Kleine vertelling van het niets en het iets  

From The Art and Popular Culture Encyclopedia

Jump to: navigation, search

Related e

Wikipedia
Wiktionary
Shop


Featured:

Kleine vertelling van het niets en het iets: van Lichtenbergs mes tot de schepping der levende wezens (2021) is a text by J. W. Geerinck.

Laten we beginnen met uw voorstellingsvermogen te testen, eens kijken of uw verbeeldingskracht nog werkt.

Er was eens, stel u voor dat er eens was.

Er was een mes. Doe u ogen even dicht en stel u dat mes voor aub.

Maar van dat mes, oh jee, ontbreekt het lemmet.

En het handvat, dat is weg.

Wat stelt u zich voor? Niets. U stelt zich een mes voor zonder handvat en lemmet, dat is niets.

[Houdt het niets vast]

[Opent de hand]

En in dat niets, is een berg.

[Opent de hand en tekent er de omtrekken van een bergje op]

En op die berg een God.

Die god is Zeus, de berg Olympus.

Zeus is omringd door andere goden en ook wat Titanen.

Zeus zegt: ‘Ik heb genoeg van dit niets, ik wil meer iets.’

‘Ik wil de stervelingen maken. De niet onsterfelijken.’

‘Wie wil mij daarbij helpen?’

Terwijl hij dit vraagt, kijkt hij met een half oog naar Prometheus. Daar is een reden voor. Prometheus is de God van de voorzienigheid, het vooruitdenken het alweten, het gehele weten. Prometheus weet hoe hij iets moet plannen, hij weet hoe hij iets tot een goed einde moet brengen, hij krijgt iets gedaan.

‘Wie gaat mij helpen? Wie wil de levende wezens maken?’ herhaalt Zeus.

Naast Prometheus staat zijn broer Epimetheus. Epimetheus is in alle opzichten het tegengestelde van zijn broer, hij is de achteruit-denkende, niets-ziende, niets-wetende al-vergetende. Een loser, een kluns. Een warhoofd. De god van de fout.

Maar wanneer Epimetheus ziet dat Zeus op het punt staat die belangrijke taak aan zijn broer Prometheus te geven, begint hij plots driftig op en neer te springen, roepend: ‘ik wil het doen, laat mij het doen Zeus, ik wil die schepselen maken.’

Natuurlijk had Zeus liever gehad dat Prometheus het deed. En Prometheus hád het ook met plezier gedaan, maar hij ziet zijn broer graag ondanks dat het zo’n kluns is. Of net daarom. Dus hij knikt naar Zeus met in zijn blik: laat het mijn simpele broer maar doen. Ik gun het hem.

Zeus zegt: “Jij, Epimetheus, mag de wezens scheppen, maar jij Prometheus, kijkt het werk van je broer na, jij doet de kwaliteitscontrole. Terwijl hij dit zegt schuift hij een mand naar voren.

Het is een zware mand, dat merkt Epimetheus meteen als hij hem van de berg afsleept naar de plek waar hij de schepselen in de wereld wil zetten.

Epimetheus, die amper kan wachten, doet het deksel van de mand. Alle eigenschappen die de schepselen zullen bezitten, zitten erin. De mand is tot aan de rand gevuld met vacht, veren, vleugels, vinnen; angels, stekels en tanden; uiers, aarzen en eieren; haren, hoeven, hoornen, nagels, manen, bekken en poten; oren, ogen, lippen en neuzen; koppen, klauwen en kieuwen; schubben, snavels, snorren, snoeten, snuiten, slurven, sprieten en staarten. Maar ook alle kleuren, blauw, geel, groen, grijs, rood en bruin; snelheid en traagheid, kracht en slapte, hardheid en zachtheid, grootte en kleinte, ruwheid en gladheid, noem maar op, het zit er allemaal in. Alles maar dan ook alles om het ecologische evenwicht in de natuur tot stand te brengen.

Epimetheus grabbelt in de mand, haalt er een slurf uit, dik grijs vel, een paar slagtanden (niet te groot), veel massa, flanst dat in elkaar en roefel, een olifant loopt het oerwoud in. Hij pakt wat vetbestendige bruine vacht, scherpe lange snijtandjes, een platte staart et voilà, een otter loopt naar de rivier, hij pakt kieuwen, schubben en een staart en ziedaar een vis zwemt weg in het water. Hij pakt een minuscuul klein schildje, pootjes, voelsprieten, petieterige oogjes en hupsa, kevertje vliegt weg.

Dagen, nee wat zeg ik, weken is hij bezig de soorten te creëren, sommige maakt hij traag en sterk, anderen dan weer klein en snel. Hij maakt grote vissen die kleine vissen zullen opeten en kleine vissen die ontzettend veel eitjes leggen enzovoort.

Weken, nee maanden is hij bezig. En bij elke soort die Epimetheus maakt, kijkt Prometheus of het goed is. Op een dag zegt Prometheus, ‘zeg broer, vergeet de mens niet te maken hé.’

Epimetheus verstijft en wordt helemaal bleek. ‘De mens!’ roept hij uit. ‘De mens! Ik ben de mens vergeten’. In paniek loopt hij naar de mand, kijkt naar de bodem, steekt zijn hand erin en kijkt op naar zijn broer en jammert met bibberende, wenende stem ‘De mand is leeg!’

‘Wablieft?’

‘Leeg?’

‘Gij oen!’

‘Gij denkt toch niet dat de mens kan overleven als wij die weerloos, ongeschoeid, ongevederd, naakt, onbewapend, onbeschermd de wereld insturen hé? Die overleeft dat niet! Niet een nacht.

‘Ik had het kunnen weten! Ik had kunnen weten dat gij dat ging verknoeien, broer. Hier gaat Zeus niet blij mee zijn hé!.’

‘En wie mag het oplossen? Ik hé!’

Prometheus sluipt terug die berg op, waar ze een paar maanden geleden van afgedaald waren om de wereld te bevolken. Hij trok naar het atelier van Vulcanus en stal er het vuur.

‘Dan zal hij op zijn minst de wilde dieren van zich af kunnen houden. En zich ’s nachts kunnen warmen.’

Maar dat is niet genoeg. De mens gaat ook wapens en gereedschap nodig hebben. Hij ging naar Athene en haalde er de rede, het verstand.

De eerste man op aarde mocht dan wel naakt zijn, geen klauwen hebben, geen vacht, geen slagtanden, maar hij zou zich wel kunnen warmen. Hij zou dan wel botte tanden hebben, het vuur zou hem tegen de roofdieren beschermen en met zijn verstand zou hij gereedschap kunnen maken.

En die eerste man op aarde, laat ons even veronderstellen dat ik dat was. En dat ik, als eerste man op aarde u daar in de zaal zo zag zitten. Met in uw hand een mes waarvan het handvat ontbreekt en het lemmet er niet meer is.

Wacht, laat mij u even helpen, ik pak een stuk hout en geef u een nieuw handvat.

Hier sé, alsjeblieft.

Voelt u het?

Pak het eens vast!

Handvat vast? Pak het eens goed vast.

En nu een nieuw lemmet, wacht, ik loop naar mijn smidse en maak u een nieuw lemmet.

‘Ik zet het op uw handvat.

En wat heeft u nu in uw hand?

Terug een mes’

Ja?

Goed zo!

EINDE VOOR VOLWASENEN

Neem uw mes en steek uw naaste neer en KILL KILL KILL.

[de ieeeeppp ieeeeppp ieeeeppp klanken uit ‘Psycho’ klinken]

Grapje.

Dankuwel dames en heren.

EINDE VOOR KINDEREN

Ai pas op, het is een heel scherp mes, stop het maar snel weg voor je je snijdt.

Dankuwel dames en heren.

See also




This page Kleine vertelling van het niets en het iets, is © Jan-Willem Geerinck and may only be cited as per the fair use doctrine.
Personal tools