezongen worden op Pſalm XXIV. Wat was de Waereld zonder Zon ! Gelykze was , eer ' t Licht begon. Elendig , duiſter , zonder leven ; Zo was de Ziel ook zonder Uw ; Maar wrang , en wreed , en hard , en ruuw , Uw Goedheid moet het alles geeven , Doordringt ons dan , ô eeuwig Gocd ! Mct uw genade en liefde- gloed , Op dat wy uw gezicht behaagen , En een verheug’lyk Wezen zyn , Doorſcheenen met uw Zonneſchyn , Om uwen lof in ons te draagen. Gelooft zy God in eeuwigheid , Die ons tot Schepſels heeft bereid ; Om voor zyn aangezicht te ſpeelen , Voor wien hy al zyn heil ontſluit ; En giet zyn heilig Herte uit , Om al zyn Rykdom mee te deelen. N 4 Hci 200 V ONKEN Heilig Antwoord . [Dit] was het waarachtige Licht, 't welk verlich sen iegelyk menſche komendein de Waereld. Joan : 1 : 9 TO E Z A N G. TOON : Belle Iris. 1 . lken Ademtocht is Van des Heeren liefde gaaven , Daar mee wy ons Herte laaven, En gaan zo gezegent been. Acb ! dat wy het al bedachten , 't Goed dat ons de Vader doet, Hoe behoorden wy 't te achten : Hy is mild en over -goed. 2 . ' t Zuchten van ons levens-geeft , Moeſt ook altyd in hem zweeven, In hem Ademen en leeven , (Zo het eenmaal is geweeſt) Ja , in al ons doen en laaten ; Op dat wy ons leven lang Nooit een Ådemtocht vergaten , In ons op- en nedergang. . Waare 1 DER LIEFDE JEZUS. 201 3. Waare oorſprong van ons zyn , 8 ! Gy open -lucht des levens, Zo vol lievens , zo vol geevens, Ja , des zaligheids fontein , Gy, ô Koning aller eeren , Laat doch uw genaden - vloed, ? Zielen - Adem -baalen leeren , Man ons opgewekt gemoed. NS Zict 202 V ON KEN XLVII . Ziet alles aan , 't Zal eens vergaan. So Want wyweeten ,dat, zo ons aardſe huis deezesta bernakels gebrooken word, wy een gebouw van God hebben , een huis niet met handen gemaakt, [ maar] eeuwig, in de Hemelen. II Kor: V : 1. De DER LIEFDE JEZUS. 203 Dehemelen de aarde zullen vvorby gaan ,maarmyne Woor den en zullen geenſins voorby gaan . Matth: XXIV: 35. Kan gezongen worden op Pſalm XXIV. ôWonderwerk, van deeze Tyd ! Zo hoog , zo diep , zo breed en wyd ! Zo vol van wonderbaare dingen ! Wat ſpreekt gy met een groot geluid De wonderbaare Schepper uit , Uit wiens Fontein gy kwaamt ontſpringen, Gy hangt van zyne wysheid of, En zyt een Bloempjen uit zyn hof, Een dropjen uit zyn Zee gedroopen ; Een ſtofje van zyn eeuwig Al , Dat nooit een ſchepſel meeten zal, Hoe hoog en diep zyn Zinnen loopen. Wat was’t een wonder, doe gy kwaamt , En ' t wonderlyk beginſel naamt : Maar , ach ! wat zal ' t een wonder weezen ! Als gy u tyd hebt uitgeſtaan , En eind'lyk weder zult vergaan , En worden als gy waart voor deezen ; ô Zon ! ô koninglyke Zon ! Die met den vierden Kring begon , Wat 204 V VONΟ Ν Κ Ε Ν Wat telden gy al veele dagen : Sint gy het zichtbaar Al belchcen , Door zulk een Rei van eeuwen heen , Die zo veel grooie wond'ren zagen ! Ô Maan ! Ô w.ff.Ibaare Maan ! Wat naamt gy dikmaals af en aan , Geduurende van zo veel nachten , Sint u de Wysheid wy(' lyk riep , En nevens zo veel Sterren Ichiep , Een Spiegel van des Scheppers krachten : Eens zal uw laatſte uurtje zyn ; ô Zonneglans, en Maanelchyn , Eens zal uw uitgang zyn gebooren : De laatite nacht , en laatſte Dag, Die ooit een Kreatuur bezág , Dan komt gy nimmer weêr te vooren : Maar ik zal blyven in myn ſtand , Als ' t al veranderd en verbrand , In ' ſtrenge toorenvuur ontſtooken ; Wanneer de Meeſter 't kwaade en 't beft Te zaamen ſtelt op zynen Teſt, Om't vuile wezen af te rooken. Ik zal niet einden met den Tyd , Maar blyven in der eeuwigheid ; En Der LIEFDE JEZUS. 205 En of de zon en Maan verdwynen , Noch zal ik niet in ' t duilter zyn , Want Jezus is myn Zonneſchyn , Die my voor eeuwig zal betchynen. Zo ſpreekt de Ziel in haare Hoop , Voor wezentlyk Geloof te koop ; En 't zal haar ook zo ſchoon gebeuren : Zo zy liaar Heiland niet verlaat , Maar tot den einde by hem ſtaat , Geen roover zal haar dat onticheuren. Maar zo zy niet met haar gemoed Omhelft de hals van 't eeuwig goed , Zo blytt zy wel in ' t eind'loos leven , Als ' t al veranderd en vergaat , Maar zulk een blyven is haar kwaad , En ' t word een naare naam gegeeven. Heilig Antwoord. Want ziet, die dag komt brandende als een oven : Dan zullen a le hoogmoedige , ende alwie godloosheid doet, een ſtoppel zyn, ende de toekomſtige dag zalzeinvlam me zetten , zeid de Heere der Heirſchaaren , die hen noch wortel , noch tak laaten en zal. Ulieden daar en tegen , die mynen Naam vreeft, zal de Zonne der ge rechtigheid opgaan . Malach : IV: 1,2. Hoc 206 ν ο Ν Κ Ε Ν XLIX. Hoe naar is 't duiſter ! Zy W NY En Be Het licht der rechtvaardigen zal zich verblyden : Do maar de lampe der godloozen zal uitgebluft worden. Spreuken XIII: 9 . I N Als Laat DER LIEFDE JEZUS. 207 Laat ons dan afleggen de werken der duiſterniſe , en aandoen de wapenen des lichts. Rom : XIII: 12. Kan gezongen worden op Pſalm XXIV. N u word het duiſter openbaar , Dat Alus in ’t licht verhoolen waar ; Zy komt van't Noorden , noch van ' t Zuiden , Maar haar verborgentheid die blykt , Om dat het licht der Zonne wykt , Wat mag dat wonder doch beduiden ? ô Eeuw'ge Ziel ! die uw gezicht Ontleend van ' t tyd’lyk Zonnelicht , En leeft in waereldſe vermaaken , Van allerhande idelheid , En valſe luſt van deeze tyd , Beſtaande in veellerlcie zaaken : Als eindelyk den Avond naakt , En van den Dag een einde maakt , Door ' t luiken van des levens Oogen , Dan word u 's waerelds ſchoonen dag , Met al het zoet dat in haar lag , Als afgeſneden en onttoogen. Het 208 V Ο Ν Κ Ε Ν Het licht, dat al uw leven ſcheen , Tot uw verkwikking, gaat dan heen , En haalt zyn lichte ſtraalen onder , Wat blyft'er dan ? Een naare nacht ; Die 't los gemoed zo weinig acht ; En dat is ook een droevig wonder. Maar zo gy hier , terwyl gy leeft, Uw geeft in 't licht des levens geeft, Dat aanneemt voor uw Ziels- beminde , En uw gemoed zich niet vernoegt, Aan't geen de waereld geeft, en voegt , Noch door zyn glans niet laat verblinden ; Laat dan de Zon vry onder- gaan , Zo mift gy maar een bleeke Maan , Voor 't zevenvoudig klaarder ſchynen , Van ' t Wezen Gods , een ſchoone Zon , Wiens opgang rooit met tyd begon , En eindeloos niet zal verdwynen. ô Onderſcheid ! wat zyt gy groot , Na 't eenig puntje van de dood ! Wy willen u in ' t hert betrachten : En niet zo los en onbedacht Verwachten zulk een lange Nacht, De Moeder aller naare nachten. 1 Een DER LIEFDE JEZUS. 209 51 Een ider die den Morgen ziet , Die twyfelt aan den Avond niet : Daar na beſchikt hy zyne dingen : Zo is het ons genoeg bekend , Dat alle leven loopt ten end , Dewyl'er zo veel voor ons gingen. Wie dan zyn doen wel overleid , En tot den avond zich bereid , Is wys’lyk in des Heeren oogen ; Ontgaat in 't ſterven zyn gezicht , De glans van 's waerelds Zonne- licht , Hy word in ſchoonder dag geroogen. 111 11 H : 19 Heilig Artwoord. Ik ben een lichtin de waereld gekomen,op dat een iegé lyk die in mygelooft , in de duiſterniſſe niet en blyve. Joan: XII: 46 . Het 210 VON K E Ñ L. Het word haalt dag. T Dewyle wy niet en aanmerken de dingen die men U ziet, maar de dingen die men niet en ziet. Wantde dingen die men ziet zyn tydelyk , maar de dingen die men nieten ziet zyn eeuwig. II Kor: IV: 18. D De DER LIEFDE JEŽ U $. 211 De nacht is voorby gegaan , ende de dag is naby gekomen. Rom : XIII: 12. Kan gezongen worden op de X Geboden. e naare ſchaduuw is aan ' t breeken , Terwyl de íchoone Morgenſter, Zyn blinkend hoofd komt op te fteeken , En brengt den dageraad van ver. ô Zonne! heerlyk overtoogen Met purper , van het Morgenrood , Zo koninglyk voor onze oogen , Uw Majeſteit is ſchoon , en groot : Maar in het Ooſt van ons Geloove , Verryſt cen and're Dageraad , Die uwe ſchoonheid gaat te boven , Hoogwigtig , zonder perk of maat : Als die de ſchaduuw eeds doet wyken , Van 't grof verduiſterd vlees en bloed , Dan zal geen Dacht ons meer beftryken , Gelyk zy hier ор Aarden doet : Uw heerlykheid gaat op en onder, En maakt eon wiſſelbaare tyd, Daar dag en nacht, elk in 't bezonder, Zich over de aarde heenen ſpreid : O2 Maar 212 VONKEN der LIEFDE JEZUS. Maar deezen dag , die wy verwachten , Weet , ceuwig , van geen ondergaan , Maar blyft in zyne volle krachten , Oneindig , zonder wanken ſtaan. ô Schoone Dag! wie kan u roemen Na waarde van uw heerlykheid ; Wie kan uw glans genoegzaam noemen , Van zulk een hoogcn Majeſteit ? ô Jezus! laat het doch geſchieden , Dat haare ſtraalen , door 't geluof, Alle aardſe ſchaduuw weg doen vlieden , Als of men een gordyn verſchoof, Wy kyken uit naar 't zalig Ooſten , Met uitgeſtrekten hals en hooft , En hoopen op het ſchoon vertrooſten , Dat ons de waarheid heeft belooft : Wat achter blyft ; dit zal gebeuren ; Noch maar een wyltjen in geduld ; Tor God ontſluit zyn goude deuren , En alles heerlyk word vervult. I 1 I Heilig Antwoord. Ende dit is de belofte, diehyons belooft heeft, [naa melyk] het eeuwige leven . I Joan:II: 25. NA Ν Α Ζ Α Ν G. Aan den Beminden Leezer. TOON : Pfalm CXVIII. CXL. Nierca. Revelje vous. Nuluft het my, u voor temaalen, Het geen men van den Hemelzeid , Na dat de vrienden Godsverhaalen , Gekomen tot beſchouw'lykheid , God is een Wezen , ongemeeten , De vulle aller eeuwigheid ; Nooit uit te denken , noch te weeten , Oneindig , zonder plaats oftyd : Die Albeſtaat in * ZevenKrachten , Waar uit de waereldsSchepping vlood, Daar wyhet werkbaar Zes betrachten , En't Zeventalden Sirkel ſloot. Zoook , de Zeven Hooft-Planeeten , Met welks natuur en eigenſchap , Al't zichtbaar wezen is bezeeten , Als in den gantſen boom het zap. Elk kracht des zaads baard zynsgelyken. En uit den wortel ſpruit den bloem , Opdathet zien’loos , zichtbaar blyke, De zichteloozen grond tot roem. 't Uit

  • -Openb: IV: So

O 3 Ν Α Ζ Α Ν G. 't Uitwendig iseen werk des Heeren , 't Inwendig is een waare grond , Enzelfs den Schepper om te eeren , Daar alle wezen uit ontſtond. Een grond, beſtaande in ZevenGeeſten , Of Zeven krachten , in malkaer , Gelyk , geen minſte noch geen meeſte, Als of’t maar Eengeſtalte waar. Dat is een onophoud'lyk ſpeelen, En liefde-worſt'len , onder een , Omhelzen , kuſſen , vriend lyk ſtreelen , Een ja , en Amen , zonderneen. Niethoog, of laag , ofhier , of ginder , Ofdiep , of breed , of na , of wyd , Ofgroot, ofklein , of meer, of minder, Maar door de gantſe eeuwigheid ; Een vulle , nimmer uit te ſpreeken ; Daar de eene kracht uit de ander gaat , Nooit van malkander afgeweeken , Oneindig , zonder perk , of maat. Dat zyn die Zeven Wonder -bronnen , Die uit de Bron der Naam'loosheid , Van alle eeuwigheid begonnen , En buiten alle plaats en tyd. Die Zeven maaken nu te zaamen , Dc NA Z ANG. De f KriſtallyneWonder-Zee;t Openbe IV: 6e Eenſchoonheid ,die men noit, metnaamen , Voor'toor genoegzaam , open deê. Daar alle Verwen in verſchynen , Zeer heilig , wonderbaar, en klaar, En wederom gelyk verdwynen , Door ' t liefde-worſt'len in malkaer. Gymoet uw aardsbegryp niet krenken , Ofgy iets beeld’lyks vatten zult: Maar , van die Zeven Geeſten denken, Gelyk de Lucht de waereld vult: Verdubbelleert zyn Geeft in Zeven , Die eenig in malkander zyn , En haare onderſcheiding geeven , Op't lichten van de Zonneſchyn : Metwiſſelbaare hemels Kleuren ; ( Gelyk het voor een klein gedeelt , Met Regenboogen komt te beuren, Als't doorgebrooken blikje ſpeelt.) Zo vullen Godes Zeven Krachten , Degrondelooze eeuwigheid , Nooit afte meeten met gedachten , Beſlooten , noch in plaats , noch tyd : Die worſt’len eeuwig doormalkander , Gelyk een heiligliefde-ſpel. O4 Daar NA Z A'N G. I F I ] 1 Daar nu den eenen , dan den ander , Zich opend als een Wonder-Wel. Nuſchynt het Blaauw te zegenpraalen , AlsPrimas: in den liefdenſtryd ; Dan komt het Groen dat overhaalen , En ſtrektzyn Triumpheering wyd ; Nukomthet Roode door te breeken ; Dan’t Zilver Wit , zo rein en eel ; Dat overweldigt , en geweeken , Den Primaat laat aan ' t goude Geel, Dat is de ſchoonſte van haar allen ; DeVerw 'der heilge Majeſteit: En door dat onophoud’lyk wallen , Beſtaat de vreugd in eeuwigheid. Ofu dit wonder kwam te vooren , Het is nochtans zo wonder niet , Uit deeze Moeder zyn gebooren, De Kleuren die het oog hier ziet. Als gyze uw herte brengtte binnen , Zo denkt niet , datze ſimpel zyn , Maar laatze ſchim'ren op uw zinnen ; Als glansen gloet , en klaarefchyn . Gyhebtwel, by Sint Jan , geleezen , Van't Hemelſe Jeruzalem , Zyn heilig , koſt’lyk wonderweezen , Te . d. dehe Ν Α Ζ Α Ν G. Te hoog van toon , voor onze ſtem . Van Paar'len , en van Goude ſtraaten , Als helder glas , of Kriſtallyn , En Ed'le ſteenen , boven maaten ,

  • Van zo veel naamen , ſchoon en fyn :

In zulke ſchoone Steen Koleuren , Vertoont zich’t gantſe Hemelryk, Tewonderbaar, om na te ſpeuren , Waar is een ding , hier by gelyk ? Daar is het Goud geen lyf’lyk wezen , Maar zweevende , als een klaaren geeſt ; Achſchoonheid , nimmer uitgepreezen, Die eeuwig blyft , en zyt geweeſt! Nu gaatin myngedachten onder , De Zonneſchyn van onze tyd : Ô Glaze Zee!van zoveelwonder, 1Openb; IV: 6. Met glanſend licht der Majeſteit, Als helder Kriſtallyn , doorſcheenen , Wat flonk’ren al uw deelen ſchoon ! Gelyk die hoog geverwdeSteenen , Op't lichten van dien grooten Zoon : Het ſchoonſte kind , van alle dingen ; 05 Voor

  • Heteerſte fondament was Jaſpis: het tweede, Saphirus : hetderde ,

Chalcedon; het vierde, Smaragdus: het vyfde, Sardonix: het zeſtc, Sara dius: het zevende, Chryzolithus: het achtſte, Beryllus : het negen de , Topazion : het tiende , Chryzo razus : het elfde, Hyacinthus: het twaalfde, Amethyſtus. Openbaaring XXI: 19, 20 . N AZ A N G , E I E TO D W Voor wien de Serafynen , al, Met zo veel duizend itemmen zingen , Een vreugd, die nimmer zinken zal, Zy zeggen ; Heilig , Heilig, Heilig ; Teru yldat alvervullend -licht , Oneindig , eeuwig, nergens deilig , Haar ſchynt in 't heiligaangezicht, En ſchitterd door haar herten heenen , Dat zich het levens- vuur vertoond , Als een Robyn, metglans doorſcheenen , Diein't Kriſtalle lichaam woont, Dan opend een der Zeven Geeſten , De groote wond'ren ; zyner aard , Als zyndePrimas , of de meeſte , Die nu Figuuren formt en baard , Van Paradyfe Hemel-fruiten , Gezwollen van verborgen kracht, Op allerhandewonder-ſpruiten , Door ' t liefde worſt'len voortgebracht. Zogy haar aardryk wilt betrachten , Verbeeld u geen gelyfden romp , Door ' t dryvenvan de wrange krachten Geſchapen tot een rondeklomp; Maar toont den ſpiegel van uw leven , De held're lucht , het allermeeſt, Een T D In Is D E Ν Α Ζ Α Ν G. Een alvervullend geeſt'lyk zweeven , Gelyk een klaare Water- geeſt; Daar duizend ed'le bloempjes Kleuren ; En flikk’ren , inhet helderlicht, Elk even ſchoon om uit te keuren , Voor 't Serafynsdoorglanítgezicht; Die gaat in deeze Gaarden pluiken , En vlecht een ſchoone roozenhoed , Die wil hy tot ſieraad gebruiken , En gaan zyn ſpeelgenood te moet. Wat zullen zy malkander zeggen ? Dat God zo wonderbaar'lyk is , Te groot en ſchoon om uit te leggen , Rondom volmaaktheid , nergens mis. Dan word het heilig hert ontſteeken , Om met eenheer'lyk lofgezang , In kracht van vreugde uit te breeken , Dat gaat in eeuwigheid zyn gang. Want, door het worſtlen , en beweegen , Der GeeſtenGods, in heerlykheid ! Is nu een ander opgeſteegen , Als Meeſter, in den liefden ſtryd: Dan gaat de eerſte Beelding onder , Terwyl, uit de eindelooze Kracht, Een ander triumpheerend wonder , In Ν Α Ζ Α Ν G. In heiligheid word voortgebracht, Dat is een eeuwig vreugden leven , Een eeuwig wonder, zonder end , Daar alle krachten 't haare geeven , Waar zich den Engel keert, ofwend , Dat is een waereld , om te minne, (Dat onze droeve waereld zwicht.) Den VADER is het Vuur daar inne, Den Zoon , het Majeſteitſe Licht, Den HEIL’GEN Geest,het LUGTIG Zweven . ô Waereld ! voller heiligheid , Hoe luft het ons in u te leeven , Vervult met glans van Majeſteit! Wat zeggen dan de zaalge Žielen , Die, door den Dood , uit vlees en bloed , Dit duiſter jammerdal ontvielen , En zonken in dat eeuwig goed ! Zyzeggen , Heilig , eer zy Godę; Zyn lofen prys zy onbepaald, Dieons op deeze Bruiloft noode, En eindelyk heeft t’huis gehaalt. Elk brengt zyn triumpheering mede , Men zingt , en ſpeelt, en jubileert, Met overmenſchelyke reden , Op dat de vreugd in God vermeerd . Een I I ] ] 7 ] Ν Α Ζ Α Ν G. Een vreugd die eindeloos zal duuren. Ô Michaël en URIËL , Hoog koninglyke Kreatuuren , Wat luiden uwe Kooren ſchel! Zoword de Godheid ſchoon gepreezen. Zytgy der Zielen broed’ren niet ? ô Ja , hoe zouw het anders weezen ? Een hert en Ziel al wat men ziet. Een zoet en vriend'lyk gunſt betoonen ! Hetluſtde ſchoone Serafyn , Den troon der mensheid by te woonen, Ömdat’er zo veel wond'ren zyn . En't grootſte wonder in haar midden , Daar zich hetBeeld derMensheid toond: Dat alle Eng’len hem aanbidden ; In wien de volle Godheid woond. De ſchoonſte Vorſt der koningryken. Ach ! dat men’t driemaal Heilig hoort ! Hier moet des Hemels glans bezwyken Voor’tWezen van't geformdeWOORD: Wiens ongebeeldehemelsWezen , Vervultde gantſe eeuwigheid , Nooit uitgeſprooken , noch volpreezen , DeKracht en Glans der Majeſteit : Die ider Vuur-Ziel , in’t bezonder, Als Ν Α Ζ Α Ν G. Als tot een Speelgenood geniet: 6 Allergrootſte en íchoonſte wonder , Van alle wond'ren die men ziet ! Het aangenoomeplaats'lyk Wezen , (DaarGod zich zelfmeê heeft Gebeeld, Om ons van zonden te geneezen , En't afgebrooken weêr geheeld , ) Dat is de Troon - Vorft aller Zielen , In't derde Engʻlen Koningryk , Die zich aan haar verloffer hielen , Enachten 't waerelddom voor flyk. Maar na zyn ongebeeldekrachten , Is hy het Al-vervullend Goed ; Ver boven zinnen en gedachten , Volkomen God , in elks gemoed. Dat is de Zaak van alle zaaken , Ô Menſch ! dat God uwWeergaê word Alle and're heil'ge Ziels-vermaaken , Zyn Toegiftin uw ſchoot geſtort. Maar ach ! wiekan die toegift meeten ; Dat alle roem van vreugde zwygt; Daar deeze weelde word bezeeten , Van hem , die zulk een Deel verkrygt: Hoekoft'lyk zal het zyn teontmoeten , Die Zielen Gods , in heerlykheid , Van N AZ A N G. Van't heilig hoofd , tot aan devoeten , Bekleed met glans van Majeſteit ! Die eertyds als gezonde Booden , Doorlicht met Jezus Heil’gen Geeſt, Het afgeweeken Mensdom nooden , En trouwe wachters zyn geweeſt. Die groote Zielen voor den Heere ! Doch niet ontzach'lyk , maar gemeen , Omde allerkleinſte hoog te eeren , Als Speelgenooten onder een : Wat zullen zy ons alvertellen Van God , en't God’lyk wysbeſtuur! Elk heeft zyn wonder voor te ſtellen , Vervult met heilig liefde - vuur. Volmaaktheidweetvan perk noch ende, Maar voegt ons heug’lyk aan de hand , Die wyhier onderwegen kende, Nu zalig , in het Vaderland . Ô Paulus! wat gy zaagt, en hoorden , Is voor het aanzicht'openbaar , Die allergrootſte Wonder-woorden , Daar in uw tyd geen tongtoe waar. Wat zal't dan weezen , myn beminde, Die veellerleie hemels-Aard , Der Heilge Eng'len , op te vinden , Als N AZ A N G. Al , ſchoone Broeders , lief, en waard ! De ſnelheid wacht geen traage voeten , Maar gaat gelyk een blikſem door , Omdeeze en geenete begroeten , In't een , of 't ander Eng’len Koor. Wat zal't een vriend'lyk weldoen maaken , Die groote Vorſten , in haarTroon , Omglanſt met flik'rend helderblaaken , Vankleurend licht,en noem'loosſchoon , Doorgloeid van 't God’lyk liefde-vonken , Tezien in zulk een kleinheid ſtaan ; Zo diep in Deemoed neêrgezonken , Eenvoudig , zonder trots ofwaan ! Weg ſchroomen en ontzach’lyk beeven , Voor eer , en ſtaat , en heerlykheid , Men kent u niet in ' t Eng'le leven , Gyzyt een kind van deezen tyd. Ô Ruimte ! zonder paal , of ende , In eeuwigheid niet uit te gaan ; Waar dat zich uw bewoonders wende, Zy treffen nieuwe wond'ren aan. ZietMenſch,komtuw gezicht verklaaren, En denkt , waarom ons Chriſtusraad , Geen Schat op aarden te vergaaren ; DesHemels Schat is zonder maat. En N AZ A N G. En wylhet aardſe ons verduiſtert! Endooft hetlicht van onsgemoed, DeGeeſtgevangen neemt, enkluiſtert, En ophoud vanhet eeuwig goed ; Zoleerd zyn wysheid ons verlaaten De id'le dingen deezer tyd , Op datwy't waare goed bezaten, ByGod, in alle eeuwigheid . Hefop , hefop , gy hoogeKooren; Hefop , hef op , eenhoogen ſtof, En laathet lied van Heilighooren Den Leven - Vorſt tot prys en lof. Ja zingtmaarvoort , gy groote Troonen , Wyſtemmen met u allen in , En of wy nochop aardewoonen , Zomaaken wy een klein begin. Word licht , ô Aarde ! en aardſe dingen , Word licht , al wat de Vaereld geeft , By’t eeuwig Al, is’t al geringe Wat zy in haaren omtrekheeft: Ô Pelgrims, in den vreemden lande , Wat weelde treed ons in 't gemoed ! Zouw ons ontſtooken hert niet branden Na't zalig deel, van't eeuwig Goed ! Dit hoordeik onderweeg vertellen , P Van Ν Α Ζ Α Ν G. Van't Vaderland , van ruſt en vree , En wyl wy gaan als reisgezellen Zo deelen wy 't u weder meê, Maar , als wy't zelver eens aanſchouwen, Van aangezicht, tot aangezicht , Dan zullen wy de handen vouwen , En buigen voor dat heilig licht , Ach Jezus! Jezus ! Ziels -beminde , Geleid ons door dit land der Tyd , Op dat wyu voor eeuwig vinden In't Zalig Ryk der eeuwigheid. A M E N. 1 RE REGISTER Van de Zinſpreuken en Verzen der Zinnebeelden. 195 81 89 115 125 161 A. De kwaê , is na. Ach Bruidegom van myngemoed! Het mag geen kwaad. Al bruit de wilde levens Zee. Het leven ſproot Uit Chriſtus dood. Al is 't een doorne, fel in 't stecken , 't Is wonder. Als ik myn Oog Verhef om hoog. Voor dit een ander. Als ik myn zichtbaar beeld betrachte , Ruften is gemakkelyk. Als koude word verwarmt . Alles heeft zyn mond. Als wy doorgroene Beemden gaan . De gunft vergroot. Al was het maar eenkoele dronk. Hoe onbedacht ! Al zachtjes Menſch , ze luftig niet in't leven . B. Wie kanze tellen ? Beloften van het eeuwig leven . D. ' t Is al geen goud wat ' er blinkt. Daar wand'lex twee gezellen. 63 31 73 119 147 P2 Die R E G I S T E R. Die God vertrouwt , Heeft wel gebouwt. De Boxwmar waagt bet zaajon. 43 Het word haalt dag De naare ſchaduw is aan 't breeken. 211 Wat is 't Leven ! Dit oogenblik of Punt te rug gekeeken . 3 E. Her Beſt, Op ' t left. Een houte Kroes vervult met roode wyn. 77 Spys na den Honger. Een ider zoekt na zyns gelyken . 99 Die anders wil , Heeft Naag verſchil. Elk zeid al wat : Bevind zich iet. G. Een kwaade Grond, Een korte ſtond. 's Gebonw dat niet op Chriſtus woorden ftaat. 59 Daar leven is, is hoop. ' t Gekrookte Riet en zal by niet verbrecken . 95 Niet ontydig: Gelyk de Zon de onrype vrucht beſchynt. 7 Niet zonder hoop. Gelyk een Tortelduifin 't woud. 103 Het werk pryft de meeſter. Gras groenekleed, van zo veel duizend ſpruitjes. 143 H. Noch haalt het over. Het Niet weegt zwaarder als bet let. Dies te verder. Hoe felder achter-uit getoogen . 85 Her35 R E G I S T E R. 11 I. Het tweede is beter. ya Lichter , of wyu niet hoorden. 23 ' t Is gevaarlyk. Ik wandelde op der Hellex mond. 187 Anders om . ' t Is onordent'lyk uit zyr ſtanda 183 M , Zo als de mond is. Myn vlees is waarlyk Spys. 15 N. 't Verborgen gocd , Trekt ons gemocd. Neen , alles wat men ziet. Daar ſchuild een ſlang in 't gras. Nøen kruiper , die in ' t Gras verſchoelen . 167 â Goude Vryheid. Noch is zy vrolyk en geruſt. 129 Voor vuur en gloed , Is water gocd. Nochſtaal, noch koper wil hier gelden. 153 Hoç naar is 't duiſter ! Nu word bet duiſter openbaar. 207 O. Een alleen , En anders geen. ô Groote Zee , zo vrees’lyk in ' t ontſtellen. Als ' t buiten word , is 't binnen zoct. 6 Naare , barre winter Nacht. 137 Het ſcheelt veel. Ô Solus! Punt van groote beerlykheid, 19. Schyn bedriegt. Stomme visje , waart gy wys. MIL 157 P 3 Za R E G I S T E R. 203 69 Zo veel te waardiger. · Waterbeek van Kriſtallyn. SI Het Einde draagt de laft. é Weelden -kroes, die my vermaakten . 175 Zict alles aan , ' t Zal eens vergaan . é Wonderwerk van deeze tyd ! S. Heden groot, Morgen dood. Scboon' groens grasjes die ik ſchouw . 191 Om een beter. Stort uit uw water op der Aarde. W. Noch ver , noch wyd , Maar daar gy zyt. Waar wount myn God , myn lief , myn overfcboone 179 Droomen is bedrog. Wat is het wonderbaar , och arm ! 107 Nu ſchynt het klaar. Wat sprak dien allerwyſten mond ? 47 Het Licht is lief lyk. Wat was de waereld zonder Zon ! 199 Van twee , een derde. Wie maakt dit bruine ſchaduw beeld . 133 ?t Verheugt de Engelen. Wie was het ſchaapje dat ging dwaalen. 39 Of op , of onder. Wy weeten ' t wel wat gy wilt zeggen . 27 Z. Ooft , Weft , t'Huis beſt. Zo meenigen fiap , 20 meenigen treedje nader. 171 TWEE T W E E DE REGISTER Van de Toe-Zangen. A. Ach ! boe vriend lyk laat de Heere. 17 Ach neen , ach neen , alweetend God en Heere, 181 Als and're zyn in vreugd verheeven, S D. Doe God in't vlees zich openbaarde. E. Een zomervlaag je doet geen kwaad. 87 Eeuwig , eeuwig zonder ende. 123 Elken ademtocht is een . G. God is een eeuwig geeven. 57 H. Het Zieltje dat was krank , enneigde zich totſterven. 8 I. Jezus, Jezus! Jezus, Jezus! 165 200 O. 189 159 25 ô Gy wond'rekracht van't Noorden . ô Jezus ! goede Heere. ô Tent van vlees en bloed, W. Wat gy bemind dat min ik ook. Wie hangt 'er zo deerlyk, geteiſtert , geſchonden ? Wy willen God ons Herte geeven , E IN DE 20 13 66 NAA . N À ÁMEN der BOEKEN van JOANNÉS. LUIK ÉN , Die alle by KORNELIS vander Sys , gedrukt , en te bekomen zyn , op groot en gemeen papier. SCHRIFTUURLYKE GESCHIEDENISSEN, Vertoond in Dtie honderd zeven en dertig BybelſeFiguuten. BESCHOUWING DER WERELD, Beltaaade in Honderd Figuoren. BYKORF DES GEMOEDS, Vervattende ruim Honderd Figuuren . JE Z US EN DE ZIEL, Beſtaande in Veertig Zinnebeelden , LEERZAAM HUISRA A D., Vertoond in Vyftig Figunren . MENSCHE LYK BEDRYF, Vertoonende Honderd Ambachten , s MENSCHEN BEGIN , MIDDEN EN EINDE, Beſtaande in Eén en vyftig Figuuren . ONWAARDIGE WERELD, Vertoond in Vyftig Zivnebeelden, VONKEN DER LIEFDE JEZUS, Behelzendė Vyftig Zinnebeelden . ZEDELYKE EN STICHTELYKE GEZANGEN, Met de WERKEN DER BARMHERTIGHEID, Verliert met Een en dertig Figuuren . Alle met Godlyke Spreuken , en zeer Stichtelyke Verzen , daar oppaſſende, verrykt. Als mede zyn GEESTELYKE BRIEVEN .





Unless indicated otherwise, the text in this article is either based on Wikipedia article "Vonken der liefde Jezus, van het god-begeerende zielenvuur" or another language Wikipedia page thereof used under the terms of the GNU Free Documentation License; or on research by Jahsonic and friends. See Art and Popular Culture's copyright notice.

Personal tools