Pornographic Art—A Case from Definitions  

From The Art and Popular Culture Encyclopedia

Jump to: navigation, search

"To build on Rea's own example case, it seems that even if historians discovered that van Gogh's A Pair of Shoes was in fact commissioned by a secret Shoe Fetishist Society of Antwerp, it would not thereby lose its arthood."

Related e

Wikipedia
Wiktionary
Shop


Featured:

"Pornographic Art—A Case from Definitions" (2012) is a paper by Simon Fokt which examens the pornographic art debate.

Definitions of pornography examined include pornography as a) sexual objectification (Sontag, Scruton), b) functional (Bernard Williams), c) functional/intentional (Michael C. Rea), d) functional (Christy Mag Uidhir), e) functional/formalist (Jerrold Levinson). Definitions of art include a) institutional (Dickie), b) historicist (Levinson), c) functionalist (Monroe Beardsley, Theory_of_art#Aesthetic_response), d) cluster accounts (Kamber, Tatarkiewicz, Gaut)

The test case was The Story of O.

Contents

Abstract

On the whole, neither those who hold that pornography can never be art nor their opponents specify what they actually mean by ‘art’, even though it seems natural that their conclusions should vary depending on how the concept is understood. This paper offers a ‘definitional crossword’ and confronts some definitions of pornography with the currently most well-established definitions of art. My discussion shows that following any of the modern definitions entails that at least some pornography not only can be, but actually is, art

Conclusion

"Were one, however, to follow any of the definitions of art discussed above, one would have to accept the possibility, and likely also the actual existence, of pornographic art. While particular definitions would differ in determining which pornographic works exactly qualify as art, they all allow for some to be art. Given any of the modern definitions of art, at least some pornography can be and is art."

References

included here for research purposes
  • Assiter, Alison (1988). `Autonomy and pornography'. In: Feminist perspectives in philo-sophy. Ed. by Margaret Whitford and Morwenna Griffiths. Bloomington: Indiana Uni-versity Press. Chap. 4: 58 71.
  • Beardsley, Monroe C (1982). `Redefining Art'. In: The Aesthetic Point of View. Ed. byMichael J Wreen; Donald M Callen. Cornell University Press.
  • Carroll, Noël (1994). `Identifying Art'. In: Institutions of Art: Reconsiderations of GeorgeDickie's Philosophy. Ed. by Robert J Yanal. Pennsylvania: Pennsylvania State Univer-sity Press. Chap. 1: 3 38. (Oct. 1997).
    • `Danto'S New Definition of Art and the Problem of Art Theories'. In: TheBritish Journal of Aesthetics 37.4: 386 392.
  • Danto, Arthur C (1998). After the end of art: contemporary art and the pale of history.Princeton: Princeton University Press. (2000).
    • `Art and meaning'. In: Theories of art today. London: University of WisconsinPress. Chap. 7: 130 140. (2002).
    • `The abuse of beauty'. In: Daedalus 131.4: 35 56.
  • Dickie, George (1974). Art and the Aesthetic. Cornell University Press.Dutton, Denis (2000).
    • `"But They Don't Have Our Concept of Art"'. In: Theories of ArtToday. Ed. by Noël Carroll. London: University of Wisconsin Press. Chap. 12: 217 238.
  • Fokt, Simon (2012). `Pornographic Art—A Case from Definitions'. In: The British Journalof Aesthetics 52.3: 287 300.
  • Gaut, Berys (2000). `"Art" as a Cluster Concept'. In: Theories of Art Today. Ed. by Noël Carroll. London: University of Wisconsin Press. Chap. 2: 25 44.
  • Gracyk, Theodore a. (Jan. 1987). `Pornography as Representation: Aesthetic Considerations'. In: Journal of Aesthetic Education 21.4: 103.
  • Iseminger, Gary (2004). The Aesthetic Function of Art. Cornell University Press.
  • Kamber, Richard (1993). `A Modest Proposal for Defining a Work of Art'. In: BritishJournal of Aesthetics 33.4: 313 320.
  • Kieran, Matthew (2001). `Pornographic Art'. In: Philosophy and Literature 25.1: 31 45.
  • Levinson, Jerrold (1979). `Defining art historically'. In: The British Journal of Aesthetics19.3: 232 250. (1989).
    • `Refining art historically'. In: The Journal of aesthetics and art criticism 47.1:21 33. (2005).
    • `Erotic Art and Pornographic Pictures'. In: Philosophy and Literature 29.1:228 240.
  • MacKinnon, Catherine A (1993). Only words. Harvard University Press: 152.
  • Maes, Hans (2009). `Art and Pornography'. In: The Journal of Aesthetic Education 43.3:107 116. (2011a).
    • `Art or Porn: Clear Division or False Dilemma'. In: Philosophy and Literature35.1: 51 64. (June 2011b).
    • `Drawing the Line: Art Versus Pornography'. In: Philosophy Compass6.6: 385 397.
  • Rea, Michael C (2001). `What Is Pornography?' In: Nous 35.1: 118 145.
  • Scruton, Roger (2005). `Flesh From the Butcher: How to Distinguish Eroticism From Pornography'. In: Times Literary Supplement 15.5324: 11 13. (2006).
    • Sexual desire: A philosophical investigation. Continuum: 448. (2009). Beauty. Oxford: Oxford University Press: 176.
  • Sontag, Susan (2009a). Against interpretation, and other essays. London: Penguin Books:312. (2009b).
    • Styles of radical will. London: Penguin Books: 274.
  • Stecker, Robert (1990). `The Boundaries of Art'. In: The British Journal of Aesthetics 30.3:266 272.
  • Tatarkiewicz, Wladyslaw (1971). `What is Art? The Problem of Definition Today'. In:British Journal of Aesthetics 11.2: 134 153.
  • Uidhir, Christy Mag (2009). `Why Pornography Can't Be Art'. In: Philosophy and Liter-ature 33.1: 193 203.
  • Williams, Bernard (1982). Obscenity and Film Censorship: An Abridgement of the Williams Report. Ed. by Bernard Williams. Cambridge: Cambridge University Press.

Dutch language summary and analysis

(Fokt 2012) deed een poging om kunst van porno te onderscheiden via de geldende definities van porno en kunst.

In "Pornographic Art—A Case from Definitions" oordeelde hij het hele kunst/pornodebat bijzonder onnauwkeurig gevoerd werd . Hij neemt zich voor een matrix te maken op waar alle definities van pornografie aan die van kunst afgetoetst kunnen worden. De definities die hij hanteert van pornografie haalt hij allen uit recente literatuur hij gebruikt alleen die definities gehanteerd door de exclusivisten. In tegenstelling tot de demarche die ik supra volgde gebruikt hij geen normatieve definities die in hun definitie pornografie al uitsluiten van het rijk van de kunst. Hij selecteert vijf definities van pornografie, die van 1) Sontag en Scruton m.b.t. objectificatie, 2) die van Bernard Williams m.b.t. content en functie, 3) die van Michael Rea m.b.t. gebruik, 4) die van Mag Uidhir m.b.t. manner inspecificity en 5) die van Levinson m.b.t. transparantie. 

Dat levert op:

(P1, Sontag en Scruton) Voor alle x, x is pornografie als en slechts dan als x seksuele activiteit toont waarin de deelnemers geobjectiveerd worden.

(P2, Williams) Voor alle x, x is pornografie als en slechts dan als x twee kenmerken verenigt: het heeft een zekere functie of bedoeling, om haar publiek op te winden, en het heeft een zekere inhoud, van expliciete voorstellingen van seksuele inhoud (organen, houdingen, activiteiten)

(P3, Rea) Voor alle x, x is pornografie als en slechts dan als het aannemelijk is dat het grootste gedeelte van haar doelpubliek x zal gebruiken (of behandelen) als pornografie, d. w. z. als communicatief materiaal (foto’s, voorstellingen, enz.) die de gebruiker voornamelijk behandelt als een bron van seksuele opwinding en niet gebuikt vanuit de overtuiging dat het materiaal bedoeld is om intimiteit tussen hemzelf/haarzelf en de subjecten van x op te wekken.

(P4, Mag Uidhir) Voor alle x, x is pornografie als en slechts dan als x, onder andere de bedoelde intentie om op onspecifieke wijze een publiek seksueel op te winden.

(P5, Levinson) Voor alle x, x is pornografie als en slechts dan als x voornamelijk bedoeld is om seksueel op te winden met de bedoeling seksueel te bevredigen, wat noodzakelijkerwijs met zich mee brengt dat de veraanschouwelijkingen instrumenteel en volledig transparant (zonder aandacht voor vorm, medium, enz. ) en zonder appreciatie van esthetische of artistieke kwaliteiten gebruikt worden. Dat zijn de definities van pornografie. Aan de kant van de kunsten werkt Fokt met de institutionele theorie, het historicisme, het functionalisme en de clustertheorieën.

De institutionele theorie (Dickie)

(A1) Een kunstwerk aldus geclassificeerd is (1) een artefact (2) waarvan een set van aspecten het de status van kandidaat voor appreciatie verleend wordt door een persoon of personen die uit hoofde van een zeker sociaal instituut (de kunstwereld) handelen Hoe rijmt deze institutionele definitie met pornografie? Ten eerste zegt het niets over de inhoud van het werk, die is totaal irrelevant. Dus het botst niet met (P1) en (P2). Ook over intentie zegt (A1) niets, dus botst het niet met de tweede voorwaarde van (P2), noch met de clausules over intentie van (P4) en (P5). Ook (P3) is veilig want niets in (A1) heeft het over manier van gebruiken of behandelen. Ook over esthetiek of artisticiteit zegt (A1) niets, het is irrelevant om het haar status als kunstwerk te verlenen. Het lijkt er dus op dat geen enkele definitie van pornografie (P1-P5) pornografie uitsluit van (A1) en de mogelijkheid dat pornografie kunst zou kunnen zijn of het al daadwerkelijk is, niet kan ontzeggen.

Historicisme (Levinson)

Voor deze definitie gebruikt Fokt (Levinson 1979) . Een historische definitie lijkt een beetje op een institutionele met dat verschil dat de kunstwereld vervangen wordt door de geschiedenis. De theorie stelt dat een kunstwerk altijd binnen een traditie gemaakt wordt en dat een kunstenaar aanvaarding van zijn werk zoekt in vergelijking met werken die voor hem in een bepaalde discipline geproduceerd werden. De nadruk ligt dus altijd op de intentie die de auteur had met het werk. De definitie roept natuurlijk vragen op over het allereerste kunstwerk waarmee alle daaropvolgende werken vergeleken zullen worden. Als je de theorie uitschrijft kom je tot:

(A2) Voor alle x, is x een kunstwerk op t=def x is een object waarvan het waar is op t dat een individu, of individuen, die de gepaste eigendomsrechten op x hebben, de ernstige bedoeling heeft/hebben x als kunstwerk te laten beschouwen, d. w. z. beschouwen op gelijke welke manier (of manieren) op dewelke objecten in het verlengde van ‘kunsterk’ vóór t correct of normaal worden of werden beschouwd.

Ook hier weer kunnen (P1) en (P2) niet uitgesloten worden omdat (A2) niets over inhoud zegt. (P3) aanvaarden zegt Fokt, levert problemen op voor exclusivisten vermits wat voor Michael Rea telt, is hoe een werk behandeld wordt door zijn doelpubliek, hoe men bedoelt dat de werken behandeld zullen worden, is niet van tel. Bij de historicisten is het net omgekeerd, daar telt alleen de intentie van de auteur, het doel dat hij wil bereiken. Dus, pornografische kunst wordt niet uitgesloten door het historicisme omdat 1) de inhoud van kunst bij de historische definitie geen rol speelt, 2) de correcte manier om met kunst van vroeger om te gaan toch seksuele opwinding zou kunnen hebben ingehouden en 3) werken kunnen de bedoeling hebben met een historische traditie te breken zolang het binnen het kader van kunst valt. Fokt besluit hieruit dat we werken zoals L’histoire d’O aan de hand van de historistische definitie niet van het domein van de kunst kunnen uitsluiten.

Functionalisme

(A3) een kunstwerk is ofwel een ordening van voorwaarden die de bedoeling hebben een ervaring te verschaffen met een uitgesproken esthetisch karakter of (toevalligerwijs) een ordening die behoort tot een klasse van type van ordeningen die de bedoeling heeft deze capaciteit te hebben.

In deze definitie is bedoeling hebben om een esthetische ervaring te verschaffen het belangrijkste element. Het gaat erom welke functie kunst in een maatschappij kan hebben en dat die functie een ‘esthetische ervaring’ is. Ook hier weer is de eigenlijke inhoud van het werk van geen belang dus binnen de functionalistische definitie van kunst kan een object meer dan een functie hebben naast de ‘esthetische functie’. En als een object de functie kan hebben om kunst te zijn, of om als kunst geapprecieerd te worden en tegelijkertijd de mogelijkheid heeft om op te winden, kan men het werk niet van het domein van de kunst uitsluiten.

De clustertheorieën

Het spreekt haast voor zich dat volgens de geldende clustertheorieën pornografie niet kan uitgesloten worden van de kunsten. Clustertheorieën definiëren kunst aan de hand van een lijst van eigenschappen, geen van de welke elk afzonderlijk noodzakelijk noch voldoende zijn om een object als kunst te beschouwen. In het meest uitgewerkte voorbeeld van Gaut zitten op zijn minst vier kenmerken die een kunstwerk ook kan delen met een pornografisch werk.

Fokt besluit dat elke definitie van pornografie afgetoetst aan elke definitie van kunst zorgt voor overlap. Dit kan tot twee conclusies leiden, merkt hij terecht op. Of, pornografische kunst bestaat echt, of alle huidige geldende definities van kunst zijn fout. Alle huidige kunstdefinities overboord gooien omwille van het feit dat we niet willen dat pornografie ook kunst is, vindt Fokt onredelijk. Ligt het dan aan onze definities van pornografie? Schort daar iets aan? Moeten we daar misschien condities inbouwen die haar beletten kunst te worden? Dat zou een normatieve demarche zijn waar Fokt weinig voor voelt. Hij wil hier niet bepalen of pornografie kunst zou mogen zijn. Hij kan maar een ding concluderen. Met de huidige definities van kunst in de hand kan op zijn minst sommige pornografie kunst zijn en is sommige het nu al.


See also




Unless indicated otherwise, the text in this article is either based on Wikipedia article "Pornographic Art—A Case from Definitions" or another language Wikipedia page thereof used under the terms of the GNU Free Documentation License; or on research by Jahsonic and friends. See Art and Popular Culture's copyright notice.

Personal tools