Goddelijke liefdeschichten of beweegredenen van God lief te hebben  

From The Art and Popular Culture Encyclopedia

(Redirected from Godsvrucht)
Jump to: navigation, search

Related e

Wikipedia
Wiktionary
Shop


Featured:

Goddelijke liefdeschichten of beweegredenen van God lief te hebben, verklaard en uitgelegd in een-en-dertig meditatiën, getrokken uit de werken van eenige schrijvers der beroemde Societeit van Jesus (1863) by Mosmans

Full text

54 No. GODDELIJKE LIEFDESCHICHTEN OF BEWEEGREDENEN VAN GOD LIEF TE HEBBEN, verklaard en uitgelegd in een - en - dertig Meditatiën , GETROKKEN UIT DE WERKEN VAN EENIGE SCHRIJVERS DER BEROEMDE SOCIETEIT VAN JESUS . KRANS OF ROZENHOEDJE VAN LIEFDE - AKTEN , EN EENIGE BETRACHTINGEN EN GEBEDEN ONDER HET H. MIS - OFFER . Uit het Italiaansch , naardeuitgavevan Rome , in het Hollandsch overgebragt DOOR Wikih La TANS USIC A.. JANSSEN , Priester . Bibliotheek MINDERBROEDERS WEERT. Home ' 's Hertogenbosch , bij G. MOSMANS, 1863. Kerkelijk Goedgekeurd . IMPRIMATUR. J. CUYTEN , Sem. Præs. Libr. Cens. AAN DEN LEZER. Deco > Ziehier , vrome lezer , in een klein boekje , bij wijze van meditatie, vele , zeer schoone ge voelens , die sterk en krachtig de groote beweeg. redenen ontvouwen , welke God den mensch heeft gegeven om hem zijne heilige liefde te vergemak kelijken . Ze zijn , uit onderscheidene schrijvers , leden der beroemde Societeit van Jesus , verza meld en hier bijeen gebragt. Gelijk in een helderen spiegel van weinig omvang , maar kunstmatig bewerkt , zich de zonnestralen vereenigen , zóó overvloedig , dat zij plotseling een groot vuur kunnen ontsteken , 200 hoop ik , zal uit de vereeniging van 200 vele liefde-uitdrukkende gevoelens, eene vermogende , krachtig werkende deugd geboren worden , die in staat zij , aldra in uw hart een levendigen brand te ontsteken van goddelijke liefde. Diegeen , welke korte stof tot overweging ver langt, neme eenige zinsneden uit elk punt ; ook daarin zal hij overvloedig voedsel vinden , om zijnen geest bezig te houden , en lange en vurige gemoedsaandoeningen in zich op te wekken. In dier voege kan hij in elk punt eener meditatie vele en velerhande overwegingpunten vinden . 2 IV Trouwens , men heeft de algemeene punten dezer meditatiën in ruime mate ontwikkeld , opdat er rijke stof zij voor diegenen , welke over de voor gestelde waarheden wijdloopig willen nadenken . Men heeft er tweederlei gebed tot voorbereiding bijgevoegd , opdat de min ingewijde een denk beeld hebbe van de wijze , waarop men de me ditatie behoort aan te vangen. Ter eere Gods een liefdezuchtje tot den Heer voor de schrijvers en voor hun vertaler ! VOORBEREIDEND - GEBED TOT DE MEDITATIE. Zie mij voor uwe heilige tegenwoordigheid , ô God van oneindige majesteit, die hemel en aarde met uwe onafmetelijkheid vervult , en tot in de diepst verborgene schuilplaats mijns harten door dringt . Gij doorschouwt mijn hart en peilt mijne geheimste gedachten . Gij merkt alle mijne han delingen op , om ze te beloonen , indien zij goed en heilig , om ze te straffen , indien zij slecht en schuldig zijn . God , onfeilbare waarheid , ik ge loof dat , en wel met dezelfde vastheid , waarmede ik geloof dat Gij God zijt één in wezen en drie vuldig in personen , ik geloof het , omdat Gij het geopenbaard hebt . Ik hoop in U , omdat Gij oneindig barmhartig en goed zijt. Ik bemin U met gansch mijn hart , met mijne geheele ziel , uit alle mijne krachten , uit alle mijne vermogens , en ik aanbid U , mij ootmoedig voor U neêrbui gend met al de hulde , die het nietigst onder de schepselen aan zijnen Schepper verschuldigd is . Ik smeek U , ô God van goedheid , verlicht mij in hetgeen ik ga overwegen , doe het mij met leven-. dige en doordringende kennis begrijpen. Verwek in VI mijn gemoed krachtige en talrijke aandoeningen , waarmede ik U eere , en uwen milddadigen bijstand verdiene tot het maken van goede voornemens en onwankelbare besluiten . ( Hierna bidde men het : Kom Schepper H. Geest, meermalen herhalende : Ontsteek uw licht in onze zinnen , stort uwe liefde in onze harten . ) ANDER VOORBEREIDEND- GEBED. Mijn God , mijn Schepper en mijn eenig goed ; Vader , Zoon en H. Geest! ik aanbid uwe god . delijk Majesteit , die ik boven al bemin en door deze meditatie wensch te verheerlijken . Doch , wie ben ik , en wie zijt Gij , dat ik mij verstout tot U te spreken , en mij eenige oogenblikken voor uw ontzaggelijk aanschiju op te houden ? Gij zijt der heiligen Heilig ; ik de snoodste der zondaren . Gij zijt der koningen Koning , de Heer der heeren , oneindig wijs , rijk zonder paal , grenzeloos magtig ; ik ... een uit slijk gekneed schepsel , een nietige aardworm , een zwakkeling , een onweteling , een arme. Maar dit is juist de beweegreden die mij tot U doet naderen ; want Gij alleen kunt , met den overvloed uwer genadegaven , mijner uiterste ellende te hulp komen. Gij , verlicht Gij mijne onwetendheid met uwe wijsheid. Gij , bemoedig Gij mijne zwakheid met uw vermogen ; uwe ein delooze goedheid alleen is het , die mij opwekt , om voor U te verschijnen , niettegenstaande het VII 9 bewustzijn mijner onverdiensten en mijner gruwe lijke zonden , die ik op nieuw van ganscher harte verfoei en , door uwe genade ondersteund , nooit meer wil bedrijven . Ontvang , ô God van ontfer ming , ontvang de oefening , welke ik tot verheer lijking uws heiligen naams , om U te eeren en te behagen , ga aanvangen . Doch , wel wetend , hoe magteloos ik ben om , zonder de hulp uwer he melsche genade , iets te doen wat U behagelijk zij , smeek ik U ootmoedig om die genade , om dien hemelschen bijstand. U , eeuwige Vader , draag ik mijn gebeugen op : vervul het met heilige gepeinzen. Ontvang Gij, goddelijke Zoon , mijn ver stand ; helder het op met de tallooze lichtstralen uwer hemelsche klaarheid . Heilige Geest , U offer ik mijnen wil : verwarm hem , doe hem ontbranden door het vuur uwer heiligheid , en vergemakkelijk mij deze heilige oefening door veelvuldige vrome gemoedsaandoeningen . Mijn allerbeminnenswaar dige Jesus , mijn Heiland en Zaligmaker , ik geef U mijn hart ; ontvlam bet met uwe heilige liefde. Ik moet U bidden ; dat hebt Gij mij bevolen ; maar ik ben volstrekt onwetend in mij van dezen pligt te kwijten. Gewaardig U dan , ò goddelijke Meester , en leer mij bidden , gelijk Gij het uwen geliefden leerlingen geleerd hebt . En , opdat dit mijn inwendig gebed U aangenamer en behage lijker zij, sta mij toe dat ik het vereenige , gelijk ik het vereenig , met het gebed dat Gij beoefendet ten tijde van uw sterfelijk leven . Heilige Maagd , waardigste moeder mijns Heeren , 2 ܪ 2 VIII sta mij goedgunstig bij met uwe alvermogende yoorspraak. Paar uwe gebeden met de mijne , opdat mij geschiede naar mijn verlangen . Mijn Engel- bewaarder , verdedig en bescherm mij op dezen stond en altijd tegen de lagen des boozen geestes. Breidel , ik bid het u , de wis . pelturigheid mijner verbeelding , en geef mij in , wat ik God behoor te vragen tot zijne verheerlij king en tot mijner ziele zaligheid . GODDELIJKE LIEFDESCHICHTEN. BEWEEGREDENEN VAN GOD LIEF TE HEBBEN , verklaard en uitgelegd in Meditatiën . Eerste Meditatie. God moet bemind worden , om het oneindig goed dat Hij in zich bevat. Eerste Punt. u Bedenk , o mijne ziel , hoe gij op deze wereld leeft om God te beminnen ; hoe uw eigen Schepper dit van uw eischt , met u in het leven te bewaren ; terwijl Hij het u verklaart in het eerste gebod Zijner goddelijke Wet , als Hij u zegt : gij zult uwen God minnen met geheel nw hart , met uwe gansche ziel , met alle uwe krachten . Doch , niet alleen heeft Hij er u een bevel van willen geven , daarenboven er de middelen toe willen vergemak kelijken , door u de groote redenen te doen kennen die gij hebt , van Zijne opeindige beminnelijkheid lief te hebben , en Hem geheel en gansch uw hart toe te wijden . maar > 2 In der daad , wat wilt gij beminnen , indien ge uwen God niet bemint ? Hij , hij is een grenzeloos goed ; Hij is schoon boven alle schoonheid , aller beminnelijkst boven al wat bemind kan worden . Hij is oneindig , om oneindige volmaaktheden en schoonheden , en elk dezer is oneindig. Al wat ge in de schepselen schoons en liefelijks beschouwt, dit alles is in God , hunnen Maker en Schepper , verzameld ; maar het is in Hem in eene eindeloos groote overmaat , het is in Hem met al de zoetste aanlokkelijkheden , die u kunnen noopen om Hem te beminnen . Al wat men schoons en verwonder lijks in de geschapene dingen vindt, zijn druppels , die afdalen van die Fontein van oneindige uitmun tendheden en bekoorlijkheden ; het zijn lichtstralen , die uit die onmetelijke Zon van onverklaarbaren glans schieten . God is de oorsprong van alle goed , de oorzaak , waaruit al wat goed is zijne waarde trekt . Alle schepselen hebben het goed , wat in hen is , gansch en uitsluitend van God ontvangen ; zij zullen het niet hebben , dan voor zoo veel en zoo lang het God zal willen , niets meer . Al wat schoon , al wat goed , al wat volmaakt is , bevindt ich in God , maar in zijn laatsten en uitmuntend sien graad van volmaaktheid ; het is daar, in Hem , in cene eindeloos- oneindige mate . God is de op perste in alle slag van goederen : oppersie Wijsheid , die alles ontdekt opperste Grootheid , die alles oivat opperste Mogendheid , die kan wat zij wil opperste Weldadigheid dadigheid opperste Schoonheid , die alles tot opperste Mild 5 > liefde wekt opperste Gelukzaligheid , die alle goed geniet . Ja , God is de wijsheid , de almagt , de schoonheid , de rijkdom , de wezenlijke vol maaktheid zelve. Zijn goddelijk zijn is een afgrond van verbazing , een oceaan van genaden , een pa radijs van wellusten , een niet te meten opeen stapeling van oneindige oneindigheden . Mijne ziel, indien gij een God , zoo rijk in goederen , zoo overvloedig in schoonheden , z00 schitterend van voortreffelijkheden niet bemint , wat of wien wilt gij dan op deze aarde beminnen ? Bemin dus dat Goed , dat alle goed is . Hoe groot is uw geluk en hoe verheven uwe waardigheid , cenen God , cen gansch schoonen , een gansch be minnelijken God , die alle , alle liefelijkheid is , nwe liefde te kunnen wijden ! Vraag Hem dikwijls , dat Hij u cene groote liefde jegens Hem geve ; en om zulke liefde te verdienen , zeg Hem dikwerf, althans met het hart : mijn God , oneindig Goed , ik acht en bemin U boven alles. Wat toch kunt gij ten opzigte van een zoo grooten God minder doen , dan Hem dikwijls te beluigen , dat gij Hem acht voor hetgeen Hij is , dat gij aan Hem boven alle ander goed oneindig minder dan Hij - de voorkeur geeft ? Met een levendig geloof , geloof ik , o God , dat Gij een allervolmaakst goed zijt , schoon boven alle schoonheid , goed boven alle goedheid , uitgebreidste ondoorgrondelijkheid van al wat wezen is , uitmun tendste gedachte van alle denkbare volmaaktheid , allerverlevenst beeld van alle uitgezochtste liefde . - 2 2 4 uwe 0 mijn God , ik verheug mij met U over de groot heid , van door U geschapen te zijn ; ik verblijd er mij met U over , omdat het uw goed , weldaad , uwe schenking is . Ik verheug mij, dat Gij zijt, die Gij zijt; dat Gij in U de glansrijkste verdiensten vereenigt ; dat Gij allerwaardigst zijt om boven alles , boven al wat goed is , bemind te worden . Ik betuig U , dat ik U acht en lief heb , meer dan wat of wien ook. O Heer , wie mag een hart hebben zoo blakende van liefde , als uwe gren zelooze voortreffelijkheden en schoonheden het ver dienen ! Konde ik een Serafs hart hebben , om U beter te beminnen ! Konde ik U met duizend harten liefhebben , indien het mij gegeven ware , duizend harten te hebben ! Ik yraag U de gaaf eener bran - dende liefde ; ik smeek U oin deze kostbare ge nadegaaf , ik smeek er U om door uwe onmetelijke voorregten . Dat ik U beminne, o God ; omdat Gij oneindiglijk wijs , almogend, heilig , eeuwig , vol maakt schoon , allerlieſelijkst zijt ! Aangezien Gij alle goed zijt , geef mij uit bármhartigheid , dat ik U met alle liefde beininne. Aangezien Gij één zijt , dic ineer is dan alle anderen , verleen mij dat ik U boven allen eeniglijk liefhebbe. Ik neem voor en wil U heden en al de dagen mijn levens pleg . tiglijk beluigen , dat ik U , o mijn God , acht en bemin boven alles . Ik maak het besluit , U dik werf eene groote liefde jegens U – oneindig Goed - te zullen vragen. Ik beken , dat zulke hemelsche liefde alleen van U kan komen ; haar verhoop ik , haar verlang ik boyen en meer dan al wat verlan 9 ♡ genswaardig is ; haar alleen zal ik betrachten , op haar alleen prijs stellen . Dat verwacht ik van uwe grondelooze goedertierenbeid , o God ! Eene groote liefde jegens U –- mijn eenig en oneindig Goed — eene groote liefde. Tweede Punt. g 2 De onmetelijke volheid van alle goed , van on eindig goed , was altoos in God , is altoos in God geweest , van af de eeuwigheid ; zij zal altoos in God wezen door alle eenwen der eeuwen , zonder begin , zonder einde , zonder eenige afwisseling , zonder de geringste vermindering . Welke groote volmaaktheid in God : immer gelukzalig , immer almagtig , immer allervolmaakst te zijn geweest , zonder van anderen ooit het minst te hebben ont yangen ! God was van eeuwigheid wat Hij is , in alles onveranderlijk -oneindig ; Hij is dat altoos , en altoos was Hij dat , volstrekt noodzakelijk. De goddelijke volmaaktheden zijn in God zoo stand vastig , zoo zeker en veilig , dat geene volmaakt-- heden dien grooten Heer ooit kunnen ontbreken . Al zweerden alle menschen en alle duivelen tegen God te zaâm , zij zouden Hem , met alle hunne vereenigde krachtinspanningen , geen greintje Zijner volmaaktheid ontnemen , Zijne ceuwige vreugde geen haar-breed kunnen verstooren . Voorwaar , groote Gods-heerlijkheid , welke door niet één kwaad in hare gelukzaligheid kan gehinderd worden , ja , . 6 9 7 waartegen alle vermogen , als Hij het wil , krachteloos is. Al ging de gansche wereld te gronde , al werden alle menschen en Engelen in den eeuwigen vlam menpoel gestort, God , de Opperste , zou er het minst niet door gedeerd of beschadigd worden . Die Opper- Heer hervindt , in- en door zijne grenze looze volmaaktheid , alle genoegen , allen wellust , alle gelukzaligheid. In het beschouwen van Zijn eigen Wezen , geniet Hij eene zee van geneuglen , een peilloozen afgrond yan tevredenheden , eene on uitputbare verzameling van wellusten . God is zoo yol van alle goed , dat Hij niet grooter kan worden dan Hij is . Al schiep Hij ook duizende werelden , en die allen vervuld met even verheyene schep selen , in grootheid gelijk aan Zijne hemelsche Moeder; al besteedden zich die schepselen gedurende tallen van jaren in onafgebroken huldebetoon jegens Zijne goddelijke Majesteit ; dan nog zou die op eenstapeling van eerbewijzing God niets grooter , niets gelukkiger maken dan Hij thans is . God is groot, door God te zijn ; Hij is alles , en alle mo gelijk goed , altoos standyastig , altoos onveranderd en onveranderlijk. Maar gij, mijne ziel , waarom bemint gij dien God niet , dien God die alle goed in zich bevat, alle , niet voorbijgaand en vergankelijk , maar alle duurzaam , eeuwig en onsterfelijk goed ? Zijne vol maaktheden zijn oneindig in alle hare onderdeelen , zonder begin , zonder einde , zij kunnen onmogelijk verbeterd of vermeerderd worden ; want zij bevatten in zich alles wat volmaakt is . Bemin dan een 2 7 2 enz . zoo onuitputbaar , onontbrekend , eeuwig , eindeloos goed . Bevestig u in uw gemaakt besluit van Hem dikwijls toe te spreken : mijn God , oneindig Goed , ik acht U, ik bemin U boven al . Of, verdient die hoogste Majesteit in uw hart de eerste plaats niet ? – Neem u wijders voor , Hem u -zelven welgevallig te maken , door u in werken te oefenen , die Gode-zelven behagen , als : veelvuldige over wegingen en gebeden , het bijwonen der H. Mis , het waardiglijk ontvangen der heilige Sakramenten , Gij weet , hoe zeer ge u , door zulke oefe ningen , bij God aangenaam kunt maken . Beijver u derhalve , om ze overvloediglijk te benuttigen , dien Opper -Heer tevens dikwerf deze gevoelens op zendend : o Heer, ik betuig U, dat ik , hetgeen ik doe , alleen doe om uwer liefde -wille , om U genoegen te geven . O hoogste Goed , ik loof en prijs uwe eindelooze voortreffelijkheden , die van niemand voortkomen , noch de minste behoefte hebben aan eenig schep sel . Met geheel mijn gemoed verootmoedig ik mij voor U die zoo groot zijt , en wil yan U alles onafhankelijken Heer – geheel afhangen . Ik verheug mij over uwen rijkdom , zoodat Gij u -zelven genoeg zijt om volkomen gelukkig te wezen , ja overvloeit van goedereu zóó , dat Gij ook alle schep selen met zegeningen kunt overladen . Hoogste goedheid , zijt Gij tot meer niet bekwaam ; want Gij hebt het meeste , Gij bezit alles . Gij alleen hebt van U -zelven een hoogst wezenlijk Zijn , on veranderlijk , ceuwigdurend. Bij ( vergeleken is van 8 het geheelal een druppel water , cen korrel zand , een zonnestolje. Het doet mij goed , dat Gij dus danig zijt ; zoodat ik niets beters kan verlangen , niets voortreffelijkers kan beminnen . 0 , konde ik mij geheel in liefde tot U verteeren ! Konde ik U liefhebben met eenen U beminnenden , millioen malen vermenigvuldigden wil ! Ontvang althans mijne verlangens, mijne vlammende begeerten . En , aangezien ik niet kan , wat ik zou willen kunnen , zoo neem ik mij toch voor , U dikwijls met het hart mijne liefde te beluigen . Ik neem mij voor , U genoegen te geven door wel te doen , door te doen wat U behagelijk is ; en juist daarom wil ik dat doen , om U tevreden te stellen , om U tc verheerlijken , U die zoo allerwaardigst gediend , geëerd en boven al beliefd wordt . Ik smeek het U , vergemakkelijk mij de uitvoering van dit mijn voornemen , door de gewensclite gaaf eener groole liefde, eever liefde die mij het hart ontrukke aan al het geschapene , eener liefde die mij eenig en geheel aan U bocije . Doe mij smaak vinden in U le gehoorzamen , in mij toe te leggen op werken die U behagelijk zijn. Ook dit wil ik : mij met u vereenigen door dikwijls herhaalde akten yan liefde ; zoo als ik voorneem te doen , met U dikwerf deze hartelijke beluiging toc te spreken : mijn God , oneindig Goed , ik acht U, ik bemin U boven al . 2 > Derde Punt. Wij hebben groote zaken van God overwogen . Bij dat alles overdenk , mijne ziel , dat , hoe veel 9 7 · volmaakts , uitmuntends en oneindigs ons verstand met zijn zwak begrip kan omvallen , dit alles cen bloole niet is , vergeleken bij hetgeen is , in wezen en in waarheid . God is die goedheid niet , welke wij ons verbeelden , maar eene Majesteit oneindig verheven boven alle onze gedachten . God is zelfs die oneindigheid van volmaakte schoonheden niet , welke wij in Zijn allervolmaaktst Wezen bewon deren en waarover wij verstomd staan . Hij is eene oneindigheid oneindig grooter , dan die wij ons kunnen voorstellen . Laat het menschelijk verstand zich inspannen om te denken , hoe verheven , hoe onmetelijk God zij ; dat het al de volmaaktheden zamenvatte , waarvan het levendigst denkyermogen zich eene gedachte kan vormen : onuitsprekelijk alvermogen – matelooze grootheid -- hoogst schit terende heerlijkheid -- eenig wenschelijke goedheid ; het ga zoo voort met alle mogelijke voorregten en denkbare volmaaktheden opeen te stapelen : het beginne wederom en vermenigvuldige , verbreede , verlenge en vergroote dit vele duizend - duizend keeren , ja met millioenen op millioenen , eeuwen door- , in- en uit; gebeel die schat, die gansche opeenstapeling is een loutere niet , vergeleken bij hetgeen God is ; het verdwijnt voor Zijn goddelijk aanschijn als damp, vervliegt als rook . God is ein deloos grooler , dan al wat door aller menschen en Engelen kennissen kan worden uitgedacht. Hij is een alleruitstekendst , een allerverhevenst , een on begrijpelijk , niet uit te spreken Wezen . Wij kunnen ons in God verblijden ,7 wij kunnen Hem liefhebben , 10 9 wij kunnen Hem aanbidden : eens zullen wij Hem kunnen genieten , Hem kunnen bezitten . Doch wij kunnen , en nooit zullen wij kunnen , God begrij pen . O mijn hart , moestet gij niet geheel in liefde voor dien God wegsmelten ? Maak althans het be . sluit , Zijne hemelsche goedheid dikwijls om de genade Zijner liefde te smeeken . Gij kunt God wel nooit volmaaktelijk en volkomen kennen ; maar doe althans uw best, on wegens Hein eenige klare kennis te bekomen . Hoe beter men God kent , hoc helderder de verdienste in Hem uitschijnt van nog meer bemind te worden. Neem u voor dikwijls aan God te denken ; want , is jels waardig gekend te worden , ' t is Zijne oneindigheid. Doet gij dat , welk opperst goed zal zich met immer stijgende klaarheid aan uwen geest vertoonen , en in uwe ziel ecne steeds vurigere liefde ontsteken ! Geheel ons geluk bestaat , in ons verstand zóó te gebruiken , dat het altoos beter en beter ontdekke wie die God is , en in onzen wil bezig te houden , met Hem door eene immer meer brandende genegenheid lief te hebben . Maak een vast besluit , van u op beiden toe te leggen . Hoe waar is het, o mijn God , dat Gij oneindig groot , cindeloos meer verheven zijt , dan Engelen en menschen zich kunnen verbeelden ! Ik juich in mijne ziel , dat Gij onbegrijpelijk , dat Gij onschat baar zijt . Ik bewonder deze uwe grootheid , oin welke de Engelen en Gelukzaligen noch uwe schoon heid , noch uwen luister , noch het ongenaakbaar licht ,7 waarin Gij U ophoudt , kunnen beseffen , 11 2 > Ik verheug mij, dat uw ondoorgrondelijk Wezen aan U alleen oneindig licht volkomen bekend is . Dan , ofschoon ik U niet kan begrijpen , ik wensch u toch vuriglijk , zoo veel mogelijk , te kennen . Ik heb een levendig verlangen van cene hooge achting voor U op vatten , mijn' gcest te voeden met lichtende kennissen uwer schoone on eindigheid , door een overvloed van bovenmatige liefde de onwetendheid mijns geestes aan te vullen . Ik weet, dat geen eenig schepsel U kan beminnen naar de mate uwer beminnelijkheid , U kan aanbidden naar de verdienste uwer eerwaardigheid . Hierover verheug ik mij met U , omdat dit al , uw cigen , het U waardig heil is , het heil waardoor Gij God zijt. Ik smeek U om de genadegaaf, van U met de vurigste liefde alle goed te willen. Ik verzucht naar de gaaf , van U met de yaardigste dienstbaarheid te gehoorzamen . Ik ben zeker , dat ik veel tot uwe eer zal verriglen , indien ik U mag kennen. Verwek dus in mij eene groote begeerte yan mij hierop toc te leggen , van mij daaromtrent heldere be grippen te bezorgen . Want ik ben geschapen om U te kennen , om eene hooge gedachte te krijgen uw overschoon en allervolmaaktst Wezen . Ik bedank U , dat Gij mij een daartoe vatbaar verstand hebt geschonken . Dat begrip , dat verstand wijd ik U toe , o miju God , en bid U , dat Gij mija gemoed verlichtet mel de stralen van uwen glans , opdat ze mij ophelderen en althans iets ontsluijeren van die peillooze diepte der grootheden , der schoon heden , der oneindigheden , die in U zijn. Verlicht van 2 12 mij 2, o Heer , verlicht mij. Ik wil en zal dikwijls aan U denken , en aan alles wat mij uwe onmeet bare liefelijkheid liefelijkst voor oogen kan stellen ; opdat ik immer meer en meer verlange U te be minnen en te behagen . Intusschen erken en beken en belijd ik , dat Gij alle liefde, allen lof , alle vereering en zegening waardig zijt ; en als dusdanig vereer , zegen en bemin ik U boven alles . (Hernieuw uwe voornemens , van dikwerf aan God te denken te lezen hetgeen u van God spreekt – dikwijls akten van liefde te beoefenen .) 2 ാര Tweede Meditatie.. Beweegredenen van God te beminnen , getrokken uit de Goddelijke voortreffelijkheden. Eerste Punt. Overdenk in ' t bijzonder , welk goed u op deze wereld het meest behaagt , wat uw hart opwekt tot innigere en krachtigere liefde. Dat goed zult ge in God vinden ; maar op een hoogst yolmaakte , op eene oneindig voortreffelijke wijze , oneindig re delijker om bemind te worden . Bemint gij de schoonheid , overdenk , dat God eene onmeetbare schoonheid is , door welker liefe lijkstaanschouwen millionen Serafijnen voldaan zijn , waarin millioenen zalige Geesten hun behagen scheppen zich voortdurend te spiegelen . God is 2 15 2 2 de eenige en rijkste bron , waaruit alle liefelijkheid , alle bekoorlijkheid , alle aanlokkelijkheid vloeit ; Hij is dat schoone , dat zich over de schepselen spreidt om ze te versieren , zonder dat Hij eenig verlies onderga van het oneindig schoone wat in Hem is . Behagen i schatten en rijkdommen , denk dat God een onuitputtelijke schat is , dat Hij alle rijk dommen in Zijne magt heeft , dat Hij er de alge heele en volstrekte meester van is . Indien ge Hem bemint , zal Hij uwe vergelding zijn , in Hem zult ge allen rijkdom , alle schatten hervinden . Zijt gij op groot- en eerwaardigheden gesteld , weet , dat uw God alle majesteit en uitmuntendheid is , dat Hij Zijne dienaren bekroont met jubel en heerlijkheid , dat Hij hen in het hemelsch Vader land zóó groot maakt en verheft, dat zij als zoo vele goden schijnen. Voelt gij u gedreven tot diegenen , welke uit stekend zijn in wijsheid , in vermogen , in eigen dommen , in heiligheid , enz. , dan moet gij veel meer God beminnen , wiens magt alvermogend , wiens cigendommen allervolmaaktst, geheel en vol strekt, wieps heiligheid allerreinst, onbevlekt en ongeschonden is , zóó , dat Hij-alleen Zijne schep selen kan heiligen en met deugden sieren . Alle heer- en meesterschappen ontleenen haar gezag aan God ; al wat licht- en doorluchtig is , ontvangt van Hem zijn glans en luister . Hij -God , is licht boven alle klaarheid , volmaakt boven alle volmaaktheden , goedheid boven alle goed. God is niet slechis de goede ; maar de betere , de beste . Is dus alle > 14 goed in God , zoo is het duidelijk ,9 dat dit opperst , dit hoogsl en beste Goed meer moet bemind worden , dan alle ander minder goed . Mijne ziel , indien u andere goederen behagen , moet u , om dezelfde reden , God oneindig meer behagen ; want in Hem is alle goed besloten wat gij buiten Hem kunt beminnen ; maar oneindiglijk meer. In God is , als in haren oorsprong en eersle oorzaak , de gansche natuur te vinden : alle gaven , alle goede hoeda nigheden , en dan nog oneindige goederen meer. Waarom verliest gij u dan rondom de schepselen , van nietige schijngoederen een geluk afbédelend , dat zij uit zich - zelven niet hebben ? God alleen kan u bevredigen tot en met de vervulling uwer grootste verlangens. Bemin derhalve dat eenig Goed , dat alle goed is . Bemin uwen God , die alleen u kan verzadigen ; bemin Hem van ganscher harte. Wend alle uwe zorgen en krachten aan , om Hem door uwen handel en wandel, door al uw doen en laten te belagen . Dit zij het oogmerk van al uw betrachten : Hem genoegen te geven , aan lem te believen . Zeg Hem dikwijls, ernstig en welgemeend : mijn opperste Goed , ik ver klaar en beluig U , dat ik doe , wat ik doe , om U te behagen. Het is eene groote Gods goedheid , dat Hij genoegen schept in ons handelen . En , aan gezien gij Gode niets anders kunt aanbieden , ofler Hem althans deze genoegdoening , dat gij Hem dikwijls de bulde brenget uwer goede werken . 0 mijn God , o mijn hoogste goed ! Ik bemin de schepselen , omdat ik incen in hen eenige goed 2 > 15 9 7 heid aan te treffen , die mijne liefde waardig is. En ik bemin U niel , oneindige goedheid , in wien alle goed uitschijnt dat maar eenigzins kan be hagen ! Ik bevlijtig mij , diegenen te bevredigen en welgevallig te zijn , aan wie ik mijne liefde schenk ; en ik denk er niet aan U te vreden te stellen , U genoegen te geven , aan U , aan wien ik verpligt ben gehcel mijne liefde te wijden ! Gij hebt behagen , Gij verlustigt U in mijne goede werken ; en ik , o ja , ik wil er vele beoefenen ; ten einde U te voldoen , U te believen . Ja , dat wil ik , ook met ongemak en lijden. Ik wil U uit zui vere liefde dienen en beminnen. Voorwaar , mijn God , ik ben maar al te dwaas en uitzinnig geweest , toen ik mij verloor in de ge hechtheid aan nietige goederen , aan beuzelachtig heden , aan vuige genoegelijkheden ! In U kon ik alle goed vinden , in U kon ik beminnen al wat mij buiten U kon aanlokken ; maar ik heb dat niet gewild . Ach ! hadde ik U altijd lief gehad , goddelijke beminnerswaardigheid ! Het berouwt mij , dat ik mijne genegenheden kwalijk geplaatst heb , het berouwt mij, o Heer , liet spijt inij, en mijnc gansche ziel is er bedroefd over. En nogtans , o Heer , ik zoù U willen beminnen , ik zou U willen lief hebben , 200 veel ik weet en kan . Ik zou ook de liefde willen verliezen van de nieligheden dezer aarde. O Heer , ik smeek het U , doe mij toch cen weinig kennen wic Gij zijt, hoe Gij dat eenig heil , dat eenig goed zijt , hetwelk mij alicen rust en verza - diging kan schenken . O mijn God , ik draag U

2 16 9 mijne ziel op , opdat Gij ze geheel tot de uwe maket. Ik wijd ze U toe , opdat Gij ze vervullet met uwe genadegaven , en deze mij noopen om U te dienen om U alleen lief te hebben . Ik bemin U , mijn God , en betuig U , dat ik U wil beminnen , door mijn hart te scheiden van alle geschapene gene genheden . Ik hoop rust , vrede en genoegen te hervinden , in U te behagen . Daarvoor smeek ik U door uwe grondelooze goedheid , welke ik ander maal en op nieuw bemin , vereer en toejuich . Ainen . Tweede Punt. 2 Overweeg een wonderbaar uitwerksel van Gods oneindige schoonheid en volmaaktheid , het is dit : het aanschouwen dezer schoonheid doet de verhe venste Serafijnen zalig zijn , en vervult hen met zulken overvloed van hemelschen wellust , dat hun geest hem niet geheel kan bevatten . Nooit houden zij op , het eindeloos goed dat zij in God zien , te bewonderen en er voor te verstommen ; nooit kunnen zij aflaten , dat schoone te beminnen , wat zij eens bemind hebben . Al wie begint God te zien , gelijk Hij is , bekent, dat bet een oogenblik beschouwen van dat schoone , meer waard is , dan gedurende millioenen eeuwen alle ander denkbaar genoegen te smaken . Alle geneugten en wellusten dezer wereld , vergeleken bij die zuivere genietingen , welke de minste onder de Gelukzaligen smaakt, in God te aanschouwen , zijn , als waren ze een enkel aller geringst druppeltje bij een peilloozen oceaan . . 17 7 Gods schoonheid is onmeetbaar. Die haar ziet , vermoeit zich niet , met ze door alle eeuwen der eeuwen te aanschouwen . Haar zien , zal immer en altoos een allerzoetste verwondering , een aller streelendst genoegen in het gemoed der Zaligen gaande houden en aankweeken. Op welk oogen blik ook wij God zullen zien , zullen wij Hem ge nieten even schoon , even beminnenswaardig , als Hij duizende jaren te voren was . Want onyeran derlijk is Hij in eene volmaakte schoonheid , in eene onverslensbare fleurigheid , in eene onafucembare volmaaktheid van volmaaktheden . Zijne liefelijk heid zal nooit tanen, Zijne aanlokkelijkheid zal eeuwig duren , om ons ceuwig te verblijden , om geheel ons hart eeuwig bezig te houden met Zijne alvermogendste beminnelijkheid. God alleen heeft , om Zijne oneindige schoonheden , dit voorregt , dat Hij altoos nieuw zal schijnen , altoos voortreffelijk , altoos uitmuntend door aller eeuwen eeuwigdurendheden . Zijnebekoorlijkheid zal immer levendig , immer verbazend wezen ; zij zal elk oogenblik der ziele een opperst genoegen verschaffen in haar te aanschouwen , in haar te aanbidden , in haar lief te hebben , zonder verlangen tot iets anders , zonder iets anders te willen genieten dan hetgeen zij eenmaal in God heeft begonnen te smaken . Dat zelfde verlangen , diezelfde genieting zal in haar levendig en werkend blijven na mil lioenen jaren , als of het den eersten dag ware . De oneindige kracht der goddelijke schoonheid is van dien aard , dat zij in elke gelukzalige ziel on 2 > 18 afgebroken , zonder einde , het genot zal storten van onuitsprekelijke wellusten , van onbegrijpelijke gelukzaligheden . Wat begeert gij , mijne ziel , waarnaar haakt gij , indien ge niet verzucht tot dat eindeloos schoon , waarbij al het aardsche vergeleken , slijk en stof is . Herinner u dikwijls , dat ge zijt geschapen , om dat eindeloos schoon te genieten . Stel alle uwe krachten te werk , om naar den Hemel te gaan ; daar alleen is dat eindeloos schoon te vinden . Wek dikwerf dat verlangen in u op , van God dáár ceuwig te beminnen. Zeg Hem intusschen dikwijls : Mijn God , ik verlang vurig , U in den Hemel te beminnen , U in dat Paradijs van Zaligheden te genieten. Gij hebt het mij beloofd ; ik ver hoop het van U, ik reken op uwe beloften . O beminnenswaardigste God , oorsprong van al wat schoon is , beginsel en oorzaak van alle liefelijkheid ! Ik verlang boven al , mijnen geest af te zonderen van alle genegenheden dezer aarde , en hem geheel in U te vestigen , die de uitgelezene bloem van alle schoonheid zijt. Mijn God , ik liep als een ver loorling achter de schimmen dezer wereld , mct eene ijdele , dikwerf zondige nieuwsgierigheid mijne oogen en gedachten slaande op beuzelingen , terwijl ik mij het bart liet vervoeren door schemergoederen waarmede zij zich optooijen. Ik leef intusschen , U vergetend ; ik denk aan U niet , ik hecht mijn hart aan U niet ! En nogtans , overschoone God , zijt Gij toch het genot en de Just der verhevenste schepselen , die in U een gestaag Paradijs hervin > 19 den . Om uwe schoonheid te genieten , hebt Gij de heerlijkste geesten geschapen , de helderglans rijkste Cherubijnen , de uit liefde vlammende Se rafijnen . In U vinden zij de vervulling van alle hunne vurigste wenschen , het voedsel eener nooit bezwijmende liefde . 0 , hoe onmeet- en onnaspoor baar is uwe goddelijke beminnenswaardigheid ! Geef mij licht , o Heer , opdat ik het Opperschoon leere kennen dat zoo zeer aan Engelen en Gelukzaligen behaagt ; opdat ik , op U verliefd , al doe wat mo gelijk is , om U te behagen . Aan de Engelen en Uitverkorenen verloont Gij U glansrijkst , hemin nelijkst , overschoonst , alle liefde allerwaardigst. Doe U ook zoo aan mij kennen . Ook ik hoop U eeuwig en altoos in den Hemel te bezitten , zonder mij ooit te vermoeijen , zonder mij ooit in uwe liefde te verzaden. Daar zal ik U eeuwig schoon , eeuwig nieuw , eeuwig verrukkelijk aanschouwen . Ik begeer U , ganschelijk zoo als ik ben , lief te hebben . Maar , opdat ik dat vrijer en vaardiger doen kunne , geef , ô schenk mij ccnc walging van al het aardsche. Doe mij kennen en inzien , dat de goederen der aarde laag , ijdel en verachtelijk zijn , dat zij niets om hebben dan schijn en ver tooning ; dat zij aldra verslensen en vergaan . Ont neem mij de geneigdheid van ze te willen zien , van er mij mede bezig te houden ; opdat ze mij niet langer bedriegen , opdat er mijn hart niet meer aan kleve , maar ik tot U kome en in U rust vinde. Mijn God verlos mijn ' geest van de ketenen die hem aan de genegenheden voorde aardsche dingen 20 gekluisterd houden . Ik ben naar mijnc yrijheid verzuchtende , om U geheel te kunnen lief hebben , om U te kunnen smaken , om U , gansch bevre digd , te kunnen dienen . Ik bemin U boven al ; in den Hemel hoop ik U nog beter te zullen be minnen . Ainen.. Derde Punt. Gods schoonheid wekt zóó vermogend tot liefde , dat zij zelfs de harten der duivelen oogenblikkelijk zoù veranderen , indien zij zich klaar aan hen konde vertoonen . Bij den eersten blik , welken deze weerspannige geesten op bet Goddelijk aanschijn zouden werpen , zouden zij alle huone rampen vergeten , zij zouden zich verrukt gevoelen door dat zoct aanschouwen , en niet kunnen nalaten God onvergelijkelijk meer dan zich - zelven te be minnen . Dat hemelschlicht, hetwelk hun het overschoon aangezigt huns Heeren zou doen aan staren , zou hen ongevoelig maken voor alle hunne folteringen ; zou daarentegen zielzalvende vlammen van heilige liefde in hen ontsteken . Lucifer-zelf, in wien haat en wrok tegen Gud zoo groot zijn , zou , op het verschijnen dier goddelijke schoonheden , zijne woede veranderen in eene hartelijke liefde , zijne vervloekingen in liefderijken jubel , zijne helsche lasteringen in hemelsche loftuitingen ; bij zou be kennen , dat Gods schoonheid 200 uitstekend is dat , deze cen enkel oogenblik te genieten , meer dan opweegt tegen de yreeselijkste pijnen van millioenen 21 2 jaren in dc hel. De kracht , van God ontsluijerd te aanschouwen , is dusdanig , dat zij den verra derlijksten en in het kwaad gehardsten wil in de teederste en liefderijkste liefde kan doen smelten en verzachten . Met hare klaar den verdoemden veropenbaarde tegenwoordigheid , kan zij de af grijselijkste hel in een allerbekoorlijkst Eden van wellusten herscheppen . Trouwens, ' t is geen wonder , dat de oneindige schoonheden van het opperste Goed zoo iets in ge schapene geesten kunnen uitwerken . Immers , die zelfde door God-zelven beschouwde schoonheden , hebben Hem-zelven van alle eeuwigheid gelukkig en zalig gemaakt. God was niet eerder , dan Hij gelukkig was ; Hij leefde van eeuwigheid , en was van eeuwigheid gelukzalig , zonder dat zijne eeu wigdurende tevredenheid en gelukzaligheid ooit in het minst onderbroken , verstoord of verminderd werden . In God is het één en dezelfde zaak : te leven .... en eene grenzelooze gelukzaligheid te ge pielen . En dat genieten is Zijn leven , Zijn Wezen , vol geneuglen , vol zoetheid , zonder gevaar van onheil , zonder ondervinding van hindernissen geheel behagelijk , geheel yrede , geheel goed ; geheel oneindige , niet uitspreekbare gelukzaligheid . Doch , van waar die volle opmetelijkheid van wellusten , die bekwaam was om het oneindig hart van een’ God , door alle eeuwen en eeuwen , te gelukzaligen ? Van niets anders dan van het eeuwig aanschouwen Zijner onuitsprekelijke schoonheden ; daaruit heeft Hij eene onopdroogbare bron van eeuwigduurzaam 2 2 22 2 9 2 en eindeloos geluk weten te trekken , zonder eenig ander heil buiten Hem , zonder mogelijke verveling van zulk zelf- beschouwen , en dat voor jaren zonder tal , voor eindelooze eeuwen , voor de oneindige eeu wigheid , voor eeuwig . Gelukkig wij die geschapen zijn , om zulke verbazende wonderen , ook voor eeuwig te genieten. Gelukkig ons verstand , dat zich eeuwig moet ontspannen door de aanwezigheid van zulk schoon ! Gelukkig onze wil , die eene zoo wonderbare schoonheid moet beminnen en er zich in verlustigen ! Gelukkig onze liefde , die gansch en volkomen moet zwemmen in die onmetelijke , in die grondelooze zee van hemelsche genietingen en tevredenheden ! Mijne ziel , gij moet dus niets anders betrachten , dan deze onuitsprekelijke beminnenswaardigheid te aanschouwen . Vraag derhalve , vraag God om die genade, vraag Hem , om naar den Hemel te gaan ; maar vraag het Hem dikwijls. Beijver u , goed te doen op deze wereld , opdat gij cr u overvloedig en bovenmatig voor beloond moget zien in de eeuwige verheerlijking. Neem u voor , eenige deug den te beoefenen , b . v . de naastenliefde , de ver duldigheid in handelen en lijden , het breidelen uwer bartstogten ; ten einde gij u alzoo uwe za ligheid verzekeret. O grootheid der schoonheid Gods ! O volkomen heid ! 0 volheid van goddelijke liefelijkheid ! O overvloed en uitstorting van goddelijke bekoorlijk heden ! 0 afgrond ! O oceaan ! 0 wereld van goe deren , van volmaaktheden , yan geluk , van roem > 2 23 2 9 2 en heerlijkheid ! Ik wensch , èn verlang , èn begeer U eens te zien , mij eenmaal in uwe aanschouwing voor altoos te verlustigen . Wanneer toch zal ik U zien , aanschijn -aan -aanschijn ? Wanneer zal de dag van vreugde en verrukking aanbreken , dat ik in uw koningrijk trede , ter lessing mijns vurigen gelukzaligheiddorsts ? O heerlijke en voor mij glans rijke dag , Ô stond van zaligheid , als ik uwe stem , uwe uitnoodigende stem zal hooren , om in te gaan in die onsterfelijke blijdschap , in die vreugd der vreugden , in dat jubel van jubelen ! Naar dat ge lukzalig leven verlang ik , ik haak naar dat leven , waar ik U , o mijn God , zeker en veilig , duur zaam en eeuwig zal liefhebben . Dat leven ver hoop ik door de verdiensten mijns Heeren J. C. - Zulk lot ben ik niet waardig ; want om mijne zonden verdien ik alle straf. En noglans hoop ik in U , op U , ô mijn God. Gij hebt mij tot die groote veropenbaring , tot dat onsterfelijk aan schouwen geroepen . Maar wat staat mij te doen , om het te bereiken ? U te dienen , ô Heer , U te eeren , U te beminnen . Tot dat alles ben ik be, reid . Neen , neen , ik wil om niels ter wereld U door de zonde beleedigen ; ik wil , door en voor wat ook , uwe liefde , uwe vriendschap niet ver liezen . Integendeel : ik wil U eeren en vereeren ; ik wil U bevredigen door een deugdzaamı leyen , door het onderdrukken mijner hartstogten (seg welke) , door liefdewerken (jegens wie , en hoe ?) , door werken van godsvrucht , enz . Ik verlang U te beminnen , ô mijn God , en steeds toe te nemen 9 2 2 24 in uwe liefde. Dat wil , dat zal ik , indien Gij mij door uw hemelsch licht bestralend , dat op perste Goed zult doen kennen , dat mij voor eeuwig gelukkig moet maken . Ik bid U , ceuwige en oneindige God , ik bid U door uwe oneindige wijsheid , verlicht mij . Ik smeek U door uwe grondelooze goedheid , ontvlam mij met eene bla kende liefde , waardoor ik U eenig en bovenal kunne beminnen en liefhebben . Ik bemin U , mijn opperste goedheid , ik bemin U. ( Hernieuw dikwijls de gemaakle voornemens.) were persona Derde Meditatie. Beweegredenen van God te beminnen , getrokken uit Zijne weldaden. Eerste Punt. Eene gewigtige reden die mij tot Gods liefde behoort op te wekken is , dat God mij bemint, ja mij bemint met de teederste liefde. Zijne liefde is niet alleen eene liefde met woorden , maar eene met de daad werkelijke liefde. Goed willen en goed doen , is in God een en dezelfde zaak . Uit liefde heeft mij God mijne ziel geschapen , haar daaren boven Zijne beeldtenis cn goddelijke gelijkenis in drukkend . Uit liefde vormde Hij mij het ligchaam , en bewaart het mij met in- en uitwendige ver mogens van verstand , geheugen , wil , enz . 25 0 levende God , ik beken , aan U het leven verschuldigd te zijn , het leven dat ik van U heb ontvangen en voortdurend ben ontvangende , en dat door uwe loutere barmhartigheid , ondanks mijne geheele onwaardigheid . Ik beken , belijd en betuig het U ; ik loof en bedank er U duizendmaal voor . 2 Wat meer is : omdat God mij beminde , heeft Hij zoo vele wonderen Zijner almagt gewrocht , als : de aarde den Hemel de planten en dieren , met al wat mij dienstig is om te leven en te ge nielen . Het zijn allen , uitstekende werken Zijner alinogendheid , niet tot zijn nut , noch tot dat der Engelen – welke er geen behoefte aan hebben ; maar alleen tot mijn voordeel , tot mijn genoegen . Het zijn allemaal weldaden van dien mij minnen den Heer ; met het oogmerk dat ik , de verfijnd heid Zijner liefde jegens mij overwegende , door 200 vele liefde getroffen , aan Zijne liefde zoude beantwoorden . Al de schepselen : de Hemel , de aarde , de elementen , de redelooze dieren , het zijn als zoo vele tongen die mij toeroepen , dat mijn en hun Schepper mij goed wil , mij lief heeft. Onophoudelijk zeggen zij mij, dat zij door Zijne almagt , voor mij zijn geschapen ; Zijne eindelooze schoonbeid heeft ze voor mij fraai en voortreffelijk gemaakt ; Zijne opperste wijsheid bestuurt en leidt ze te mijner dienste ; Zijạe beminnelijke goedheid bewaart en verrijkt ze te mijner gunste. Wat kan ik meer verlangen , om een zoo minnenden , jegens mij zoo weldadigen God lief te hebben ? 26 2 9 9 7 Overweeg , mijne ziel , en zie of en hoe die groote God u genegen is . Dit alles heeft Hij voor u gedaan , terwijl Hij kon niets doen , terwijl Hij zich bij zich - zelven kon bepalen , in Zijn eeuwig zelfbehagen , zonder aan u te denken . En nogtans is Hij immer aan u denkende, voor u werkende , u op elk oogenblik met de talrijkste en uitstekendste weldaden begenadigend. Hij houdt Zijne onein dige volmaaktheden altijd voor u bezig : Zijne al magt , om het aanschijn te geven aan zoo vele schepselen die u wel doen ; Zijne wijsheid , opdat die schepselen u voordeeliger zouden zijn ; Zijne goedheid en milddadigheid , om u het genot van al het goede te doen smaken , dat zij in zich be, vatten.. Dat alles doet Hij met eene levendige , met eene onuitsprekelijke en volstandige, zich nooit vermoeijende liefde. Nimmer is Hij verzadigd in u met zijne genadegaven te verrijken ; nooit zal Hij ophouden , de ruimste zegeningen over u te doen afdalen . De weldaden , welke die goede God u bewijst, zijn ontelbaar , zonder dat gij zelfs weet , hoe groot zij zijn , zonder dat gij er zelfs aan denkt , zonder dat gij er Hem dankbaar voor zijt met ze te erkennen . Wat toch kon die lief derijke Heer meer doen , om u in de noodzakelijk heid te stellen van Hem te beminnen , van Hem genoegen te geven , van Hem uit wederliefde en erkentelijkheid te gehoorzamen ? U van alle kanten omgeven , u van alle zijden als bestormen met 200 vele verpligtingen van liefde , met zoo vele onver klaarbare , niet op te tellen weldaden ! De ver 2 9 > steendheid uws harlen zou dus even groot als on begrijpelijk zijn , indien gij niet innig dien God bemindet , die u met zoo vele gunsten heeft over laden , en steeds overlaadt . 0 mijn God , ik ben een monster van ondank baarheid . Zoo vele weldaden van uwen kant , 200 vele liefde ; en van mijnen kant geene liefde , zulke groote ondankbaarheid ! Gij zoudt van mij willen bemind worden ; en wat doet hij niel , om mij tot die liefde te verpligten ! Ach , ik bedank U voor al wat ik ben , voor al wat ik ooit van U heb ontvangen ; dit alles was en is uwe schenking , dat alles kwam en komt van uwe minnende goed heid . Ik erken , dat het alles van U komt , en in dat alles erken ik tevens mijne strenge verpligting van U te beminnen . En evenwel besluit ik nog niet U , na zoo vele weldaden , geheel mijne liefde le wijden ! Daarom verklaar ik het voor het aan schijn des Hemels en der bemelsche geesten : ik ben een monster yan ondankbaarheid.... ten hoogste van U begenadigd .... jegens Uten hoogste on dankbaar ! 0 , hoe zeer verschilt mijne handelwijze van de uwe ! Ach , Opperheer der harten , vermurw mijne versteendheid , opdat ik mij toch eens voor goed aan mijne verpligtingen herinnere, en niet langer wedersta aan de roepstem uwer genade. Mijn God , aangezien Gij nooit ophoudt mij te be genadigen , smeek ik U dringend en ootmoedig , dat Gij mij meer en meer doet inzien de groot heid , de voortreffelijkheid , de oneindigheid uwer weldaden ; opdat ik er eene hooge achting voor 28 P 1opvatte , en volkomen overtuigd zij wegens mijne uiterste verpligting van U te beminnen , van U uit liefde te dienen , van nooit op te houden te doen , hetgeen U behagelijk is . Ik maak het vast besluit van dikwijls aan uwe weldaden te denken , ze aandachtig te overwegen en er U dikwerf voor te bedanken . Dikwijls zal ik U de betuigingen mijner liefde hernieuwen en tot U spreken : On eindige goedheid , ik bemin U boven al. Stort in mijn hart die vlammende liefde welke van ( afdaalt , de liefde waarmede ik U vurigst verlang te beminnen . Ik smeek het U door alle uwe voor mij zoo bezorgde volmaaktheden . Ik bemin U , Ô mijne opperste weldadigheid ; ik bemin U , en nooit zal ik ophouden U te beminnen , U uit liefde te dienen . zon , Tweede Punt. Beschouw , ô mijne ziel , al de schepselen van het Heelal. God is immer in elk dier schepselen te uwer gunste werkende ; God schenkt zich-zelven in alle die schepselen. God is het, die u verlicht door de die u verwarmt door het vuur , die u voedt door de spijzen ; die u verlustigt door de welluidendheid , die u streelt door schoone gezig ten , die u bevredigt en genoegen doet vinden in al wat gij schoons en aangenaams geniet . Gij hebt niets goeds in- noch buiten u , dat u niet van God komt. Hij helpt u in alles wat u nuttig , aangenaam , genoegelijk en lief is . Hij helpt u uit liefde, om u te behagen , om u goed te doen . 29 2 Des nachts zend Hij u den slaap , Hij waakt aan uwe sponde en behocdt u tegen ongevallen : bij dags staat Hij u steeds ter zijde en voorziet in alle uwe noodwendigheden ; Hij helpt u spreken , wan delen , handelen ; Hij helpt u in uwe kostwinning, in uwe betrekking ; Hij voorziet in uwe behoeften ; Hij verlangt , dat u alles wel slage , Hij verheugt zich in uwen voorspoed. Gij kunt niets doen , geen stap zetten of verzetten , geen woord uitbrengen , geen zucht slaken , geene gedachte vormen , tenzij die liefderijke Heer u bijsta en meewerke tot het rigten uwer schreden , tot het uiten uwer woorden , tot het vormen uwer denkbeelden , tot het regelen uwer genegenheden . Gij kunt geen hoegenaamd genoegen smaken , tenzij God het u geve. In een woord : het is en blijft u onmogelijk , iets te ver rigten zonder Gods bijstand , iets goeds te doen , iets goeds te erlangen , dat niet immer en altoos van dienzelfden God kome. Erken , ô mijn ziel , deze en zoo vele andere weldaden , die u van God zijn- en nog steeds ge worden . Zij zijn duizenden , zij zijn ontelbaar , ze zijn talloos op elk uur , op elken stond. Waarom dan bemint gij den Gever , den Schenker van dat alles niet ? Is het mogelijk , dat gij zoo lang dien God vergeet , die gestadig aan u denkt , die u op elk oogenblik met de weldaden van Zijn alvermo gen zegent , die u op elken stond de sprekendste bewijzen geeft van Zijne uitgelezene liefde ! Hij doet het, om u tot Zijne liefde over te halen ; Hij houdt u van alle kanten als omsloten en omsingeld 2 50 2 met Zijne genadegunsten ; ten einde uw schuldig hart te bestormen en er zich geheel meester van te maken . Doch gij... gij zijt en blijft weerbarstig , gij betwist Hem den eigendom uws gemoeds ! Wat moet God dan doen , wal beproeven , om uwe liefde te winnen ? Denk en herdenk er eens ernstig op na .... Weldaden , inzonderheid als zij overvloe dig en voortdurend zijn , hebben toch natuurlijker wijs kracht , ja een ongeloofelijk vermogen , om elk geinoed , ook het ruwst , te binden . En de alge heele , de uitgestrektste , de rijkste en overvloedigste Gods-weldaden zijn krachteloos ten uwen opzigte ! Gij denkt er niet aan , gij overweegt dat niet op lettend ; daarom inaakt dat geen indruk op uw hart. Ncem u dan voor , die weldaden dikwerf en met aandacht na te gaan , ten einde door die over weging tot krachtdadige besluiten te komen , van God te dienen , van Hem te dienen uit wederliefde , yan Hom uit liefde te gehoorzamen , van uit liefde uwe goede werken te vermenigvuldigen ; om Hem , oin uwen God te behagen . 0 mijn God ! Waarom brand ik niet van liefde tot U , terwijl ik mij bevind in het midden uwer liefdevlammen , uwer weldaden , uwer schepselen , in welke Gij mij al dat goed bewijst, wat Gij door hen op mij doet nederdalen . Ach ! daar Gij zoo milddadig zijt te mijner gunste , verlaat mij niet in datgeen wat mij het belangrijkst is . Verlicht mij in U te aanschouwen , U mijn weldoener van elken stond , mijn Schenker van alle en elkdanig goed ; verlicht mij, verlicht mij. O ! dat ik mij niet 2 9 31 7 2 bepale bij het bloot aanschouwen der schepselen ; maar dat ik tot in hen doordringend , Uwe almo gendheid , Uwe in mij 200 liefdevol alle goed uit werkende weldadigheid aandachtig leere waarnemen en gade slaan . O mijn God , deze overweging , die zelfde gedachte heeft zoo vele andere harten in liefde tot U doen ontvonken . Ik draag U die liefdevolle gemoedsaandoeningen van anderen op : ik verheug er mij met U over , om het genoegen en de verheerlijking die er jegens U uit voort spruiten. Helpt mij , ' Ô schepselen , helpt mij mijnen en uwen Schepper lief te hebben ; ontsluijert Hem mij , gelijk Hij is ; doet mij Hem kennen als hoogst mild dadig ; doet mij Hem kennen als geheel mijne liefde waardigst. Mijn God , ik weet U dank voor al het goede dat ik clken oogenblik geniet ; Gij zijt het die het over mij uitstort . Maar ik ongelukkige ! De ver pligtingen die op mij rusten van U te beminnen , zijn bovenmatig groot , zij vloeijen over. En ik ... ik heb geen liefde , het ontbreekt mij aan kracht , om te doen wat U welgevallig is . Gij , gij denkt zonder ophouden aan mij, Gij omvat mij met Uwe weldaden ! Ik wil dan ook dikwijls aan U denken ; ten einde U schuldige cer en lof te brengen. Dik wijls wil ik mij aan Uwe gedurige weldaden her inneren , dikwijls wil ik er U mijne dankerkentenis voor aanbieden . Daar Gij mij uit liefde zoo zeer begenadigt, wil ik U ook uit liefde behagen , U dienen , U gehoorzamen . Ik wil mij. oefenen in 32 - akten van liefde en eerbewijzing jegens U , en hetgeen U zoo aangenaam is – in liefdewerken jegens mijnen naaste . Gij, o God , help mij ; ver sterk mijn gemoed met uwe hemelsche liefdestralen , en mijn hart met Uwe goddelijke inspraken ; opdat ik voortaan niet ondankbaar leve , gelijk ik tot mijne schande en schade tot nu toe ondankbaar geleefd heb. Ik stel mijn betrouwen op U , ik hoop in Uwe liefde. Ik hoop en betrouw op U , mijn God , omdat Gij immer en alloos groot en milddadig jegens mij zijt geweest in weldaden . F M Derde Punt. ១ 1+ 1Overdenk , mijne ziel , en meet de grootheid der Goddelijke weldaden af ,, naar hetgeen u kon ge beuren , indien God , in het uitdeelen dier gunsten , met u spaarzamer ware geweest. U het leven schenkend kon God toelaten , dat ge met een zwak , onvolkomen , ja met een mismaakt ligchaam ge boren werdt . Gij kond ter wereld zijn gekomen herzenloos , zonder verstand , zonder oordeel. Maar God heeft u gezond en kloek , in welzijn gescha pen ; Hij gaf u begrip , gevoel , vernuft . Sta stil bij- en bemerk deze gaven die u zoo welgevallig zijn , waardoor gij van anderen zijt onderscheiden , ja veelligt meer dan anderen geacht wordt. Gij hebt ze allen als een geschenk van cene hemelsche hand ontvangen . Gij kond blind , of doof , of stom , of verminkt ter wereld zijn gekomen . Hoe zeer zoudt ge u Gode verpligt achten , wanneer Hij u 2 2 35 door een mirakel het leven , de spraak , de bewe ging , het gebruik van eenig zintuig , of wat ook schonk , waarvan gij bij uwe geboorte , of later door eenig ongeval waret beroofd geweest . Denk dus , dat gij van God ontvangen hebt en steeds zijt ontvangende die oogen , welke u zoo dierbaar zijn ; die tong , welke u zulke groote diensten bewijst ; dat gehoor , die handen , alle die lidmaten , welke uw lígchaam versieren en opluisteren . Denk, dat zoo vele anderen , of eer zij nog het licht zagen , òf van hun eerslen leeftijd , die schoone gaven misten . Wat zoudt gij u gekneld gevoelen , indien ge u van anderen zaagt opgemerkt als misvormig van geest of ligchaam ! Is het u niet zeer veel beter , nooit gebrekkelijk , nooit versloken te zijn geweest van al de voorregten die u onderscheiden ? Overweeg bovendien , dat God met liefde en zorg over u waakt , als waret gij het lid zijner oogen . Hij waakt over uwe zintuigen , oyer alle uwe vermogens , ten einde gij bevrijd blijvet van duizend onheilen , van duizend gevaren . 0 , wist gij, hoe vele ongevallen Zijne liefdevolle voorzie nigheid van u heeft afgeweerd ! Indien God u slechts één oogenblik die voorzienende waakzaanheid ont trok , welke Hij uit loutere liefde op zich heeft genomen , gewis , geheel uw ligchaam , geheel uw geest geraakte in wanorde ; gij verloret het gebruik uwer zintuigen en geestvermogens ; gij baddet noch gezondheid yan ligchaam , noch kloekheid van ziel meer ; gij waret overstelpt met duizenderlei ellenden en krankheden . Hield God op , u te behoeden , gij > u 5 54 verloret het leven - zelf dat gij zoo lief hebt, ja gij werdet vernietigd , tot uw eerste niet- zijn terugge bragt. Ontvangt gij dan van uwen God zoo vele niet aan allen verleende , u van zoo veel gebreks en onheils vrijwarende voorregten ; hoe is het dan mogelijk , dat gij dien grooten Begiftiger niet be mint , dat gij zoo koud en flaauw zijt , in Hem iels goeds te willen ? Hadde een mensch u het honderdste , het duizendste gegeven , van hetgeen God u geschonken heeft , gij zoudt voor dien mensch van liefde branden , nimmer ophouden hem te be minnen ; gij zoudt van hem spreken , gij zoudt hem loven en verheffen , gij zoudt uw vermaak vinden in met hem te verkeeren , in u met hem te onderhouden . En met God ! Met God doet gij niet alleen niet zóó ; gij doet het tegenovergestelde. Het is , als ware u aan God weinig gelegen : gij cert Hem niet door gebeden en lof betoon , gij houdt u ver van Zijne kerken , het verveelt u , veel van God te hooren spreken , werken van deugd te be oefenen , die Hem toch zoo behagelijk zijn. Nog erger , gij hebt u van Zijne gaven bediend , en bedient er u veelligt nog van , om hem te belee . digen en te verachten : van uwe oogen , om te zicn wat God niet wil dat ge ziet ; van uw lig u wellusten te veroorloven die God verbiedt; van uw denkvermogen , in het bezig te houden met gedachten en verbeeldingen die u Zijne heilige Wet ontzegi; van uw hart , om het weg le werpen ten dienste der schepselen , in onheilige gehechtheden , in goddeloosheden ..... Is dit de chaam , om > 2 35 ik zou 2 vrucht welke God inoogst voor Zijne milddadig heden , voor Zijne overvloedige u bij voorregt ge schonkene genadegaven ! 0 mijn God , hoe zeer bemint Gij mij ! Gij bemint mij met de meeste liefde ; want Gij doct mij goed ten koste uwer ecr. Voorwaar , U door mijne oogen zoo grootelijks niet beleedigd hebben , indien Gij er mij van haddet beroofd , voorziende dat ik ze zou misbruiken , om U te vergrammen . Dat zelfde zeg ik van mijne tong , zoo glibberig om Uwe wet te overtreden door on zedige , al te vrije woorden , enz.; van mijn denk vermogen , met zoo vele schuldige gedachten bevlekt ; van alle mijne vermogens , werktuigen mijner han delingen. Ik belijd , ò Heer , dat ik mijn verstand heb misbruikt om kwaadaardiger , mijn spreken , om sluwer te zijn in het plegen van daden die U verongelijklen. Hoe hebt Gij er toe kunnen over gaan om mij zoo veel goeds te bewijzen , van wien Gij niets dan versmadingen te verwachten hadt ? Ik sla beschaamd over mijn onverdragelijk mis bruiken uwer genadegaven ; dat ontstelt , dat ver plet mij. Ik verdien , dat Gij mij mijne oogen , tong en handen , dat Gij mij alle mijne in- en uitwendige vermogens ontnemet ; omdat ik ze misbruikt heb tegen Uwe grenzelooze goedheid . Uit liefde tot U berouwt het mij, zoo zeer mis dreven , U zoo grootelijks gekwetst te hebben. Ik verdien , van alle goed beroofd te zijn . Doch ik neem voor , U dikwijls te herhalen : Voor niets ter wereld , ô Heer , wil ik U ooit meer zwaar ver 56 . 2 grammen . Ik verklaar en betuig U , dat ik mij voortaan ganschelijk tot Uwe eer , tot Uwe dienst wil besteden . Ik maak U eene offerande van mijne oogen , van mijne tong , van mijn gehoor , van alle mijne lidmaten . Ze zullen niets meer zien , niets meer spreken , niets meer hooren van hetgeen U mishaagt , van hetgeen mij in gevaar kan stellen , Uwe heiligheid te kwetsen . Inzonderheid offer ik U dat gedeelte van mij-zelyen op , waarmede ik het meest gezondigd heb . Ik verklaar mij aller schuldigst , en allerwaardst dat te verliezen ; ik be tuig U dat het mij , door Uwe genade gesterkt , nimmermeer tot zonde zal dienen . Maar daartoe is mij Uw bijstand noodig ; ik smeek er U om . Onttrek U aani mij niet , verlaat mij niet , of ik keer terug tot de zonde . 0 , verlaat mij niet ! Gij zijt oneindig goed ; Gij zult mij niet verlaten . Verleen mij de genaden welke ik het vurigst ver lang en die mij noodzakelijk zijn , de genaden van U te beminnen , van U meer en meer met meer dere liefde lief te hebben. 0 Heer , verlaat mij niet. Besteed Uwe mildste liefdadigheid aan deze mijne ziel ; zij heeft er dringende behoefte aan . Bestced ze , ik bid het U door de verdiensten yan mijnen Jesus. 2 - mogreersom 37 Vierde Meditatie. De liefde waarmede God zoo veel voor ons geleden heeft, is eene beweegreden van Hem te beminnen. Eerste Punt. Ga over , mijne ziel , tot- en overweeg nieuwe getuigenissen van Gods verbazende liefde jegens u. Getuigen Zijner hartelijke genegenheden uwaarts zijn : het kruis , de nagelen , de doornen , de gee selslagen , de dood ... welke Hij voor u aannam en onderstond uit liefde tot u . Weet ge wat het zeggen wil : een God voor u geslagen , voor u ge geeseld , gewond , gekerfd , met doornen gekroond , onregtyaardig tot den wreedsten dood veroordeeld , beladen met een zwaar kruishout , aan dat kruis met handen en voeten vastgenageld , van de men schen gescholden , verguisd , gelasterd , 200 zeer van allen mishandeld , dat Hem een druppel waters werd geweigerd om Zijnen brandenden dorst te lesschen , ten laatste vermoord , uit liefde tot u , door den geweldigsten en ijsselijksten dood ge slagen ?! Zie... om u eene artsenij van zaligheid te bereiden , liet Hij geen druppel bloeds in Zijn gezegend ligchaam , geen druppel welken Hij niet 2 te uwer gunste vergoot. 0 ! konde ik ben gee ? hoe overmatig groot Zijne liefde jegens mij is go weest ! Immers , het was die liefde , welke Hem ter slagtbank voerde in het midden der felste pijnen , benaauwdheden en fólteringen , die uit liefde ooit verdragen zijn of verdragen kunnen THO 38 2 worden . Zoo veel slagen en stooten 200 vele doodsangsten – zulke scherpstekende , de hersenen doorborende doornen – zulke plompe en wreede nagelen - zulke hartverscheurende verlatenheid ... dit alles en nog meer lijden voor mij, dit alles uit liefde voor mij ! Voorwaar , dit is eene verfijnde liefde , eene bloem van liefde , welker weerga niet te denken is . Beschouw , mijne ziel , ò aanzie uwen Jesus op het Kruis ! Daar hangt Hij , door de liefde jegens u gekruist ! O groote , Ôò oneindige , ô vu rigste liefde! Jesus' liefde tot den mensch was zoo groot, dat , waren Hem duizende dooden gevergd , Hij, om onzent wil , liefde genoeg zou gehad heb ben om ze te aanvaarden . Hij beminde veel meer dan Hij leed , en eene veel grootere liefde hield Hij in Zijne ingewanden opgesloten , dan de liefde waarvan Hij , in het onderstaan Zijner bittere smar ten , uiterlijk deed blijken. Zijne martelingen ver kondigen ons gewis ecne groote , eene onuitsprekelijke liefde ; en toch verklaren zij ons de uitgestrektheid Zijper liefde slechts onvolkomen ; aangezien Zijne inwendige liefde onvergelijkelijk grooler was , dan die Hij uitwendig door Zijn lijden openbaarde. Deze overdenking behoorde wel mijn hart met de warmste wederliefde te vervullen : mij van mijnen God te zien bemind worden met zo0 vele en zulke uiterste liefde- blijken ! Wat hadde die goede God meer kunnen doen , indien Hij een God aan zich hadde gelijk gehad , wien Hij eene uitgelezene , eene volmaakte liefde had' willen betoonen ? Welke over maat van liefde hadde Hij Hem meer kunnen be 2 2 39 2 wijzen , dan Hij bewezen heeft aan zijn schepsel, aan zijn' slaaf , aan zijn vijand ?! Voor zich -zelf hadde hij niet meer kunnen doen , voor Zijn eigen leven niet , noch voor Zijn eigene grootheid , indien Hij zich dezen door Zijn eigen werken had moeten bezorgen . O mij ondankbare , voor wien God zoo veel heeft gedaan , als ware ik een andere God ! En ik , ik wil niet beantwoorden aan zoo vele liefde; ik wil niet erkentelijk zijn aan zoo'n liefdevollen God : met Hem te dienen , met Hem te gehoorza men , met Hem geheel mijne genegenheid toe te wijden ! 0 onmetelijke , ò almogende , ò allerbeiligste God ! Hoe hartstogtelijk bemint Gij den mensch , en mij in ' t bijzonder. Wat toch is de mensch , dat Gij hem zoo teederlijk lief hebt, dat Gij , om hem van Uwe liefde te overtuigen , 200 vele mon den opent als Gij wonden hebt , waarmede ik U overdekt zic. Het grootste liefdeblijk van den eenen vriend tot den andere is , dat hij zich niet spaart in voor hem te lijden ; liet lijden toch is , wat men hardst kan onderstaan , Maar zoo véél lijden , in alle slag van lijden , en dat lijden voor een slaaf als ik ben ! Dat is eene goedheid , eene liefde, al leen een minnenden God eigen . 0 Heer , vattede en begreep ik die goedheid , zulke liefde ! Gelukkig de zielen , wien gij het door een bijzonder godde . lijk licht veropenbaard hebt. 0 , hoe beminnen zij U ! Hoe branden zij geheel van liefde tot hunnen God ! Er is geen hart dat U kan bemin nen naar de verdienste van Uwe grondelooze liefde. 2 O 40 2 Wat moeten vle Serafijnen wel gezegd hebben , toen zij U uit liefde tot den mensch in zulke vreeselijke benaauwdheden , in zulke wreede martelingen zagen kwijnen ! Wat mij betreft, ik bewonder en verhef zegenend die eindelooze welwillendheid , die U tot zulk grootsch bestaan heeft doen besluiten . 0 . mijne uiterste schaamte , van U niet te beminnen , van niet geheel uit liefde tot U te gloeijen ! Heer , ik draag U op alle Uwe pijnen , alle Uwe benaauwd heden , alle Uwe folteringen , en door derzelver verdiensten vraag ik niets van U , dan de genade van U lief te hebben , van altoos toe te nemen in Uwe heilige liefde. Dit wil ik : dikwerf Uwe won den beschouwen en U , voor mij aan ' t Kruis ge hecht. In die wonden , in dat aan het Kruis hangen , zal ik Uwe onverklaarbare liefde lezen . Ook wil ik U dikwijls zeggen : ik bemin U, mijn God , ik bemin U boven al. Bovenal wil ik U uit liefde gehoorzamen , om U door al mijn doen en laten genoegen te geven . Ik omhels en kus Uwe heilige wonden , levende zegels uwer liefde. Ik omhels en kus Uw heilig hart , waaruit ik eenige vlam van liefde trekke . Deze alleen begeer ik , om deze alleen bid en smeek ik U , ô mijn God ! 2 Tweede Punt. Denk , mijne ziel , hoe Jesus 7, voorziende en we tende, wat Hij voor U op het einde zijns levens zou te lijden hebben , niet eens dien tijd wilde afwach ten , om u van zijne teêrhartige liefde te doen 41 9 > 9 blijken . De Heer des hemels verscheen op aarde , bedacht op de verfijndste liefdevonden voor den mensch , met het oogmerk van het felste lijden voor ons geluk te onderstaan . Hij kwam met zulken honger tot lijden , dat Hij geen eenig oogenblik van lijden wilde verliezen . Naauwelijks was Hij in Maria's maagdelijken schoot ontvangen , of Hij brand de van liefde , om den bitteren lijdenskelk voor U te beginnen te drinken . Van af den eersten stond Zijns bestaans stelde Hij zich al de hardheden van Zijnen levenswandel , Zijn lijden , Zijne armoede , Zijpe vermoeijenissen , Zijne geeseling , Zijne na gels , Zijne lans , en al de martelende werktuigen Zijner rampen voor . Dat tempeest van smarten , die vloed van pijnen ontstelde Hem niet . Integen deel , Hij aanvaardde dat alles met de meeste be reidwilligheid , met de levendigste begeerte tot mijn heil , gereed om dat alles terstond te lijden , hadde het zijnen hemelschen Vader niet anders behaagd . In dat eerste oogenblik dacht Hij aan mij; toen reeds droeg Hij Zijne vernederingen , Zijne folterin gen , Zijn leven en Zijnen dood voor mij den Hemel op ! O minnelijke Zaligmaker , hoe veel deed Gij in die eerste oogenblikken voor mij, en hoe weinig heb ik gedurende mijn gansche leven voor U ge daan ! Maar , ofschoon de folteringen , die Hij voorzag , Hem zoo terstond het ligchaam niet moesten ver scheuren , wilde Hij echter , dat ze Hem van stonde aan , door eene inwendige marteling den geest 2 > 42 101zouden benaauwen . Hij wilde intusschen , dat de levendigheid Zijper verbeeldingkracht Hem stuks gewijze het beweenelijk tafereel zoude ophangen der smarten en pijnen , die Hem wachtende waren . Een zoo vreeselijk aanschouwen , eene zoo gruw zame voorstelling begon Hem van toen af door de zielte waren , Hem het hart le nijpen met doo delijke beduchtheden , Hem het gemoed als over stelpt te houden onder eene zee van benaauwd heden en zielangsten . Gods liefde kan , ten gunste van den mensch , niet werkeloos blijven ; zij is vernuftig in hel toepassen van liefdevonden op en voor ' s menschen heil . O liefde ! 0 Goddelijke goedheid ! ( uitgelezene , ò bloem van liefde ! Wat meer is : ten einde ook in het ligchaam te lijden , terwijl hij reeds in Zijn geest beangstigd werd , wilde Jesus Zijne levensdagen beginnen als een klein kindje ; om zoo ganschelijk al de straf baarheden te onderstaan , welke andere kinderen niet gevoelen , bij gemis aan redenering , aan oor deel, aan begrip. Maar Jesus , voorzien van vol komen kennis , van het volinaaktste gebruik der rede , Jesus wilde ze allen ondervinden en lijden . 0 wonder ! Een almagtige God , een onmetelijke , dien de wereld niet kan bevatten , die door Zijne grootheid de grenzen van al het geschapene over schrijdt, dien grooten , ontzaggelijken God zich een klein kind te zien maken uit liefde tot mij , zich te zien opsluiten in den schoot eener maagd ! Ja opgesloten , en gedurende negen maanden als begraven te zien in de englen van zulke gevan 2 43 2 - > > genis ! 0 wonder van liefde , tot hoe ver gaat Uwe liefde jegens mij ! Overdenik toch , mijne ziel , welke goede minnaar uw God is die u , om u , zulke om zoo te spreken buitensporige blijken van liefde heeft gegeven . Hij heeft zich mensch ge maakt , om voor u te kunnen lijden. Hij leed geen uitstel ; maar , Zijne liefde als prikkelend , begon Hij Zijn menschelijk leven met vreeselijke geesteskwellingen en harde ligchaamsongemakken , Daarin heeft hij , zoo lang Hij leefde , volhard , niet uit noodzakelijkheid , niet gedwongen , maar uit loutere liefde , opdat wij op onze beurt de ellenden van dit tijdelijk leven zouden leeren verdragen . Doch , hoe bevalt a dat lijden , om Gods wille ? Onmogelijk is het , in deze wereld te leven zonder rampen , zonder tegenheden van velerlei aard . En nogtans hoe zorgend tracht zij er u aan te onl trekken ! Hoe dikwerf hebt gij Gods heiligheid ge kwetst , om niet iets te lijden te hebben ; omdat gij eenige lastige moeijelijkheid niet wist , niet wil det overwinuen . Zijn dat de voorbeelden die ge van uwen God ontvangt, die geen oogenblik leefde vrij van kwellingen , vrij van smarten ? – Maak dan het voornemen , van voor Gods eer de tegen heden te verdragen , welke gij door den dag zult ontmoeten ; de lasten te omhelzen , die ge zult te overwinnen hebben om God niet te belcedigen . 0 , hoe veel heeft het Hem gekost , om u voor beelden te geven van verduldige lijdzaamheid ! Mijn allerminnelijkste Heiland en Zaligmaker ! Hoe zeer mislijken ik U , en hoe verschillen mijne 2 44 2 geneigdheden van de Uwe ! Gij , gij hebt de smar len lief , zóó , dat Gij er U reeds voor Uwe geboorte mede belaadt ! Hoe vernuftig was Uwe liefde ! Uwen geest te kwellen met folteringen , die U een maal werkelijk zouden treffen ! U gedurende negen maanden in een engen kerker op te sluiten , om er de groote ongemakken te ondervinden onafschei delijk van dien toestand ! En ik , hoe wars ben ik van alle lijden ! Hoe menigmaal heb ik de zonde verkozen , om eenig ongemak te vlugten , den moed niet hebbende van uit liefde tot U iets lastigs te verdragen ! Mijn God , ik beken en betuig U , dat ik om mijne misdaden alle kwelling en straf schul dig ben . Doch ook betuig ik U , dat ik voortaan , om niets ter wereld U andermaal wil mishagen. Wat grooter kwaad , welk grooter onheil loch kan er wezen , dan U te vergrammen , U misnoegen te geven ? O ja , ik wil het lijden beminnen , om U te gehoorzamen , ik wil lijden , opdat Gij niet beleedigd wordet door mijne zonden . Ik sta ver baasd over Uwe voor mij zoo lijdensvaardige liefde. Ik bedank U , ô Heer , voor die aan mijnen levens toestand zoo noodzakelijke en doeltreffende voor beelden . Ik draag U Uw eerste levenslijden op , en door dezes verdienste smeek ik U , dat Gij mij dat laauw en laf hart ontnemet , hetwelk van elke kwelling huivert , en schrikt van de ongemakken des christelijken levens. Schenk mij een nieuw hart gelijkvormig aan het Uwe ; opdat ik U ook in be proeving moge dienen ; opdat ik U moge behagen in het midden van kommer en smarten . U te 45 bevredigen is mij genoeg ; mits Gij geëerd wordet , verkies ik te lijden wat mij ook bitterst zal gemoeten op den weg uwer geboden ; en nooit en nimmer wil ik , om eenig kwaad , ophouden goed te doen . En dat alles , om U te verheerlijken , U wien ik van ganscher harte , wien ik meer dan mij - zelven bemin. (Hernieuw de gemaakte voornemens van te willen lijden ). Derde Punt. Onze God mensch geworden , komt ter wereld tusschen wreede pijnen en folterende smarten . Hij wil niet geboren worden in het moederlijke huis , waar Hij althans eenige leniging te wachten had ; maar Hij verkoos , tot deze zijne eerste verschijning , alle omstandigheden der hardste kwelling . Hij wil de des winters , in den onaangenaamsten tijd des jaars , geboren worden ; van dien winter koos Hij de guurste maand , van die gure maand het koudst uur , middernacht , wanneer de strengheid der koude het scherpst en doordringendst is . Een hol, dat tot stal diende , was het paleis van dien Hemel koning , zulk paleis ontving zulken Vorst ! In die plaats , op dien stond werd een menschminnende God geboren , en kwam uit den schoot der onge deerde Maagd , in nederigheid , in armocde en in smarten te voorschijn ; Zijn eerste legerstede was de harde grond . 0 liefdewonder ! De Allerhoogste , de Onmetelijke, de Eeuwige , die op der winden 46 . 9 2 vleugelen wandelt ; wiens voeten Cherubijnen druk ken en Serafijnen , Hij vertoont zich voor den eersten keer op aarde uitgestrekt op den blooten vloer ! Hier begint Hij te leven voor het openbare wereld licht , in het midden van allerlei ongemakken . Als een onnoozel wicht lijdt Hij de guurheden des jaargetijs , met al wat er het nachtelijk uur aan toevoegt ! Wie staat niet verstomd op het aanschou wen van dien God , die koude schiep en sneeuw , den winter en de jaargetijden ? Hij laat zich ge kweld worden van zijn eigen schepselen ! Hij maakt de koude scherper , opdat zij Hem lastiger zij. Hij verguurt den wind , opdat er Zijn teèr ligchaamje pijnelijker door gezweept worde . Hij wapent het norsche jaargetijde , om door sneeuw en vorst, en al wat zij snerpendst met zich vocren , verveeld en geplaagd te worden . In dezen toestand kwam Jesus niet uit noodza kelijkheid ter wereld. Hij toch was de Heer en Meester van alle schepselen ; Hij kon zich door Zijne schepselen op allerlei genoegelijke wijzen doen dienen . Doch Hij kwam en vertoonde zich als een wicht , arm , trillende van koù , in de uiterste be hoefte , van alles verstoken . En zóó kwam Hij , zóó vertoonde Hij zich om mij, uit liefde tot mij ! Om mij tot lijden aan te moedigen , om mij aan hinderende ongemakken te gewennen ; opdat ik ze zoù leeren verdragen tot Gods verheerlijking , tot mijne zaligmaking. Zal het dan mogelijk zijn dat ik , pa zulk voorbeeld , aan niets anders denke , niets anders betrachte dan gemak , dan geneugte 2 47 ven 9 ។ en wellust ? Zal mij dat voorbeeld niet aanvuren , om eenige kwelling te onderstaan uit liefde tot Hem ; tot geduldig , tot edelmoedig , tot liefderijk lijden ? – Hoe dikwijls , daarentegen , heb ik mij , afgeschrikt van eenige ligchamelijke kwelling , aan zonde overgegeven ! Hoe menigmaal heb ik de dienst van God verlaten , nagelaten Hem te belie om mij van eenige nietige tegenheid te vrij waren ! Maar , het zal zoo niet meer gaan . Ik zie een God en besef , dat Hij mij mijn schuldig vleesch leert versterven door het Zijne dat aller heiligst , dat alleronschuldigst , dat vlekkelooze lig chaam aan zoo veel smarts te onderwerpen ! Ik wil van nu af Zijne voorbeelden navolgen ; ik wil het doen , trots alle kwellingen , trots alle beproe yingen die ik zal hebben door te staan . 0 mijn God , ò Liefde der menschen , ô door droefheid , lijden en sinarten gelouterde Liefde! Gij vergenoegdet U niet met ons , door zoo vele ons bewezenc weldaden , Uwe goedwilligheid te betoonen ; Gij wildet dat nog duidelijker maken door zoo vele folteringen , waarmede Gij ons tot voorbeeld en zaligheid strektet. Ik aanvaard Uwe overmatige liefde, en wil er U dankbaar voor zijn , door mij te onderwerpen aan de kwellingen en straffen , die Gij mij voor mijne zoo grove en zoo veelvuldige zonden zult overzenden . O hemelsche Meester , wat hebt Gij mij vroeg geleerd hetgeen mij dieostig is ! 0 opperwijze kenner mijner kwa len , ik weet en erken het : mijn ligcbaam is mijn ergste vijand ; want het neigt mij tot alle slag van 48 2 zonden , het voert mij in ' t gevaar yan Uwe vriend schap te verliezen . Oblind en ellendig ik , die dat alles wetend , toch voortga met dat ligchaam te dienen , dat ligchaam te streelen , dat ligchaam tot mijne zelf - liefde te misbruiken ! Aan hoe vele misdaden heb ik mij om des ligchaams wille schul dig gemaakt! Hoe zeer heb ik U verongelijkt , om dat ellendig vleesch genoegen te geven ! Mijn God , mijn hartelicht , spiegel en meester van eeuwige waarheid ! Ik verootmoedig mij voor Uw aanschijn en smeek U : verlicht mij, en doe mij inzien , hoe groot een vijand mijner ziel mijn ligchaam is . Doe in mij een nieuwe geest geboren worden , die mij dat ligchaam als Uwen vijand doet haten. Dat lig chaam doet mij tegen U opstaan door de zonde ; dat ligchaam is mijn zielevijand ; het heeft haar 200 menigmaal op den rand eens eeuwigen verderfs gebragt. - Doch Gij , mijn God , Gij weet , dat ik door eigen krachten niets vermag , dat ik tot al wat goed is het vuur uwer reine liefde noodig heb . Geef , ô Heer , geef mijner ziel dat vuur , die lief degloed , door de verdiensten van zoo vele door U uitgestane smarten . Geef het mij , opdat de brand uwer liefde het vuur mijne vleeschelijke en zondige genegenheden verstikke. Door de kracht uwer he melsche liefde zal de slapheid mijns geestes herle Verlicht mij , Heer , en verander mij ; opdat ik door Uwen bijstand , de liefde tot mijn lig chaam slijk en stof tempere en breidele : opdat ik het , om U mijne wederliefde le betoonen , aan lijden en versterying onderwerpe. Dit is mijn - 24> 49 voornemen , mijn vast besluit . Ik zal mij zulke... ( noem ze) genoegens ontzeggen ; ik zal mij zulke ... ongemakken getroosten. Alles om U , uit liefde tot U ; om Uwe liefde te erlangen , ô zoete Jesus, van U , dien ik bemin , naar wien ik verzucht . Dit durf ik van Uwe eindelooze goedheid verhopen . Amen ! Vijfde Meditatie. Beweegredenen van God te beminnen , ontleend aan Zijn sterfelijk leven. Eerste Punt. 2 2 Ga , mijne ziel , geheel het leven van uwen mensch - geworden God na , en overweeg , dat Hij , als zwak , ellendig en nietig mensch , niet alleen al de kwellingen en smarten wilde lijden , die ' s menschen leyen van af de eerste kindschheid tot aan het graf doorgaans meebrengt ; maar daaren boven zich de ontberingen en behoeften wilde ge troosten van een uiterst bekrompen , bekommervol en vermoeijend bestaan . Hij wilde geen gebruik maken van Zijn alvermogen , om zich te vrijwaren van de smarten des ligchaams en de verongelijkingen der menschen. Aan de zon gaf Hij kracht , om Hem des zoiners te branden , en der vorst , om Hem des winters te doen rillen van koude. Zijne vijanden bekleedde Hij met magt ; hoewel Hij wist , dat ze zich tegen Hem zouden verheffen , dat zij 4 50 2 Hem zouden lasteren en vervlocken als den slecht sten der slechten , dat zij Hem Zijn leven zouden belagen , dat zij Hem ter dood zouden steenigen . Naauwelijks geboren , werd Hij van Herodes ver volgd , en genoodzaakt in eene harde ballingschap te vlugten , waar Hij zijn opluikend leven in de nijpendste ontberingen doorbragt. Zoodra was Hij niet voorzien van wat meerdere krachten , of Hij zag zich genoopt , door handen -arbeid in Zijn ar melijk bestaan te voorzien . Tot mannelijken leef tijd gekomen – hoezeer algemeene Koning van al bet geschapene leefde Hij voortdurend verstoken van alle tijdelijke middelen , zonder geld of goed , het meest zonder dak. Den nacht bragt Hij onder den blooten hemel door , den blooten grond tot leger kiezend. Des daags ging Hij te voet , hier en daar , regts en links prekende ; geen acht slaande op zonnehitte , regen , honger en dorst , op menig levensgevaar ; vervolgd en belasterd door hen , die Hij met allerlei zegeningen zocht te bevoorregten . Zijn vasten was ononderbroken , ononderbroken de verguizingen , de smaad , de tegenspraak , de ver nederingen , waaraan Hij was blootgesteld . Maar buiten en boven dit alles was Hem bitter de droef heid die Zijn' geest kwelde , op het zien van zoo vele en zoo groote zonden , waarmede Zijn teèrge liefde Vader beleedigd werd. De zonde was Hem een afschuw , omdat zij de oneindige Goedheid kwetst , welke Hem zoo lief was. Geen wonder dan , dat Hij zich het hart als voelde verteeren , bij het aanschouwen van zoo vele God tergende misdaden . 9 > 2 51 2 > Deze droefheid , dat hartzeer bleef Hem immer bij en maakte Hem het leven bitter , boyen alles wat gezegd of verbeeld kan worden . Zóó veel , dat álles deed Hem Zijne liefde voor den mensch ver duren ; want , gelijk die liefde grenzeloos en on eindig was , zoo wilde Hij ook , dat Zijne smarten mateloos zouden wezen . Zijne liefde tot ons rustle nooit . Daarom ook wilde hij niet , dat Zijn lijden ooit onderbroken zoude worden , Hij liet het nooit poozen , nooit ophouden. Zóó zeer verlangde Hij , dat wij Hem zouden liefhebben ! Om zich deze wederliefde te verwerven , wilde hij ons door ge stadig lijden de treffendste bewijzen geven van Zijne onbegrijpelijke liefde. 0 , hoe zijn wij dan ten volle overtuigd van Jesus' grenzelooze liefde jegens ons ! Maak dus ook het voornemen , van in uwe kwellingen u dikwijls tot Jesus op te beffen , Hem zeggende : Mijn Jesus, ik bemin U meer dan ik mijne ziel bemin . Oliefde der wereld , ô Zaligmaker ! wie zal U beminnen , gelijk Gij verdient bemind te worden ? Gij zijt allerwaardigst, dat U alle hulde en eerbe wijzingen worden opgedragen . Wat toch hebt Gij niet gedaan , opdat ik U zoude liefhebben ? Gij hebt voor mij oneindig meer gedaan , dan ik bekwaam ben voor mij-zelven te doen . 0 ! wie zal ge noegzaam mij, ô Heer , en ontsteek geheel mijn gemoed door Uwe liefdevlammen . Ontsteek mijn gemoed met dat Hemelsch vuur , dat in mij alle aardsche ge negenheden verstikke. Mijn God , ik heb geen mij , ô HeePoor U uit liefde branden ? Ontvlam 52 9 ܪ liefde , dan voor aardsche zaken , voor nietigheden . Deze loop ik reikhalzend na , deze zoek ik met angstige bekommernis , ik verlang ze begeeriglijk , ik bedroef mij , als ik ze niet bereik , ik verlies ze met smart. In ze te betrachten en na te jagen heb ik mijn hart verloren , dat hart , hetwelk zoo vele beweegredenen heeft van alleen voor U te kloppen , naar U alleen te haken , niets anders te beminnen dan Uwe dienst , Uwe verheerlijking , Uw welbehagen . Ik weet , dat Gij mij bemint; de zonder opbouden door U geleden smarten getuigen mij van Uwe ‘onvergelijkelijke liefde. Ach ! Het doet mij leed , onuitsprekelijk leed , dat ik U niet bemind , maar veel meer , dat ik Uw lijden door mijne zonden vergroot en vermeerderd heb. Doch nu , ô Heer , nu bemin ik U , en wil U altoos beminnen : in het midden mijner kwellingen , in het midden der tegenspoeden van dit leven , in het midden van hetgeen mij door hartstogten van an deren zal worden aangedaan , in het midden mijner eigene ellenden. Ik betuig U , dat ik U nooit meer , noch om eenig goed , noch om eenig kwaad dezer aarde , door de zonde zal beleedigen . Deze be tuiging , dit yoornemen zal ik U dikwerf herhalen. Doch , geef Gij mij de kracht Uwer Goddelijke ge nade, zonder welke ik niets , maar met welke ik alles in alles vermag. Dat verhoop ik , op Uwe verdiensten steunend. Door deze oneindige ver diensten bid en bezweer ik U , om Uwen Hemel schen bijstand. Toon mij , o Heer , toon mij op nieuw Uwe liefde, door mij dien bijstand , die > 53 bovennatuurlijke krachten te schenken , welke Gij voor mij verdiend hebt . Nog cens : ik smeek er U om , uit al de krachten mijner ziel . ( Hernieuw uw besluit , van dikwijls akten van liefde te verwekken , inzonderheid wanneer ge u door tegenheden of onheilen zult gekweld ge voelen .) Tweede Punt. Ik overweeg de groote versmaadheden , onteerin gen , beleedigingen en verguizingen , welke mijn mensch - geworden God geheel Zijn leven lang heeft onderstaan ; en dat tot mijn welzijn , om mij te leeren , om mij te overtuigen en aan te moedigen tot de beoefening van die — allen christen , van welken stand hij zij: edel of burger , rijk of arm - zoo noodzakelijke deugd : van het edelmoedig ver dragen van slechte behandelingen , verongelijkingen , þitsche woorden , enz. waaraan men van den kant zijns naaste schier onophoudelijk bloot staat . Nooit is eenig mensch slechter behandeld , met meer schande en versmaadheden overladen geweest , dan onze Goddelijke Heiland. Men noemde Hem Godslasteraar , oproerling , bezetene ! Men hield Hem voor dom ; men behandelde Hem als een dwaze, als een zot ! Hij werd yoor een toovenaar gehouden , die door duivels hulp wonderen verrigtte. En Hij .... Hij verdroeg in stillen vrede en diepe rust de wreedste miskenningen van alle slag van menschen : van koningen , van koninklijke bedie 36 waren en creaturen , ran regters , ran openbaren en ambteloozen , ran heidenen en joden . Hij zag en ondervond deze vermadingen , en toonde er zich niet gevoelig over , Hij de Almagtige! Poch , wat Hem het meest het hart doorgriefde , waren de verongelijkingen Hem door Zijne eigene leerlingen aangedaan. Door eenen van hen werd hij voor een nietigen prijs , als een andere Jozef, als een verworpen slaaf , als door iedereen te verachten schuim verkocht ! Eene der grootste ellenden , welke een vrijen mensch kunnen overkomen is , voor prijs verkocht en zoo aan slavernij onderworpen te wor den . 0 , welk vreemd schouwspel, welke vertoo ning ! Een God verkocht ! En door wien ? Door eenen Zijner geliefden , door eenen dien Hij tot in het uiterste met Zijne uiterste gunsten had begenadigd ; door eenen dien Hij gekozen had , om een Zijner Apostelen te zijn ! - Voeg hier bij den smaad Hem door de andere Apostelen aangedaan , toen zij van Hem wegliepen , Hem schandelijk ont vlugtten. En het hoofd , de eerste onder hen , hij vlugt niet... maar loochent en verloochent Hem meermalen , verklarend en zwerend , Hem niet te kennen , Hem niet te willen kennen ! Niet willend , voor een der Zijnen gehouden te worden ! Doch wat mag dien God bewogen hebben , om zoo in Zijne eer verguisd te hebben willen zijn . Hij die zoo naijverig is op Zijne glorie ? O grootheid van liefde ! 0 krachtdadige liefdadigheid ! Om mij het verdragen der min- en verachting te leeren , het geduldiglijk onderstaan van beleedigingen dat 55 > - 9 7 een 200 noodzakelijk is aan allen die vreedzaam willen leyen de door God verbodene wraakbegeerlijk heden te onderdrukken . Wij hadden noodig onderwezen te worden in het lijden en verdragen van hoon en smaad , van stootende woorden en daden , die wij dikwijls moeten ondervinden van de zulken , dien wij het meest hebben wél gedaan : Jesus ' liefde wilde ons heldhaftige voorbeelden van lijd zaamheid geven ; opdat wij die — als christenen - geheel welvoegelijk zouden kunnen navolgen . Bo vendien wilde Hij ons opwekken , dat wij om zij nen't wil zouden doen , hetgeen Hij gedaan heeft uit liefde tot ons. Zie eens hoe zachtmoedig en zedig Hij Zijne dierbare eer de eer van God - laat verscheuren . Hij laat zich uitlagchen , Hij laat zich bespotten , hoonen , verguizen ! Maar gij ? Men raakt naauwelijks aan uwe eer of ach ting , of gij valt uit in verwenschingen , in toorn en wraakzucht. Gij wreekt u , met terug te schel den , die u gescholden heeft, met te lasteren , die u gelasterd heeft , met de eer te bezwalken , van die aan de uwe is te kort gebleven ! Dit zal ik voortaan , uit liefde tot God , niet meer doen . Ik bedank U , zoetlievende Jesus , voor de ver duldigheid, welke Gij tusschen zoo vele versmaadheden van allerlei aard om mij beoefend hebt. Verleen mij, zachtmoedige Heiland en Verlosser , dat ik U in Uwe lijdzaamheid navolge. Ik , ik verdien om mijne zonden , dat alle menschen en duivelen mij onteeren ; want ik heb Uwe Goddelijke Wet met voeten getreden. Ik verdien , door allen voor eer 2 > 2 2 9 2 56 2 loos gehouden te worden , dat niemand zich om mij bekreunt , dat allen mij verlaten , mij vervol gen . Want , zoo dikwijls ik gezondigd heb , heb ik U vervolgd , heb ik U veracht. Ik schaam mij over mijne kittelachtige gevoeligheid , ik die geen bitsch woord kan verdragen. O mijne schande ! Van mij, die bij de minste dikwijls ingebeelde miskenning mij opzet tot toornachtige wederlegging, tot dwingende eerherstelling , tot wraak ! Hoe zeer , mijn God , ben ik U verpligt, dic mij door Uwe voorbeelden eene zoo moeijelijke deugd hebt wil len vergemakkelijken . Doch , hoe veel heeft het U gekost ! Hoe ligt wordt het lijden , nadat een God van Majesteit , van eindelooze eerwaardigheid , dat lijden in beoefening heeft gebragt door zich te laten verachten , door zich, zonder wraaklust, te laten beleedigen ; door goed te doen aan die Hem laster den en vervolgden. Ik bid U Heer , vergemak kelijk mij de beoefening der lijdzaamheid door Uwe genade. Dat deze mij overtuige dat men , om der wille van Uwe liefde , en met vooruitzigt op de daarvoor weggelegde vergelding, alles kan lijden , alles onderstaan . O Heer , het is U bekend , hoe weinig ik kan verdragen ; hoe de minste veronge lijking mij in vuur zet , in ongeduld , in woede. Doch ik neem mijn' toevlugt tot Uwe onoyerwon nene lijdzaamheid , haar draag ik U op , die Uwe levenslange , die edelmoedige lijdzaamheid. Door hare verdiensten bid ik U , mij het verdragen des ongelijks , dat mij zal wedervaren , te verzachten , Uwe genade kan het bitterste zoet maken . Dat > 4 LOUFश 57 ។ verhoop ik van U ; dat hebt Gij mij toegezegd. U , om Uwe liefde en om U te behagen , U breng ik mijn besluit en ernstig voornemen , mij van tegenlasteren , van verwenschingen , enz. te ont houden , waar ook of wanneer of door wien mij eenige verongelijking mogt worden aangedaan . Ik zal unijn' haat- en wraakzucht matigen , ja onder drukken . Werd ik beleedigd , ik zal mijn toevlugt tot U nemen , ik zal Uwen bijstand inroepen , ik zal U om kracht en sterkte smeeken ; ten einde kwaad met goed te loonen ; en dat alles en altoos uit liefde tot U , om voor U te doen hetgeen mij moeijelijkst is : liefde te betoonen aan die mij hin deren , te helpen die mij schaden en benadeelen . Derde Punt, Het leven mijns Verlossers levert een bewijs op van eene duurzame en altijd werkende liefde jegens den mensch , voegende bij een eerst uiterste yan grenzelooze liefde , een tweede en een derde , tel kens en steeds alle gedachte te boven gaande. Doch , hetgeen Hij om onzent wille in zijn heilig Lijden volbragt , dat overtreft alle begrip , dat is buiten het bereik der levendigste verbeelding. Wat Hij toen leed in alle slag van pijnen en martelin is onbegrijpelijk , ongelooflijk . Uit onder scheidene veropenbaringen weet men , dat Hem meer dan honderd kaakslagen werden gegeven . Men sloeg Hem honderd - dertig maal met vuisten. Hon derd-veertig maal werd Hij geschopt. Op Zijne gen , 58 armen , schouderen en borst sloeg en stiet men Hem meer dan twee-honderd keeren . Meer dan twintig maal trok en sleepte men Hem bij de hairen . Men spuwde Hem meer dan zestig keeren in het aangezigt. De geeselslagen gingen de zes duizend te boven , zij dóórwondden Zijn maag delijk ligchaam , maar ook zij doorkerfden , zij ontvleeschden het. Zeventig allerscherpste doornen . doorstaken Hem het hoofd ; en die doorvlochte , Hem meermalen op het hoofd gedrukte schijn- en spotkroon vermenigvuldigde Hem tot honderde doorn prikkelingen , bloed- en hersenensteken . De kneu zingen en wonden in Zijn hoog heilig ligchaam stegen tot de vijf-duizend. Om beter te zeggen : dat geheele onschuldig ligchaam was ééne wond , ééne plaag. Geen plekje ligchaams , geen stipje vleesches van het hoofd tot de voeten bleef onge deerd , onbebloed , ongemarteld . Gedurende zijn H. Lijden deed Hij duizende stappen in arbeid en bloedzweet, in angst en bepaauwdheid ; deels door en om de mishandelingen Zijner vijanden , deels door en om het in den hof en in het regthuis gestorte bloed . Ten laatste stierf Hij gehecht aan een kruis tusschen twee moordenaars- kruisen . Hij Iced en had geleden , wat in alle slag van lijden op deze wereld kan geleden worden.. Hij leed en had ge leden van alles beroofd , van alles verstoken , van alles , van allen verlaten : van eer en goed , van kleederen en deksel , van kennissen en vrienden , van Hemel en aarde. Nog niet alles. Diezelfde Heer -God en Zalig 9 59 maker , wist en wilde nog Zijn lijden vermeerderen , door Zijn geest te plagen met inwendige Hem allerbitterste en benaauwende , Zijne ziel knellende en nijpende allervreesselijkste folteringen , die Zijne vijanden niet magtig waren Hem aan te doen . Alle die pijnen leed een groote God.... leed God .... voor mij en uit liefde tot. mij ! ..... Hoe is ' t mogelijk , dat ik niet verstomd sta , op het wreedaardig zien lijden van het Opperwezen , voor mij , nietig schepsel ! Ach , hoe is een zoo minnende God toch allerwaardigst van mij geëerd , gediend en bemind te worden ! Beschouw , mijne ziel , en doorschouw Gods liefde , door zoo vele openingen , als er wonden zijn in zijn hooggezegend ligchaam , Jesus' liefde was eenig en geheel op mijn heil , op mijn welyaren bedacht. En , aan gezien , hetgeen meest tot mijn geluk leidt , het verdragen der kwellingen en smarten is ; zoo heeft Hij zich tot mijne onderrigting en overtuiging met zoo veel lijdens willen beladen ; opdat ik mij door het ontvlugten van eenig en welkdanig lijden ook , nooit of nimmer zou laten bewegen tot hetgeen strijdig is aan de Hem verschuldigde gehoorzaam heid en onderworpenheid. 0 mijn Verlosser en zaligmaker , ô Redder mijner ziel ! Ik bedank U , dat Gij mij hebt vrijgekocht door zulke wreede , door zulke ijsselijke , zoo edel moedig onderstane pijnen en martelingen . Gij wil det ja , mijn geneesmiddel , maar ook , Gij wildet mijn voorbeeld zijn. Maak , dat ik Uwer Wet ge hoorzame, al moet ik ook alles lijden om er mij , 60 2 > > 2 aan te onderwerpen. Maak , dat ik U nooit ver late en minachte , om mijnen vleesche genoegen te geven . Dat ligchaam ở , ik weet het, dat weêr spannig ligchaam heeft mij zoo menigmaal docn zondigen ,.... doen zondigen , omdat ik niet wilde lijden. Dat ligchaam heb ik te ongeregeld , zondig lief. Geef, dat ik mijne blikken dikwijls werpe op Uw allerheiligst , en toch mishandeld en door wond , op Uw voor mij doorkerfd , ontvleeschd lig chaam. Doe mij hieruit lceren , ook mijn ligchaam te doen lijden , dat schuldig ligchaam ; het te kas tijden door eenige vrijwillig aangenomene boetple ging : door vasten , door gebeden , door aalmoezen , door in- en uitwendige verstervingen . Mijn ligchaam is de ergste vijand mijner ziel , mijner Zaligheid ; het is de snoodste roover Uwer eer. Ik weet het , ik beken en erken het ; want ik weet dat het mij, uit zucht tot het aardsche, tot zonde neigt en tot bet schenden ower aanbiddelijke geboden. Uwe heilige , dierbare wonden kussende , en op het uit deze wonden door U gestort bloed betrouwende , smeek ik U , ô Heer : verlos mij te uwer eere van mijne opredelijke en ongeregelde afkeerigheid van lijden . Ik bemin U boven al ; maar ik verlang U te beminnen met eene mij -zelven overwinnende liefde. Ik verlang , U mijne liefde te doen blijken naar de wijze die U het behagelijkst is : door dik wijls en veel voor U te lijden . Hiertoe voel ik mij verpligt, dat moet ik ; want ook Gij hebt niets , Gij hebt U - zelven voor mij niet gespaard. Ik maak dan het besluit van U te dienen , al gaat die dienst 7 61 2 van kwelling en lijden vergezeld . Ik zal U dienen en behagen ten koste van mij -zelven , uit liefde lut U en ter eere van Uw heilig Lijden . ( Treed in eenige bijzonderheden : welke lastige werken wilt ge verrigten ?? B. v. uwe oogen bedwingen tegen de nieuwsgierigheid Uwe ge beden storten in eene hinderlijke ligchaamshou ding dezelve verdubbelen – u eenige uitspan ning ontzeggen , enz. ) . - 9 ego Zesde Meditatie. Beweegredenen van God te beminnen , ontleend aan Zijn H. Lijden . Eerste Punt. Ik ga Gods groote liefde overwegen , in het door Hem onderstaan der verregaande verachtingen , waaraan Hij gedurende Zijn lijdenstijd was prijs gegeven . Welke verduldigheid beoefende Hij niet in toe te laten , dat Zijn schoon , Goddelijk aange zigt van een nietigen mensch , in de tegenwoordig heid eener groote menigte van eerbiedwaardige personen , zonder de minste reden en rede , sma delijk geslagen werd ! Dat zelfde aangezigt , in hetwelk zich de Engelen verlangen te spiegelen , was gedurende een ganschen nacht het mikpunt van duizend schandvlekken : bespuwd , bevuild overdekt met afzigtelijkheden , overladen met kaak slagen ! Deze trok Hem met de hairen , gene met > 2 9 62 den baard ; anderen bespotteden en beschimpten Hem , de laagste en gemeenste scherts tegen Hem uitbrakend. Alle deze opteeringen verdroeg mijn Heiland met bet grootste geduld , Zijn mond niet openend tot klagen . Inwendig droeg Hij dit alles Zijnen Vader op ; opdat wij door Zijne verdiensten geholpen zouden worden in het wraakloos verdra - gen van verongelijkingen , waaraan wij kunnen bloot staan . 0 Jesus, onschuldig Lam , wie kan dat over denken , en U niet lief hebben , om de voorbeelde looze verduldigheid waarmede Gij zulke slechte mishandelingen verdragen hebt ? Ik bid U , Heer , verleen mij eene edelmoedige sterkte ; opdat ik uit liefde tot U geduldiglijk en geduldig bet ongelijk en de plagerijen verdrage , die mij kunnen worden aangedaan. Dat ik in die omstandigheden mijne ziel in vrede en gelatenheid bezitte , en U tot Uwe verheerlijking opoffere hetgeen ik tot schade mijner eer van de wereld te lijden heb ! Doch hierbij bleven de onteeringen niet , waarvan Jesus bet slagtoffer was. Ofschoon Hij de eeuwige wijsheid is, dulde Hij , dat Hij van Herodes voor een dwaze , voor een hersenlooze werd gehouden. Men omhing Hem als met eene zotskap , en in zulke toetakeling sleurde men Hem , in spotternij en schande , door den drom der zaamgestroomde menigte langs de pleinen en straten van Jeruzalem . Hij werd door Pilatus op ééne lijne geplaatst met den eerloozen struikroover en moordenaar Barrab bas ; ja door het geroep van ' t graauw voor nog 65 > slechter uitgeschreeuwd dan deze.... boven dien boef.... den dood schuldig verklaard ! De Koning der Serafijnen , alle hulde en eerbied overwaardigst , zóó op aarde onteerd ! 0 mensch , zóó bespot en beschimpt gijden voor u menschgeworden God ! Kon Hij den mensch dan meer beminnen dan Hij gedaan heeft ? Hij hecft ons liever gehad dan Zijn eigene eer ; want deze heeft Hij , ons ten voorbeeld , als niet geacht tusschen boon en versmadingen. En ik zou uit liefde tot Hem eenige geringe mis kenning , eene kleine vernedering van mijnen even mensch niet kunnen , niet willen verdragen ! Ik zal bij de minste beleediging gevoelig zijn , in verwijtingen uitvallen , mij tot wederwraak opzetten , met smaad en verwensching overladen , die mij eenig ongelijk heeft aangedaan ! Niets voor God willen lijden , niets , om Gode welgevallig te zijn , om Hem genoegen te geven ! Terwijl mijn God , ten einde mij de gelatenheid te leeren , en mij aan te moedigen om de mishandelingen der menschen te verdragen , zoo veel heeft gedaan , 200 veel heeft willen lijden ! Neen , ik neem mij voor , veel voor Jesus te willen verdragen . Dit voornemen zal ik dikwerf herhalen . 0 mijn God , ô mijn Heiland ! Wat bewoog U toch , om ons menschen zoo hoog te schatten ? Wat , voor ons Uwe eer op te offeren , om voor ons bespot , versmaad en gelasterd te willen worden ? 0 Koning der koningen , tot hoe laag zie ik U vernederd en vertrapt ! 0 , hoe groot en schuldig moet mijne hoovaardigheid wezen , wijl Gij ze door 2 om > 2 > 64 zulke versmaadheden hebt moeten herstellen ! O der Engelen Heerlijkheid ! 0 eenige Liefde der menschen ! Tot hoe ver heeft U Uwe liefde , Uw wil van mij wel te doen , gebragt! Om mij te leeren , dat ik moet lijden , om mij te versterken in het verdragen van beleedigingen . Ik , Heer , ik ben alle verachting waardig ; omdat ik mij slaaf heb gemaakt van zoo vele ondeugden . Ik ben de afschuwelijke zondaar die verdien van iedereen ver vloekt te worden. En nogtans : zendt Gij mij in Uwe barmhartigheid iets lastigs te verdragen , ik schud het met weêrzin van mij af , en tracht er mij wraakgierig van te bevrijden . O schande , Ô lafheid ! Niet te willen verdragen wat mij verschul digd is , wat ik zoo duizendmaal verdiend heb ! En Gij, heilige God , Gij eerbiedwaardigste , Gij verdraagt onschuldig de grofste beleedigingen , den laagsten hoon , de cerlooste versmaadheden ! Ver sterk mij, o Heer , opdat ik U mijne gevoelens in handen stelle . Verlicht mij , opdat ik van mijne ijdele achting voor wereldsche eer en grootheid terugkome ; opdat ik dit alleen hoogachte hetgeen een christen waardig is : voor U te lijden , voor U le verdragen . Verleen mij , dat ik de oordeelvel lingen der wereld verachte , van de wereld die U 200 zoo deerlijk mishandeld heeft. Ik draag U alle Uwe versmaadheden , alle Uwe verguizingen op , en bid U , door dezer verdiensten , om de deugd van lijdzaamheid ; ten einde ik het mij aangedane ongelijk leere ontveinzen , het wreken vergete en het kwaad met goed beloone. ' t Is moeijelijk , ô 2 . 9 65 7 Heer , en tegenstrijdig aan mijne bedorven neigingen ; maar , wat wordt niet gemakkelijk door uwen he melschen bijstand ; wat niet genoegelijk , als het er op aan komt U te behagen , aan wien ik alles verschuldigd ben. Mijn God , 200 zeer voor mij versmaad , ik bemin U boven al ; ik bemin U meer dan mijne eer , meer dan mijnen goeden naam. Nooit zal ik U vergrammen om , in strijd met uwen heiligen wil , naar eer en grootheid te streven. Dat stel ik mij vastelijk voor , dat wil ik : om uwen't wil lijden , om der wille van uwe liefde verdragen , vooral in mijne eer ; om U te eeren , om U te verheerlijken . 2 Tweede Punt. 2 Ik ga de hoogste Gods - liefde overwegen van mijnen Jesus , die zijn dierbaar leven heeft willen offeren voor mij , zijnen vijand . Dit was een uiterst bewijs zijner Goddelijke , een uiterste held haftigheid zijner liefste liefde : voor mij te sterven , een leven gevend , dat meer waard was dan mil lioenen werelden , meer dan alle levens van alle mogelijke schepselen . Het ware gewis eene ver bazende verfijndheid van goedertierenheid geweest , indien Gods Zoon gestorven ware alleen voor Hei ligen en regtvaardigen ; opdat dezen het reeds ver worven heil niet meer zouden verliezen . Indien Hij den dood hadde onderstaan voor een' der drie Goddelijke Personen . Maar sterven voor mij zon 8 66 2 9 daar , voor mij , onteerder zijner Godheid ... dit was eene onmetelijke, eene onuitsprekelijke liefdadigheid. 0 mijn God ! Hoe waardig zijt Gij , God te zijn ; daar Gij voor uwe vijanden zijt gestorven . Zóó goed zijt Gij, dat gij, van natuur onsterfelijk , en als God niet kunnende sterven , U-zelven hebt mensch gemaakt , opdat Gij voor mij uw leyen zoudet kunnen slagtofferen. Uwe oneindige liefde verdient dus wel , dat ik U voor mijn Vader houde, en als dusdanig geheel mijne liefde wijde, aange zien Gij mij , ten koste van uw tijdelijk leven , het ware leven der ziel geschonken hebt. Ja , zoo zijt Gij, ò Heiland , mijn Vader ; als Vader erken en neem ik U aan , als Vader omhels en bemin ik U. Geef mij de genade , dat ik dat Goddelijk Vader schap , dat ik dat leven mijner ziel wete te schatten , nu ik inzie , dat dit leven U uw God- menschlijk leven gekost heeft . Jesus' liefde ging nog verder. Hij stelde zich niet tevreden met op eene ééndanige wijze te ster ven ; maar Hij wilde den schandelijksten dood sterven , den dood des kruises , den slavendood , den dood der moordenaars , den dood der snoodste booswichten . Zijn dood en sterven werden Hem veroorzaakt door de felste ligchaams- smarten. Drie uren zieltoogde Hij op- en aan het kruis ; Hij ziel loogde met het door doornen doorstoken , door doornen rustelooze hoofd . Hij zieltoogde met door nagels verscheurde handen en voeten ; met die door het gewigt zijns ligchaams lang en breed verwijde en opengescheurde wonden . Hij zieltoogde met zijne > 7 67 1 BE et 2 2 door zweep- en geeselsslagen doorkerfde en door het ruwe kruishout nog pijnlijker gemaakte schou deren . Hij zieltoogde met verstuikte en uit -een gerukte beenderen , met gerekte zenuwen , met kurkdroogen bitterén mond ; met in bloed ver dronken oogen ; met door smaad , hoon en laster gefolterde ooren . Hij zieltoogde eindelijk , met een van smarten uitgeput , met een van pijnen afge tobd , afgetapt en doormarteld ligchaam . En alle die pijnen , en alle die angsten , en alle die mar telingen had Jesus gewild ! Hij werd mensch , om dat alles te kunnen lijden ; om eenen zoo wreeden dood te kunnen sterven . Hij zocht en koos den ijsselijksten der dooden , om ons ten bewijs te ver strekken van zijne grenzelooze goedheid ; om ons te doen zicn , met welke en hoe groote liefde zijn hart voor ons brandde . Hij wilde met al die wonden bedekt en overdekt wezen , opdat deze als 200 vele kelen , zijne liefde tot mij zouden uit galmen ! 0 ziel , zijt ge nog niet overtuigd , hoe zeer God u heeft lief gehad ? Zoo vele monden , als zijn Goddelijk ligchaam wonden telt , verkon digen het u . Hernieuw uwe verzuchtingen en gebeden tot God. Bid Hem , dat Hij u eene groote liefde schenke ; opdat gij Hem naar zijne verdiensten wederbe minnet, en getrouw en volstandig dienet. 0 onbegrensde Liefde ! O geheel bijzondere , ô ontzaggelijke Liefde! Wat Gij gedaan en geleden hebt , ò Heer , dathebtGij voormijgedaan en geleden ; Gij beschiktet het te mijner gunste , tot mijn wel b 2 68 varen . 2 2 0 allermilddadigste Heer ! Gij geeft al wat Gij hebt , al wat Gij zijt ; en aan wien ? Aan mij die niet waardig ben het daglicht te aanschouwen . Daarin bestond de uitgelezenheid uwer liefde : dat Gij voor mijn geluk deed wat Gij doen kondt , dat Gij mij schookt al wat Gij kondt schenken . Hoe zal ik U dan ô Heer , ooit iets kunnen weigeren ? — Ik wijd en heilig U mijn hart toe ; ik stel U mijne ziel in uwe handen ; ik draag U mijne inwendige vermogens : mijn ge heugen , verstand en wil op , met alle mijne zin tuigen. Wat ik ben en vermag , ik wil dat het al U toebehoore. Ik smeek U door uwe hoogste milddadigheid : gewaardig nog geheel mij – zoo als ik ben – als uw eigendom te aanvaarden en mij , door den bijstand uwer hemelsche genaden , geheel den uwe te maken. Dat wensch ik te zijn , met U alleen te dienen , U alleen aan te kleven , U alleen lief te hebben . Ik maak het besluit : mijn leven , mijn gapsch leven tot uwe heilige dienst te besteden , alles en niets anders willende betrachten dan hetgeen Gij, ô Heer , van mij wilt ; uwe gan sche heilige wet onderhoudend , mij onthoudend van al wat U , ook in de kleinste zaken zou kunnen mishagen ; voor U willende lijden , zóó , door mij om uwe liefde vele genoegens te ontzeggen , als u- ter - eere eenige ongemakken en kwellingen te verdragen . Gij, gijwaart van uwe natuurwege vrij van pijnen en smarten ; uwe liefde alleen heeft U uw wezen doen veranderen ; zij heeft U het ster elijk vleesch doen aannemen , opdat Gij voor mij , 2 69 om uit liefde tot mij , zoudet kunnen lijden . O ! welke dankbaarheid , welke wederliefde is U voor zoo groot eene liefde niet verschuldigd ! Ik bemin U , ô Heer , met geheel mijn hart ; ik bemin U meer dan mij -zelven ; nooit , 200 lang ik leve , nooit wil noch zal ik ophouden U lief te hebben . (Bekrachtig uwe voornemens , van God nooit te zullen beleedigen ; van Hem nu en dan Hem te believen – iets op te offeren van het geen u aangenaam , genoegelijk of lastig is ; treed deswege in eenige bijzonderheden , als b : v : om trent het bedwingen uwer nieuwsgierigheid het u versterven in ' t gebruik van spijs en drank het onderdrukken van ligchaamsgemakkelijkhe den – het beoefenen van lijdzaamheid , stilzwij gendheid , enz . )

- - Derde Punt. Onze God leed alle die martelingen zonder nood zakelijkheid , geheel yrijwillig. Hij had ons kunnen verlossen en vrij koopen zonder pijnen , zonder eenig ongemak van zijnen kant. Doch Hij wilde lijden , om ons te doen zien , tot hoe ver de liefde weet te gaan van eenen God : tot het lijden van ongeloofelijke smarten , en dat alleen uit loutere genegenheid voor ons. Trouwens , Hij had kunnen leven in pracht, in vermogen en majesteit , in aardsche grootheid en rijkdommen . Ook in dien staat had Hij millioenen werelden kunnen afkoopen . Hij -had zich slechts voor zijpen hemelschen Vader 70 - - 2 2 le verootmoedigen , Hem een smeekschrift aan te bieden , te onzer gunste eenige woorden tot ver zoening te spreken ; want elke en de minste daad van zijnen't wege vereerde God - den - Vader on eindiglijk , en was dus voldoende om de oneer te herstellen , welke den Hemel door onze zonden was aangedaan . Bovendien kon elk zijner wer ken van eene oneindige waarde ons allen den verloren hemel doen terug vinden. Hoe groot was dan zijne liefde, daar Hij zich om ons , van alle die grootheden , van al dat geluk beroofde ! Hij wilde in alle slag van armoede , in de verworpenste nederigheid , in de wreedste folteringen , midden in de ongehoordste versmadingen , zonder noodza kelijkheid , alleen om ons wel te doen , zijn leven eindigen ; om ons een bewijs te geven van de ge heele , van de grenzelooze uitgestrektheid zijner liefde. O groote God ! Welke uitersten ! Welke liefde ! Wat toch badt Gij voor , met zoo veel te willen lijden ? Was het , om de genegenheid te winnen van eenigen groote ? Neen voorzeker : het was oni U de wederliefde te winnen van een nietig schepsel, van uwen slaaf , van mij. Hoe ! lk ellendeling , ik hervind een God die zoo veel ongelooflijks voor mij heeft gedaan , en zoo liefdevol , en zoo geheel uit loutere liefde! Zijt gezegend cn geprezen , Ò liefdevolle , ò niet te begrijpen God ! Wees geloofd en toegejuicht , ò allerbeste , allerheiligste God ! 0 kon mijn hart smelten , getroffen door uwe vlammende liefdeschichten ! Dat althans mijne tong 2 71 9 2 2 zich nooit vermoeije in U , in uwe voor mij zoo veel lijdende liefde te prijzen en te verheerlijken ! Gij hebt mij in der daad behandeld , als ware ik God. Immers, wat kondt gij meer voor een God doen , dan een oneindig waardig leven in de bit terste martelingen te slagtofferen ? En dat , dat hebt Gij voor mij gedaan , uit liefde jegens mij, tot mijn geluk . Gij kondt mij weder koopen , en heerschenen leven ; Gij hebt mij vrijgekocht lij dende en stervende . Overweeg nog , mijne ziel , dat elke boetpleging van een in gezag oneindig persoon , reeds een groot bewijs van liefde zou geweest zijn . Had Gods lieve Zoon slechts eenig klein ongemak voor ons geleden , nooit zouden wij Hem daarvoor eene geëvenredigde erkentenis hebben kunnen bewijzen. Wat dan nu denken , welke zal nu mijne verpligting niet wezen , voor zulke menigvuldigheid van zielangsten en ligchaamspijnen ! Een menschelijk hart , dat eene aan Gods liefde geëvenredigde wederliefde zou koes teren , is onmogelijk , zoo een hart bestaat niet . Nogtans , daar Gods Zoon geen deeltje van zich zelf niet wreedelijk gemarteld heeft gelaten ; daar Hij zijn leven gansch en geheel yoor mij heeft ver teerd en geslagtofferd ; zoo is het mijn pligt , en maak ik het besluit , van alle mijne lidmaten , alle mijne vermogens , alle mijne levensdagen ten dien ste , ten gevalle en welbehagen diens goeden Gods te wijden : mijne tong , om Hem door gebed te loven – mijne banden , tot het uitreiken van aal moezen , Hem ter eere mijne voeten , om zijne 72 - 2 bevelen uit te voeren mijn geboor , tot het ont vangen van zijn beilig woord mijne oogen in zijne foltering - gereedschappen te aanschouwen mijne gedachten , in zijne smarten te overwegen mijn hart , ô ja mijn hart , in Hem mijne liefde te betuigen , in Hem lief te hebben . Ja , dikwerf zal ik Hem toespreken tot Hem verzuchtend : On eindige Goedheid , ik bemin U bocen al. Immers , de dankbaarheid voor hetgeen mijn Heiland voor mij heeft geleden , eischt eene eeuwigdurende ge dachtenis van- en herinnering aan zijne liefde, aan zijne goedertierenheid , aan zijne onwaardeer bare weldadigheid . Dat neem ik mij voor , daartoe besluit ik , dat zal ik . Ik erken U , o Heer , mijne schuld , voor het teeder liefdebetoon uwer Goddelijke goedheid door zoo vele smarten . O groote God ! Wat is die doorstooten borst , wat zijn die vastgenagelde voeten , die doorboorde handen ... wat zijn het dan zoo vele tongen die mij luide toeroepen , dat Gij mij bemind hebt ? Wat is dat doorkrapt en bespuwd aangezigt , dan eene getuigenis van het goede dat Gij mij wilt ? Wat zijn die blaauw geslagen en ontvleeschde schoude dan een bewijs van uwe smachtende liefde mijwaarts ? Ik geloof het , o Heer , ik erken en belijd , dat Gij mij lief hebt. Maar ach , hoe duur kwam het U te staan , mij uwe grenzelooze liefde te doen begrijpen ! Ook dat besef ik ; dat wil ik met cenige wederliefde vergelden . Doch ook deze wederliefde kan alleen door U in mijn hart worden ontstoken . Gij kwaamt , om in onzc zielen reb , 73 een 2 vuur van liefde te doen branden , om ze ge heel te doen gloeijen van Goddelijke liefde. Ik , ik stel U uwe smarten en folteringen voor , en hoop door dezer verdiensten dat heilig blakende vuur te erlangen , dat van U alleen afdaalt. Gij wilt , dat het in mijn hart brande ; en ik , ik ver lang dat het er in ontstoken worde. Doch van mij zelven ben ik tot niets bekwaam . 0 , stort die heilige liefde in mijn gemoed , opdat er mijn geest tot U door opgevoerd worde ; opdat zij in mij alle aardsche genegenheden verstikke en mij geheel ver keere in uwe heilige liefde. ( minnaar mijns harten ! Ik wil U ... ik geheel U beminnen : met mijne gedachten wil ik over uwe pijnen nadenken – met mijn hart tot U verzuchten - met mijne oogen de werktuigen uws lijdens aanstaren – met mij nen mond uwen lof verkondigen - met alle mijne lidmaten , in en voor U lijden , U dienen , U be hagen , U lief hebben . Ik moet lijden , omdat ik zondaar ben ; om mijne zonden verdien ik de bit terste straffen . Hetgeen mij kwaads te beurt valt , dat is aan mijne misdaden verschuldigd , dat is eene liefdekastijding van uwe vaderlijke hand. Hoe zeer ik ook door alle denkbare kwellingen bezocht werd , nog ware het beneden mijne verdienste. Bovendien , het is uw wil , ô mijn God ! Gij wilt dat ik lijde , wanneer Gij mij lijden overzendt. Zijt dan gezegend en toegejuichd , ook in de be proevingen en straffen die van U komen ! Alleen smeek ik U ootmoedig door uwe liefde , dat Gij mij uwe genade gevet , van U te kunnen toonen , 74 2 2 dat ik gaarne en van harte voor U wil lijden. 0 ja , ik zal niet ophouden voor U te lijden , tot dat ik U beminne in eeuwigheid. ( Hernieuw en bekrachtig uwe voornemens van dikwijls door liefde -akten tot God te verzuchten , vooral in lijden . Mijn God , dit .... lijd ik om U, omdat ik U bemin boven al . ) Possom Zevende Meditatie. Wij moeten God beminnen , om de liefde die Hij ons toedraagt. Eerste Punt. 2 Ik ga de oninetelijke liefde overwegen yan den eeuwigen Vader , toen Hij wilde , dat zijn Eenge boren Zoon voor mij zijn vijand en slaaf den bittersten , den wreedsten , den schandelijksten dood zoude sterven . Hij gaf mij , tot genezing mijner kwalen , niet een Engel , niet een Serafijn , niet een geheel koor van Engelen of eenige andere schepselen ; maar zijn eigen Zoon , dien Zoon die oneindig meer waard is dan millioenen werelden en Engelen . Hij gaf wat het zijne was , en zoo danig het zijne, als zijn Zoon : even kostelijk , Hem even dierbaar als zijn eigene Goddelijkheid. Hij gaf zijn eigen Zoon , volkomen aan Hem gelijk; wat meer is : Hij gaf zijn Eengeboren . Hij gaf Hem onbaatzuchtig , zonder eenig voorbehoud ; al leen uit liefde , uit loutere barmhartigheid. Hoe 78 2 - - verteedert zich mijn hart niet op het zien van den oppersten en oneindigen God-Vader , 200 zeer be dacht om mij lief te hebben , dat Hij toestemt in den dood en in welken ! van 200 cene Ver hevenheid , van zijn Eengeboren Zoon ! 0 nooit geboorde ontferming! Zóó heeft God mij lief ge had , dat Hij toestemt in het halsgeregt van zijnen schuldeloozen Zoon ; opdat ik — zijn verrader en moordenaar niet sterve , niet verloren ga ! Wie had zoo iets ooit gezien , wie gehoord ? Wie had zoo iets kunnen denken ?! In der daad , zoo eene nooit geziene , nooit geboorde liefde ziet men in God . 0 , boven alle wonderen verheven , ở ont zaggelijke weldadigheid ! Is het mogelijk zich iets grooters , iets onbegrijpelijkers te verbeelden , dan dat God - de-Vader tot mij – ten eeuwigen dood veroordeelde zegge : zondaar neem , neem mijn Eengeboren Zoon , en koop u door zijn bloed en dood yrij van den eeuwigen u verschuldigden dood ? 0 milddadigheid ! O erbarming ! O eindelooze Gods liefde ! Heeft men ooit gehoord , dat een koning , afgezien van alle eigen- nut of belang , wilde , dat zijn eenige en onschuldige zoon zoude sterven , om het leven te sparen aan een' slaaf , aan een' verrader ? Heeft men zoo iets ooit gelezen ? Is 200 iets ooit in eene menschelijke verbeelding opge komen ? Eene bloem van liefde ware het geweest, indien God zijnen onsterfelijken Zoon gegeven hadde , om een zigtbare koning der menschen te zijn , wien alle volken zouden gehoorzamen en aan bidden . Maar Hem , dien Zoon , te leveren , opdat 2 រ - 2 76 - 2 Hij voor zijn slaaf de Regtvaardige voor den misdadige, de Schepper voor zijn schepsel - zoude sterven , en zóó sterven .... ! Zóó schandelijk , zóó wreedaardiglijk , zóó gemarteld !! 0 groote God ! Hoe overschrijdt Gij alle grens van goedheid ten gunste van uwen versmader ?! Is uw Zoon dan niet beilig ?... En Hij moetsterven ?... Jesus is het beeld uwer zelfstandigheid , tusschen den glans uwer heiligheid van U voortgebragt . Hij is uw Zoon , uw Eengeborene , uw Zoon en God gelijk Gij! Waarom moet Hij dan sterven ? Zijne dood is niet noodzakelijk ; Hij kan ons , zonder te sterven , ja zonder te lijden , van den eeuwigen dood verlossen . 0 , in ons goed te doen oneindig liefderijke God ! uwe liefde en uwe goedheid hebben dat wonderwerk gewrocht. Gij wildet ons toonen , dat uwe liefdadigheid tot ons geen paal kende. Daarom wildet Gij toelaten , dat uw Eengeboren Zoon om onze liefde gedood werd. Gezegend zijt Gij, ô Vader van barmhartigheden , voor uwe gren zelooze milddadigheid jegens ons , zondaren ! 0O inijn God , hoe zeer moet ik U beminnen , U , die mij zoo zeer heeft lief gehad , dat Gij voor mij den dood wildet van mijnen God en Schepper . Naar de orde van liefde schijnt het , dat Gij eerst te letten hadt op het leven van uwen Eengeboren. de orde uwer liefde wilde uw eigen Zoon yoor onze zaak geslagtofferd hebben . O ! wat zal ik dan doen , om aan deze uwe liefde te beantwoorden ? Ik zou U toch zoo gaarne beminnen , zoq gaarne van ganscher harte lief hebben , 200 > > Maar neen , > 77 gaarne U dienen , gehoorzamen en aanbidden . Ver leen mij , Ô Heer , schenk mij eene grenzelooze wederliefde. Ik draag U mijne ziel op , mijn leven , geheel mij - zelyen , wat ik weet , wat ik ben , wat ik kan . Doch , wat weet , wat vermag , wat ben ik ! Aanvaard althans mijn goedgemeende opdragt, en onderschraag mijne zwakheid . 0 mij ellende ling ! Hoe zal ik aan zulke Gods- liefde door men schelijke wederliefde beantwoorden ! Heilige Engelen, Hemelbewoners, prijst en zingt yoor mij mijnen en uwen God ter eer ; bedankt en zegent Hem voor mij ; dat uwe lofzangen en jubeltoonen in eeuwigheid zijn Hemeltroon omgalmen ! Mijne ziel , denk en herdenk wat gij te doen hebt , om zulken minnenden God op uwe beurt lief te hebben . Moet zulke overmatige goedheid onvergolden blijven ? 0 neen ! Ik wil God dienen uit alle mijne krachten ; ik wil Hem zoo veel mo gelijk believen door het vertiendubbelen van werken die Hem het behagelijkst zijn . Dat neem ik mij voor , daartoe besluit ,, dat wil ik . Doch , wijl het Gode zoo aangenaam is , dat men den naaste om zijnen't wil wèl doet, dat goede aannemend als Hem - zelven gedaan , daarom maak ik het voor nemen van mijnen broeder in zijne ellenden en noodwendigheden bij te staan , hem te helpen met opoffering van mij-zelven . Dat alle Engelen -kooren U in eeuwige eeuwig heid prijzen en zegenen , ô mijn God ; omdat Gij ons bemind hebt zóó , dat Gij om ons lief te heb ben , uwen dierbaren Zoon , onzen Heer Christus 7 7 78 ODS , Jesus der magt des doods hebt overgeleverd . Konde ook ik U duizend levens slagtofferen ! Hetgeen Gij voor mij hebt gedaan , kon alleen een God doen : God die Gij zijt , oneindig in alles , cindeloos in barmhartigheden . Ik verheug mij , Ô Heer , en ben blijde , dat uwe goedertierenheid zoo eindeloos is , en zoo over vloedig in werken van oneindige liefde. Gij hebt ten koste van het bloed en het U dierbaarst leven , ten koste van het leven uws Eengeborenen vrijgekocht. Daardoor hebt Gij ons verheven tot een allerheiligst, allergoddelijkst, allerzaligst we zen : tot het wezen der genade , tot het wezen eener eeuwige opsterfelijkheid. Verder kon uwe liefde niet gaan... O groote , werkelijke en wer kende Liefde ! O brand van Goddelijke tot zoo hoog opgevoerde waarheid ! Geef mij , Ô mijne Liefde , geef mij dat ik U beminne . Almagtig is het verslindend vuur uwer Liefde. En ik , ik wijd U mijn hart , opdat Gij het door dat uw liefde vuur van alle ongeregeldheid zuiveret . Konde ik geheel en ganschelijk in liefde verkeeren ! - Kuisch en reinig mij , Ô eeuwige Liefde! konde ik U alleen lief hebben ; want Gij alleen zijt alle liefde waardig. 0 mijne Liefde ! 0 mijne zoetheid ! 0 yreugd en lust van mijn gemoed ! Ik heb U liever dan mij zelven . Uwe verheerlijking is mij dierbaarder dan al het mijne. Geheel ik en met geheel mij bemin Ik bemin U met al wat ik ben en kan zijn ; en vermits Gij mij in niets noodig hebt , zal en wil ik mijnen broeder liefhebben , hem on ik U. 79 dersteunen en helpen , om U behagelijk te zijn. ( Overleg , waarin en hoe gij uuen evenmensch wilt bijstaan : met aalmoezen , met dienstbetoon , met raadgevingen , met troostende woorden , door gebeden) .... Tweede Punt. 2 2 9 Overdenk eene nieuwe beweegreden van uit gan scher harte God te beminnen , eene beweegreden ontleend aan zijne goedheid , waarmede Hij ons menschen , niet de Engelen heeft willen vrijkoopen , door onze menschelijke natuur , niet de natuur der Engelen aan te nemen . God moest den zondige , zijne cer versmaad hebbende mensch haten , Hij moest hem duizend en duizendmaal ver van zich wegjagen. Met dat al heeft Hij ons zóó lief , dat Hij van uit den Hemel afdalend , op aarde mensch wordt , om ons te be vrijden van des duivels slavernij. Wonderbare lief dekracht ! Hij vond onze menschelijke natuur beylekt , doorwond , door zondeschuld vergiftigd . En toch wilde zich die God zuiverheid en onbevlekte Heiligheid – met die besmeurde zondige mensch heid bekleeden . Hadde God zich mensch gemaakt voor Adams val , toen ' s menschen natuur gezond , volmaakt , schoon was ; het ware reeds eene on: uitsprekelijke weldadigheid in God geweest. Maar, dat Gods Eengeboren , in volle Godheid , nu de natuur van den mensch verzwakt , melaatsch , voor Gods oogen afschuwelijk was , daar niet van gruwde... 2 80 . > 2 dat is een wonder van wonderen , dat is eene ver stomming. Die schoone, oneindige schoonheid , die Hemelsche Majesteit, die onmeetbare Hemel en aarde vervullende Heerlijkheid , zich voor den mensch verlagen , zich met zulk eene oneindig mindere natuur omgorden ! Ogroote Heer , almagtig God ! Wat ben ik U niet schuldig , ik nietige worm , voor wien Gij mensch geworden zijt , gelijk ik mensch ben . Om mij , die in een poel van boosheid als begraven lag , op te regten , verlaagt Gij U - zelven , Gij Hoogere dan Cherubijnen en Serafijnen ! 0 ! mag ik wel zeggen : 0 buitensporige liefde! 0 aller wonderen wonder ! – Maar dat verbazend Goddelijk liefde feit neemt toe in liefdekracht, wanneer men over weegt , dat God ons wilde vrijwaren , terwijl de Enge len - zondaren - zonder deernis of ontferming , in hunne vervloeking en vervloekte verdoemenis gelaten werden . En nogtans waren zij meer dan wij. De Engel was de schoonste vrucht van Gods alvermogen . Hij toch werd in den Hemel geschapen , in eigen schappen en volmaaktheden ver boven ons uitmun tend. En het mindere werd gesteld boven het meerdere , het onvolmaaktere boven het uitstekende. Welke geheimenis ! Het was Gods Zoons liefde. Hij ziet Lucifer zich verdoemen ; Hij laat hem in de ver doemenis dalen. Maar , toen ik mij in den afgrond ging storten , wilde Hij niet dat ik rampzalig werd . Hij gaat tot een uiterst over : Hij omhult zich met ons slijk , en verlaagt zich , om ons te redden , van uit den hoogen hemel tot op de lage aarde. 2 81 O God ! 0 allerheiligst Wezen ! waarom zoo veel liefde voor den mensch ; zoo veel regtvaardigheid met de Engelen ? 0 wondere liefde ! O zeldzaam heid van liefde ! Den mensch te willen stellen voor den Engel ... ; mij , slijk , te willen afkoopen , en den schoonste onder de Serafijnen in zijn verderf te laten ! Voor mij te willen sterven ; en zich niet te bekreunen aan het verloren gaan van zoo vele hemelsche geesten ! Gezegend , mijn groote God , Ô God van erbarming , gezegend uwe liefde jegens mij ! Ach ! Geef , dat ik dankbaar zij voor zulke vreemde en wonderbare goedertierenheid . Ik wensch U te erkennen en lief te hebben voor en als mijnen lieven God en besten Vader. Ik verlang vuriglijk U uit alle mijne krachten te dienen , zoo als het passelijk is en betaamt , voor uwe liefde jegens mij en alle menschen . Maar om U met geheel mijne ziel te kunnen beminnen en liefhebben , moet ik uwe liefde kennen en hoogachten . Verlicht mij, Heer , verlicht mij; geef mij eene heldere , eene volmaakte kennis van uwe liefde. Doe mij doorgronden en beseffen het bewijs van liefde dat Gij mij gegeven hebt , met voor mij te hebben willen sterven . Ik wijd en heilig U mijn leven toe met al wat in mij is ; tot uwe eer en verheerlijking wil ik het besteden en dienstbaar maken ; voor U wil ik lijden , lijden al wat Gij zult goedvinden mij over te zenden . Ik sta verbaasd en beschaamd bij en over mijne voorledene ondankbaarheden : ik heb schier niets gedaan om U behagelijk , alles gedaan om U mis. 2 2 6 . 82 hagelijk te wezen . Doch ik wil een andere worden . Ik bid , dat uwe almogende genade mij geheel vervulle , mij treffe door de schichten uwer eeuwige liefde. Ik wil in U alleen hopen , op U alleen betrouwen , mij in U alleen verheugen. Neem van en uit mij al wat U kan mishagen . Optruk uit mijn hart allen kwaden wortel van ondeugd ; ver stik in mij alle kiem van ongeregeldheid , opdat ik geheel uit uwe liefde leve . Dat stel ik mij voor , daartoe ben ik bereid . Ik zal doen wat Gij wilt dat ik doe. Immer en altoos zal ik tot U ver zuchten : mijn God , ik doe dit.... uit liefde tot U, om U genoegen te geven . Derde Punt. De liefde van Gods Zoon jegens den mensch is nog groot geweest , omdat Hij op aarde komend om ons wèl te doen , niets dan kwaad van den mensch ondervonden heeft. Hij verklaarde dat het zijn genoegen was , met de kinderen der menschen te zijn , met hen te verkeeren , zich met hen te onderhouden . Maar van den stond zijner geboorte lot dat Hij stierf , wedervoer Hem van den kant der menschen niets dan min- en verachting , hoon , smaad en beleedigingen , bittere spot en lage ver guizing , verraad , verloochening , pijnen en marte lingen . En wie toch was Hij die desniettegenstaande en tusschen alle die doornen en smarten met den imensch wilde wonen ? Hij was diezelfde Gods Zoon , wiens Zijn gelukzaligheid is ; dezelfde die in den 2 2 > 83 ܪ1 schoot zijns eeuwigen Vaders als in eene zee van hemelsche wellusten zwom ; dezelfde wien de troon wachten der hemelen dienden , wien de Engelen koren huldigen , aanbidden en toejuichen . Die Heer , die 200 gelukzalige God zegt niet , dat Hij zijn behagen schept in tusschen de Engelen te zetelen , en zich met de Serafijnen bezig te houden ; maar met de menschen die Hem met ondankbaar heid , met mishandelingen en versmaadheden beje genden . Waarom toch beroemde zich Jesus niet op de geneugten des hemels , maar wilde Hij de ellenden dezer aarde smaken ? Het was alleen door het geweld zijner onmeetbare liefde jegens ons. Deze deed Hem zoo yeel genoegen vinden in ons wel te doen , dat de wreedste folteringen Hem een zoete wellust waren , indien Hij slechts het doel zijner liefde mogt bereiken . O eeuwige wijsheid ! Gij zegt mij eene groote waarheid : Gij vindt uw welbehagen in het gezel schap van menschen die U kruizen ; en Gij gewaagt niet van de Engelen die U verheerlijken ! Onder de menschen wachten U smarten , verguizing , fol teringen , kruis en dood ; terwijl Gij in het midden der hemelkoren vergroot , gezegend en verheven wordt ! Wat zullen de Engelen hiervan zeggen ? flunne onsterfelijke lief koozingen zijn toch zoo stree lend , zoo aanlokkelijk ! Hoe kan het zamen gaan : oneindig zalig in uws Vaders schoot te leven , en op aarde om te gaan met menschen die U vervol lasteren en verachten ! Hoe kunt Gij op de hoofden der Serafijnen troonen , en gebukt gaan 2 gen , 84 9 - onder de schandelijke slagen der menschen ? Hoe een Paradijs van onsterfelijke rust genieten , en zieltogen op een kruis ! Uw onder de menschen zijn , is een vernederd en mishandeld zijn ! Waarom dan zegt Gij, dat Gij op aarde uw genoegen en uwen wellust vindt ? Dit is een mirakel yan liefde, eene verbazende liefdadigheid , iets dat U de voor ons geledene angsten en martelingen doet aanzien als geneugten en wellusten . Gij hebt het mensch dom willen begenadigen ; dat was U genoeg. Gij hebt uwe gansche genegenheid over ons willen uit storten ; dat was U alles . Dit verandert U de door nen in rozen , de pijnen in bloemen , de folteringen in zoetigheid . Maar nu Heer , hoe zullen wij U voor zulke tecdere liefde kunnen vergelden ? Ik weet wel : liefde betaalt zich met liefde ; doch ik weet niet , hoe zulke liefdebloemen zullen vergolden worden . Verleen en schenk mij , o Heer , dat ik althans trachte U te wederminnen door het gedul diglijk onderstaan van wat lijdens en ongelijks U ter eer . Koninklijk noemt Gij de lasten en kwel. lingen welke Gij voor mij geleden hebt ; en ik , ik zal het uit wederliefde tot U , als een yan U afda lend geschenk achten , indien mij eenig lijden te beurt valt. Beminde ik U , ô Heer , dan zou mij alle bitter zoet schijnen ; koude en armoede , hitte en verlatenheid , smarten en beproevingen , alles zou zich voor mij ten aangenaamste keeren . Maar ik beinin U niet , ô mijn God ! Ach ! door de yerdienste van uw heilig God -menschelijk bloed , schenk mij uwe zoete liefde. Schenk ze mij door ។ 83 uwe eindelooze goedheid , door uwe grenzelooze er barming , door uwe onverklaarb're liefde. Mogt en konde en wilde ik toch iets voor U lijden ! Konde ik lijden zonder klagen ; konde ik geduldig , konde ik uit liefde lijden ! 0 ! mogte ik dat bereiken : te willen lijden om U te behagen ! Ik bid en smeek U om uwe liefde, en maak het ernstig besluit van , 200 veel mogelijk , voor U te lijden . Dikwijls , ja altoos zal ik U betuigen : mijn God , uit liefde tot U verdraag ik dit.... of dat.... ; ik verdraag het , om mij aan U behagelijk te maken . frin Achtste Meditatie. Beweegreden van God te beminnen , omdat Hij ons zoo vele zonden heeft vergeven. Eerste Punt. , 2 Hoe vele en welke zonden heeft God yan mij verdragen en ontveinsd , daar toch die zonden zoo vele beleedigingen zijn zijner hooge majesteit en allerbeminnenswaardigste goedheid aangedaan ! God moet , in der daad , wel eene groote liefde jegens mij koesteren ; wijl Hij zoo vele verachtingen en versmadingen heeft geleden als ik zonden heb be dreven . Hij moet wel vol zijn , ja overvloeijen van liefde jegens mij , als Hij mij zoo vele bespottingen heeft kwijtgescholden , die ik mij , nietige worm , jegens Hem niet gescbaamd heb. God toch kent volmaaktelijk deze verongelijkingen , Hij zag ze dui 1 86 delijk ; want ik bedreef ze in zijne tegenwoordigheid en onder zijne goddelijke oogen . God gevoelt ook , en allerlevendigst , die Hem aangedane yerongelij kingen , en haat ze ten zeerste. Bovendien is het in zijn vermogen er zich elk oogenblik over te wreken ; want op een enkelen wenk zijner almogende regtvaardigheid , kan Hij den schuldige in het diepst der hel begraven. Maar Hij heeft met eene onver klaarbare toegeeflijkheid en lankmoedigheid al de beleedigingen Hem door mijne zonden aangedaan verdragen ; Hij heeft medelijden met mij gebad , Hij heeft zich over mij ontfermd en mij mijne zon den kwijtgescholden . Dezelfde God wikt en weegt de opmetelijke grootheid en zwaarte yan zoo vele schulden , Hij begrijpt volkomen de ondankbaarheid die er in is opgesloten , als bedreven zijnde tegen Hem , mijn opperste goed , mijnen grootsten Wel doener. Uit deze kennis ziet Hij in zich alle rede yan tegen mij zijne wrekende bliksems te slingeren , ten einde mij te doen beseffen , hoe on waardig ik gehandeld heb met tegen Hem te zon digen. En niettegenstaande dat alles , heeft God zijne regtmatigste verontwaardiging tegen mij ge breideld , en zijne verplettende hand terug gehouden van de aan mijne boosheid verschuldigde straffen . Wat koning is er ooit op aarde geweest , die gemak kelijk en allezins regtvaardiglijk zich over de tegen hem opgestane verraders kunnende wreken , hen niet getroffen heeft niet alleen , maar daarentegen alle gelegenheden gezocht, om hun wèl te doen ; ten einde hen derwijze onder zijne gehoorzaamheid 2 nen 1 87 . terug en tot bekentenis hunner schuld te brengen ? Zoo lang de wereld wereld is , weet men yan geen koning , die vijfmaal vergeven heeft aan die hem vijſmaal beschimpte en trouweloos zocht te verraden . Maar God , hoe veel ongetrouw heden heeft Hij van mij , gedurende mijn gansch leven , niet ongewro ken verdragen ! Elke mijner zware zonden was een gruwelijk verraad tegen zijne goddelijke Majesteit gepleegd. En nogtans hoe vele zulke zonden heeft Hij mij niet vergeven , in plaats van mij te ver delgen , zoo als ik verdiende verdelgd te worden , in plaats van mij te straffen naar de mate mijner vermetelheid ! In tegendeel: voor straf , gunstbe toon ; in stede van verdoemenis , zegen en allerlei genadegaven ! Nog meer : ziende , dat ik zelfs wars bleef van vergiffenis te vragen , riep mij God door zijne liefdevolle inspraken ; Hij dced mij mijne dwaling inzien en bewoog mij, om de genade van leedwezen en hierdoor de vergiffenis mijner schulden te verwerven . Hoe groot zou de lijdzaamheid van een Vorst niet wezen , die vergiffenis schonk aan een vijand , welke hem zijne tien kinderen of -- indien dit mogelijk ware tienmaal zijn eenge boren zoon zou gedood hebben ? Hoe veel grooter is dan Gods mededoogen , die mij niet tienmaal , maar misschien tien maal tien keeren , misschien honderde malen even yeel zonden heeft kwijt ge scholden , waarmede ik zijnen goddelijken eenge boren , van Hem oneindiglijk geliefden Zoon , op nieuw gekruist had ! Voorwaar , dit is beminnen ten koste van zick-zelf ; dit is wel , zick-zelven 88 vergeten , om anderen wel te doen ! Wat zal ik mijnen God wedergeven voor zulke liefde , voor 200 veel goedertierenheid ? 0 , overmaat van inschik kelijke liefde ! God vergenoegt zich hiermede: dat ge Hem awe wederliefde toonet , met Hem niet meer te beleedigen door de zonde. Dat zij verre , dat ik U , mijn barmhartige , in het vergeven der grofste ongeregtigheden zoo ge makkelijk meêwaardige God , dat ik U ooit meer door de zonde kwetse . O groote God , ô vergiffe nisschenker der menschelijke snoodheden , ik ver heug mij met U over uwe zoetlievende barmbar tigheid en ontferming. Zoo een erbarmende Vader was mij noodig, om voor mijne zonden niet verloren te gaan . 0 , ingewanden van goddelijk mededoogen , ô hart vol zoete liefde; hoe jubel ik van blijdschap , dat ik in U een zekeren toeverlaat in mijne ellenden gevonden heb ! Hoe menigmaal hebt Gij mijne misdaden ontveinsd , hoe dikwijls mij mijne fouten en zonden kwijtgescholden ! Gij alleen , ô liefde rijke Vader , Gij alleen kondt zoo veel geduld , zulke edelmoedige goedheid hebben . Ik stel dan ook mijn betrouwen op U , ô barmhartige, 0 goeder tiere ! Wend uwe goddelijke oogen van mijne mis drijven af; ze zijn meer dan duizend hellen schul dig . Maar sla daarentegen uwe lieve genadeblikken op mijne van verdiensten schamele ziel neder, en doe mij van levenswijze veranderen . Ik , ik ben alle kwaad ; maar Gij, gij zijt alle goed. Ik ben een broos en zwak schepsel tot alle kwaad geneigd ; maar Gij , ò Vader , Gij zijt de hersteller mijner 89 7 zwakheden en de geneesheer mijner zielekwalen . Ik hoop in U en reken op den bijstand uwer ge nade. Ik zou U zoo gaarne nooit meer vergram men , mijn goede God , 0 zoo gaarne ! Leen aw oor aan mijne smeekingen , aan de smeekingen van het maaksel awer handen , en verhoor mijne oot moedige bede. Geen zonden meer , Ô neen , geen zonden meer ! Door uwe grondelooze goedertieren heid schenk mij , dat het zoo zij ! Schenk mij , dat ik U als mijnen Vader gehoorzame , dat ik U als mijn Meester eerbiedige , dat ik U als mijne eenige en eeuwige liefde beminne. Dit neem ik mij voor , dit verlang , dit wil , hiertoe besluit ik . Gij zijt oneindig goed , Ô eeuwige goedheid ! Gij zijt de goedheid - zelve. Gij verdient dus alle liefde. 0 ! Ik bemin U van ganscher barte. Altoos , altoos zal ik U alleen , U boven al beminnen . Ik zal U op aarde lief hebben , en eeuwig zal ik U bemin pen in den hemel. Tweede Punt. Ik ga dezelfde Gods- goedheid in het vergeven mijner zonden overwegen , maar nu in betrekking tot de strenge regtvaardigbeid , waarmede Hij on verbiddelijk de Engelen strafte . Aan niet eenen van hen schonk Hij vergiffenis voor eene eerste , voor eene enkele overtreding. Welke overmaat van goedertierenheid in God i Aan den nietigen mensch zoo dikwerf en zoo gemak kelijk zijne zonden en pligtverzakingen kwijt te 2 90 9 2 schelden , terwijl Hij geene barmhartigheid had ge schonken aan den hoogen adeldom van zijn hemelsch hof , aan zoo vele verhevene en boven andere En gelen- koren uitstekende geesten ! Hoe ! den groote straffen , en den mindere , den laagste sparen ! Geen ééne fout te ontveinzen aan duizenden van Enge len , aan zoo velen als er om ééne zonde van uit den hemel in den eeuwig vlammenden afgrond gestort werden ; ze allen te veroordeelen , ze allen onherstelbaar , met eene laatste straf te straffen , en hoe te straffen ... ? ! En allen , van den kleinste tot den grootste , yan den minste tot den meeste ! Tegen alle die hemelsche sieraden het wraaklekkend zwaard te slingeren , zonder acht te slaan op de groote ontvolking der hemelen ! - En dan zoo veel , lijdzaamheid , zoo veel erbarming en medelijden met duizende gruwelijkheden van duizende , van millioenen nietelingen , van aardwormen , van zon daren... van mij ! – God moet mij dan wel ont zaggelijk lief hebben , om zoo vaardig en liefdevol te vergeven , ja te vergeten hetgeen ik tegen Hem misdaan heb. Eene groote liefde is het voorzeker , eene liefde die tegenover onverschilligheid bestand is . Maar , zoo menigvuldige , zulke groote onverschil ligheden niet alleen , maar minachtingen en verach tingen ! O alvermogende Heer ! Wie toch bond uwe wraakuitoefenende hand ? Wie wederhield uwe regt matige verontwaardiging ? Wie bedaarde uwe ge tergde regtvaardigheid , dat zij tegen mij niet los ging , om zich over mijne verachtingen te wreken ? ១ - 91 9 2 2 2 Gij , mijn God , Gij kunt , door het slechts te wil len , hemel en aarde verdelgen , het geheelal met wat er in is , de zon en hemellichten , het wijd en ruim gesternde gewelf des hemels , Engelen en Aartsengelen , Cherubijnen en Serafijnen , Gij kunt ze met een wenk uws wils tot niet maken. Door welke kracht , door welk vermogen zijt Gij dan weêrhouden geweest van mij , voor mijne gepleegde misdaden te straffen ? 0 ! het was uwe liefde , alleen uwe liefde tot mij ! Aan wien de schuld der zonden en de daardoor der goddelijke Majesteit toegebragte beleediging be kend zijn , dien schijnt het eene verbazende goed heid in God , dat Hij eene enkele zonde verdraagt. Zoo ééne zonde immers wilde God niet ontveinzen zelfs niet in Lucifer , den schoonste der geschapene geesten , den voortreffelijkste en meest begenadigde van al wat de goddelijke almagt verhevenst had voortgebragt. Doch , het minste zondevlekje in zijne Engelen niet hebbende willen dulden , heeft God in mij , worm van nietigheid , zoo vele (hier herinner ik mij, althans in 't algemeen , alle mijne zonden ) misslagen en fouten genadiglijk verdragen , ja uitgewischt ! In der daad : dit is wel een ontzaggelijk wonderwerk zijner weldadigheid , een zegepraal zijner bewonderenswaardige goedheid , een triomf van zijn alvermogen , eene Hem alleen eigene , eene uiterste liefde. Maar , wat nu staat mij te doen , na zulke uitstekende liefdeblijken ? - God lief te hebben naar de mate zijner goedertie renheid , Hem in het minst , in niets ooit meer te ។ 7 92 nen , beleedigen ; althans iets te verdragen voor een God , die zoo veel van mij geleden heeft ; inzonderheid het mij aangedane ongelijk te vergeven , mijn vijand niet te verwenschen , bem geen kwaad te berokke hem goed te doen in stede yan wraak te nemen . Immers , ik ben Gode meer verschuldigd , dan de hoogst verhevene Serafijnen. Hij toch is voor mij oneindiglijk barmhartiger geweest dan je gens hen . Dat zal dan ook gebeuren : ik wil en zal God meer- en- meer en immer meer lief hebben ; ik zal dat vooral toonen door het kwaad , van ande ren mij aangedaan , met goed te vergelden . 0 mij toegenegen God , ô God van goedertieren heid ! De liefde welke Gij mij toedraagt heeft U te mijner gunste tot alles den weg gebaand. Gij hebt voor mij gedaan hetgeen Gij den Engelen weigerdet ; Gij hebt mij verdragen ; Gij hebt mij 200 vele boosheden vergeven ; terwijl een enkele smet in hemelsche geesten geen genade heeft ge vonden in uwe oogen . O mogt ik U vereeren door en met eene gelijksoortige deugd ! Konde ik met lijdzaamheid verdragen , konde ik , op uw voorbeeld , uit er harte het ongelijk vergeven , waarvan ik soms het offer , maar dan toch altoos een schuldig offer ben . Het is mijner zwakheid moeijelijk , dat gevoel ik maar al te zeer ; doch uw voorbeeld noopt en dwingt mij tot zulke kleine edelmoedigheid . Gij toch hebt mij zoo veel vergeven ; Gij hebt zoo veel vergeten , als hadde ik U nooit in het minst be leedigd ! Ik erken en belijd , dat ik , om uwe liefde , verpligt ben alles te vergeven , omdat Gij mij alles 9 .9 2 9 93 > 2 vergeven hebt. Wat ware er van mij geworden , indien Gij U gewroken haddet ! Ik was een prooi van een onuitbluschbaar vuur , een slagtoffer van eeuwige wanhoop en rampzaligheid . Maar , o Heer , ik vergeef; ik vergeef geheel en volkomen , ernstig en wel gemeend , al wat mij door wien ook werd misdreven . Doch daartoe heb ik U noodig , Heer ; ik ben zwak en geneigd tot wederwraak. Uit mij. zelyen ben ik magteloos. om mijn voornemen uit te voeren en mijn woord gestand te doen . Ik smeek U dus om uwen goddelijken bijstand en hemelsche genade. Gij , barmhartige , Gij zult mijne bede hooren en verhooren ; want op U heb ik mijne hoop gesteld. Op U betrouw ik , U bemin ik , en om U bemin ik mijne vijanden . Ik zal ze niet haten noch wederhaten ; ik zal hun wel doen om U , om uwe onbegrijpelijke mijwaarts betoonde goedertie renheid , uit erkentelijkheid , om U een flaauw blijk van wederliefde te geven . (Hernieuw dikwijls deze voornemens.) Derde Punt. God stelt zich niet tevreden met den mensch zijn gemaakte zondeschuld te vergeven ; maar Hij schenkt hem nog met de vergiffenis der zonden dat kostelijke terug , waarvan hij zich door de zonde beroofd bad . Op het aanschouwen van ons berouw , gevoelt God niet alleen een groot jubel , maar ook hergeeft Hij ons zijne heiligmakende genade en zijne vriendschap ; Hij doet onze aanspraak op den 94 2 1 hemel terugkeeren ; Hij vereert ons , begunstigt ons , stelt ons op ééne lijn met de altoos getrouwe Engelen , versiert ons met de uitmuntendste genadegaven , en verwacht ons op nieuw in de eeuwige yreugdezalen , waar Hij ons zal doen troonen in heerlijkheid , waar Hij ons in zijne dan niet meerschend bare vriendschap zal bevestigen . Ofschoon God den mensch die Hem beleedigt in banden heeft , om hem , indien Hij het wilde , duizend dooden te doen sterven , berouwt het den mensch naauwelijks God vergrand te hebben , of deze vergeet als het ware , dat Hij in zijne oppereer gekrenkt was ; alleenlijk is Hij er op bedacht , hoe Hij den mensch zal verbeteren en met nieuwe nog grootere voorregten begenadigen. Onbegrijpelijk , gewis , is Gods liefde jegens elk onzer ; maar ook die liefde verstomt de Engelen zelven. Deze welen en kennen wat God is , wat Hij voor ons doet ; zij kennen de majesteit en oneindigheid zijns Wezens en brengen die in verband met hetgeen Hij is en doet ten onzen opzigte. Maar ik , hoe is het mogelijk dat ik er niet toc overga om zoo'n goeden God te beminnen naar de aanspraak die Hij op mijne wederliefde heeft! Wien toch zal ik mijn hart willen schenken , indien ik het niet aan God wijd , aan dien almogenden Heer , aan dien liefderijken , mij op den duur zoo teederlijk beminnenden God ? Hoe schijn ik aan niets anders te hebben gedacht dan aan Hem te belee digen , aan mij tegen Hem in opstand te stellen ! Maar nu zal ik mijne goede voornemens her nicuwen van God te beminnen , van veel voor Hem 99 te doen , van vooral wat mij moeijelijkst is uit liefde tot Hem te beoefenen : te vergeven aan die mij verongelijken , te beminnen die mij baten , te begunstigen die mij benadeelen , op te zoeken die mij vervolgen. En dat alles om God , Hem ter eere , om Gode welgevallig te zijn , om Hem een blijk te geven van mijne wederliefde. Ik bezwijm van schaamte , 0 mijn God , uitge lezen minnaar mijner ziel ; omdat ik niet beantwoord heb aan uwe overgroote liefde. Ach hoe vaardig en voorkomend zijt Gij geweest in mij mijne vele en herhaalde zonden te vergeven ! Hoe groot was uwe liefde toen Gij mij , met de kwijtschelding mijner schulden , tevens uwe milddadigste genade gaven terug schonkt , en al het zaligende weergaaft dat ik met uwe vriendschap had weggeworpen ! Gezegend zij uwe goedheid , waarmede Gij dengeen met weldaden hebt overladen , die uwe liefde had besmeurd met zoo vele zonden ! Mijne beschaming is des te grooter , omdat ik vermetel zondigde , op uwe ontferming rekenende in het midden mijner snoodheden . Ik weet niet , Heer , waarover mij meer verwonderen : over uwe eindelooze goeder tierenheid , of oyer mijne verregaande boosheid ; beiden zijn onverklaarbaar. Hoe menigmaal toch , Ô Heer, kwaamt Gij in mijue ziel , om haar met uwe gunsten te verrijken ; en hoe dikwerf heb ik U daar uit verdreven door er toegang in te ver leenen aan eenig aardsch door U verboden genoegen ! En dan , mij verloren ziende , en mij op nieuw tot U keerende , hervond ik U telkens als Vader , die 7 . 7 96 1mijnen opstand niet meer scheen te gedenken . Gij ontvingt mij wederom in genade ; Gij spraakt mij goeden raad in , bewoogt mij tot heilzame besluiten en , mij mijne trouweloosheden vergevende, hersteldet Gij mij in uwe onschatbare vriendsehap. En , na 200 veel goedheid , na zulke 200 dikwijls herhaalde liefdeblijken , staat het bij mij nog niet vast, geheel mijn hart aan U te geven ?! Ach neen , mijn teêrgeliefde Vader , duizendmaal neen ! Geef mij, dat ik U volmaaktelijk beminne. Geef mij vooral dat ik , om U welgevallig te zijn , het mij aangedane ongelijk vergeve , kwaad met goed en beleediging met liefdadigheid vergelde. Ik smeek U Heer , schenk mij hiertoe uwen vermogenden en onontbeerlijken bijstand. Dat ik mij , door U geholpen , toch hierin overwinne , en deze zegepraal stiere tot uwe verheerlijking. Amen ! 112 Negende Meditatie. P God mint ons, daarom verdient Hij onze liefde. Eerste Punt. Ik breng mij te binnen , en denk er ernstig op na , hoe God mij bemind en uit liefde , 200 vele jaren , met allerlei natuurlijke en bovennatuurlijke gunsten en voorregten begenadigd heeft; en dat wel zonder dat er in mij iets of yoor Hem eenig belang aanwezig was , dat Hem daartoe kon be wegen , veel minder nopen . Zijne liefde tot mij 97 - was dus alleredelst, want Hij beminde mij geheel vrijwillig , alleen om mij met weldaden – uit vloeisel zijner teedere liefde te overladen . In zijne geheel-onbaatzuchtige liefde alleen vond Hij beweegredenen van mij wèl te doen. Wij, wij beminnen die ons beminnenswaardig voorkomen . Maar God trof in mij niets beminnenswaardigs aan . God beschouwde mij in mijne nietigheid . Wel nu , hetgeen een niet en nietig is , kan onmogelijk be minnenswaardig schijnen of een anders liefde wekken . En nogtans , in dien mijn toestand neigde zich God tot mij , in dien toestand had Hij mij lief , Hij trok mij uit dat niet , schonk mij het leven , en versierde mij met natuurlijke gaven . Ter wereld komende zag God mij besmeurd door de erfsmet ; ik was een afschuw in zijne oogen , een voorwerp van vervloeking. Desniettegenstaande ging God voort met mij lief te hebben , waschte mijne ziel in een God -menschelijk bloed , reinigde mij van alle vlek , en begenadigde mij bovendien met zijne uitstekendste gaven en bovennatuurlijke voorreg ten . Oontzaggelijk en verbazend wonder eener vlammende Gods - liefde ! Nog meer : eer God mij goed wilde en bewees , zag en wist Hij , hoe ik zou leven in vergetelheid zijner weldaden , hoe ik op de alleronwaardigste wijze aan zijne liefdeblijken niet zou beantwoorden . En toch en ondanks zulke vooruitzigten , heeft zich Gods liefdezucht niet laten bekoelen noch verflaauwen . Het was Gode bekend, hoe ik schier onafgebroken zou leven ten prooi 2 7 98 van ijdelheden , van zondige grillen en hartstoglen ; hoe ik dezen mijne aandacht en genegenheden zoù wijden ten koste van zijne liefde. Zulke volle last van miskenningen en slechte bejegeningen tegen een zoo minnenden God , en die Hij voor en doorzag , mocst Hem dat niet zijne welwillend heid van mij doen kceren , om er andere zielen mee te begenadigen , die met meerdere trouw en onderwerping groote zaken tot zijne verheerlijking zouden uitwerken ? En toch verkoor Hij mij met daarlating van anderen , en hield Hij nooit op mij yol standig zijne liefste gunsten mede te deelen ; dat deed Hij door alle mijne ondankbaarheden heen , zonder maat en onophoudelijk. Voorwaar , zulke bloem van liefde is wel waardig dat ze door we derliefde van mijnen kant vergolden worde . Zoû het tegenovergestelde mogelijk wezen ? Zou ik mijn leven lang kunnen voortgaan in eene zoo tegenna tuurlijke ondankbaarheid ? Zoù ik niet eens voor altoos moeten besluiten , aan zulke onbegrensde liefde met geheel mijne – zoo 200 beperkte – wederliefde te be antwoorden ? Ach ! wat staat mij te doen ? God ool moedig te smeeken , dat Hij mij verlosse van alle gehechtheid aan het aardsche , dat Hij mij een vonkje zijner brandende liefde schenke. Ik zal mij daarom dikwijls met Hem bezig houden : door te bidden , door op de voorgestelde en nu begrepene waarheid na te denken , door Gode mijne ellenden , mijne behoef ten en noodwendigheden , mijn verlangen van Hem te beminnen vertrouwelijk bloot te leggen . Dat neem ik mij voor , dat is mijn vast en ernstig besluit . 2 2 99 0 mijn God , groote monarch van hemel en van aarde ! Hoe zoet en genoegelijk is het mij te weten , dat Gij mij lief hebt ! O zaligheid ! zoo teederlijk van God bemind te worden ! Dank, ò Heer , dank ! Ik verblijd er mij over , ô God ! Ik verheug mij over uwe eindelooze goedheid die ook mij omhelst. Gij omhelsdet mij reeds , toen ik er nog niet was , Gij omhelsdet mij zelfs toen en alhocwel ik zondaar was ; Gij omhelsdet mij ondankbare , mij afschu welijke in uwe oogen . Ovlammende liefde! 0 alles verteerende teedere liefde ! O goddelijke liefde ! Ik was immer een onwaardige , een hoogst schul dige , een veroordeelenswaardige. Dat beken ik , dat belijd ik voor U, God almagtig. Ik verklaar mij uwer weldaden alleronwaardigst . Des te meer zij uwe liefde gezegend en geprezen , ô mijn God ! Want Gij hebt U ontfermd over een waardeloos schepsel . Ongelukkig ik , die tot op dezen stond uwe liefde versmaad , de liefde tot het aardsche gezocht , betracht en aangekweekt heb. Zie Heer , zie genadelijk neêr op mijne groote ellende. Ik verloor mij bij en achter nietigheden , ik stelde het vleesch boven den geest , de zonde boven U ! Welke dwaasheid , welke verblindheid , welk onge luk ! Geef Heer , geef en schenk mij uit barmhar tigheid , dat ik mij los make van de schepselen , om mij met hart en ziel geheel aan U te geven . Doe , dat mijn verstand U beter kenne , mijn ge heugen steeds aan U denke , mijn wil in uwe liefde wegsmelte ; dat alle mijne vermogents door uwe liefde bestuurd en geregeld worden ! Gij alleen zijt toch 7 2 100 mijn God , mijn Al , mijne liefde. Mijn lieve Heer , ik bemin U ; maar , boven al , meer dan mij-zelven . ( Herhaal deze betuiging dikwijls , er langzaam op nadenkend.) Tweede Punt. Een andere omstandigheid , waaruit Gods onein dige liefde blijkt en zijn hartelijk verlangen van mij wèl te doen is , dat Hij mij zulke uitstekende bewijzen van goedheid schonk , zelfs in het midden mijner afwijkingen ; toen ik zijne H. Wet overtrad , om mij aan ijdele, niets-beduidende en zondige zaken over te geven , toen nog ging God voort , zijne genadeschenkingen en barmhartigheden over mij uit te storten . Hij gaf mij leven , gezondheid , achting , goederen .... Hij bevrijdde mij van onnoem bare onheilen en gevaren . Hij belettede de dui velen - uitvocrders zijner geregtigheid - mijne ziel naar den afgrond te slepen , dien ik om mijne misdaden verdiend had . Hij drung met zachte en tevens krachtige inspraken in mijn hart , mij met meer dan vaderlijke ingewanden bewegend , om boetvaardig tot Hem weder te keeren . En dat alles vit loutere liefde tot mij! Maar ik ... ik wederstiet zijn liefdevol aanzoeken ; en , in plaats van aan zoo veel goedheid te beantwoorden , wederstond ik aan zijne genade ; ja , zijne goedertierenheid strekte mij als ' t ware tot last ... en ik stapelde schulden op schulden , zonden op zonden ! En God bleef mij ondanks mij lief hebben , Hij ging voort met mij 101 2 dan nog - dan nog aan het hart te kloppen ; Hij liet niet af , mij door zijne goddelijke roepstem tot bekeering te wekken , mij te treffen met de schichten zijner liefde. Maar ô hardheid van gemoed ! bleef ik , van zonden als overgolfd , doof voor Gods lieve uitnoodiging; ik zeide Hem – althans door mijn bedrijven dat ik mij niet bekrennde om zijne vriendschap , dat ik zijn paradijs kon missen , en zijne hel niet vreesde . Doch God - ô liefde ! hernam : ik kan U , ô mijn kind , niet langer in dien ongelukkigen staat aanschouwen ; ik zal U , door mijne genade, uit uwen doodelijken slaap zoo danig wakker schudden dat ge u , om van mij ont slagen te zijn , zult overgeven ; ge zult de mijne zijn ; ge zult er ten laatste toe overgaan om mij te beminnen ; ge zult u den hemel waardig maken , en zoo zal ik eindelijk allen mijnen barmhartighe den deze kroon opzetten , dat ik u deelgenoot kan maken van cene onsterfelijke gelukzaligheid . Dit alles heeft God yoor mij gedaan , en waarom ? Omdat Hij mij lief had , omdat Hij behagen schiep in mij wel te doen . Gewis , het ware reeds eene uitstekende Gods barmhartigheid geweest , mij door den bliksem zijner versmade en te lang getergde regtvaardigheid niet te verpletten . Maar , door eene onbegrijpelijke , bij God alleen mogelijke goedertie renheid , heeft Hij niet opgehouden mij te bege nadigen in weerwil mijner halstarrigheid ; als hadde Hij zijnen regtinatigen , aan mijne zonden ver schuldigden haat veranderd in liefde en mededoogen . Zóó hebt Gij, Ò. God van erbarming , mijne peil 102 - looze boosheid door uwe eeuwig grenzelooze liefde overtroffen ! Met welken naam zoû men de goedheid eens konings bestempelen , die niet zou nalaten goed te doen aan een slaaf , door wien hij langen tijd met den grofsten hoop ware beleedigd geworden ? Oneindig goedertierener is de groote koning der koningen , is God te mijnen opzigte geweest. El lendig mensch dat ik ben ! Waar of wien schenk ik mijne liefde , indien ik ze Gode , mijnen harte vriend , mijnen onvergelijkelijken minnaar niet wijd ? Doch ik bemin alles behalve God ; God alleen heb ik ' niet lief , God die mij immer en alioos bemind heeft. Maar ik ga mij voor Hem verootmoedigen , en Hem om de uitmuntende gaaf zijner liefde smeeken ; opdat deze mij belette ondankbaar , en noodzake brandende te zijn van wederliefde. Goddelijke minnaar , Parel van liefde ! Ik be dank U. Ik verklaar mij ten hoogste aan U ver pligt . Voorzeker , indien uwe liefde niet goddelijk ware , Gij haddet mij zoo lang niet kunnen verdra gen ; Gij hadt mij zoo vele gunsten niet kunnen bewijzen , terwijl ik uwe heiligheid kwetste en voort ging met U te versmaden . U zij daarvoor eeuwige dank gebragt ! Het is helaas , maar al te waar , dat ik U uit mijne ziel verjoeg , om er den duivel in te halen , wanneer ik toestemde in mijne ongere gelde geneigdheden tot het kwaad . Doch , uit mijne schuldige ziel verjaagd , wist'uwe grondelooze liefde wederom en herhaalde malen er op nieuw bezit van te nemen . Gij radet mij in uwe ontferming, 2 > 103 ។ > 7 en wektet mij op tot bekeering . Gij vergat mijne vergetelheden , Gij achttet mijne verachtingen niet, Gij hersteldet mij in uwe vriendschap , omhelsdet mij met uwen God - vaderlijken liefdekus , en schonkt mij op nieuw uwe liefde. Het scheen , als of uwe barmhartigheden aangrociden met het menigvuldi ger en grooter worden mijner ongeregtigheden . Mijn God ! Ik verheug mij zoo veel ik weet en kan , dat Gij die opperste goedheid en liefde zijt , die Gij zijt. 0 , hadde ik U nooit beleedigd , hadde ik U altoos lief gehad ! – Ik verfoei en vervloek mijne voorledene boosheden . Ik wilde duizend doo den gestorven zijn liever dan U vergramd te hebben. Mijn God , Liefde mijner liefde , Ziel mijner ziele , mijas levens Leven ! U verkies ik boven gansch de wereld , U verkies ik boven mij-zelven . Ik wensch en verlang variglijk , dat Gij door allen boyen alles wordet verkoren , van alle menschen bemind , be mind naar uwe verdienste. Door de verdiensten van Jesus , 0 , geef mij uwe liefde. Ik wil U lief hebben , ik wil U vereeren en huldigen met heilige Missen en Communiën , door gebeden , meditatiën , liefde -akten , enz . Door het lijden en den dood van mijnen geliefden Jesus , schenk mij uwe liefde. Amen ! Derde Punt. Ik overweeg den stond waarop God begon mij te beminnen , het oogenblik wanneer God zijn cerste plán maakte van de weldaden , waarmede Hij mij 104 zou begenadigen , en die Hij op hun tijd heeft voortgebragt. God heeft mij vóór alle eeuwen lief gehad , vóór allen tijd , oneindiglijk vroeger dan toen ik bestond. Zijne liefde is eeuwig geweest , en zijn wil van mij wel te doen oneindig. Gods liefde had geen begin , en het oogenblik , waarop Hij begon mij ,te beminnen , is onnaspoorbaar , het is niet te yinden . God besteedde de gansche voor ledene eeuwigheid in mij lief te hebben ; Hij ging voort met mij te beminnen door eene eindelooze duurzaamheid . God heeft zich-zelven niet eerder bemind dan Hij mij beminde; Hij heeft zich -zelven geen goed gewild eerder dan Hij mij uitkoos , om mij deelgenoot te maken van zijne hoogste welda den . Gedurende al den tijd dat Hij zijn goddelijk Wezen beminde, nam Hij ook behagen in mijn geluk-wezen en in de uitgestrekte gunsten waar mede Hij mij verrijkt heeft en zal voortgaan te verrijken door alle toekomende eeuwen. lukkig ik , die zoo lang vóór mijne geboorte het voorwerp ben geweest van s'Heeren voorliefde , van God , die niet eerder God dan Hij mijn minnaar Hadde God slechts voor eenige oogenblikken aan mij gedacht , hadde Hij zijne genegenheid slechts ter loops op mij gevestigd , dan nog konde ik Hem zulke welwillendheid met eeuwige hulde en weder liefde niet betalen . Hadde God van af den troon zijner majesteit een enkelen blik van liefde op mij , afgrond van ellenden – pietigen nieteling - yat van zonden doen afdalen ; het ware een verba zend wonder geweest van eene Hem alleen eigene goe Wel ge 2 2 was . 105 2 > 2 9 dertierenheid . Maar God heeft mij niet voor eenige oogenblikken , niet op éénige wijze , maar met ge heel zijne liefde, gedurende eeuwige jaren , gedu rende ontelbare eeuwen en eeuwen lief gehad . De Eeuwige heeft mij eeuwiglijk bemind ! Alle zijne zoo uitstekende , zoo tallooze weldaden zijn uit vloeisels zijner eeuwige liefde jegens mij! Het is dan wel tijd dat ik begin , op mijne beurt God te beminnen en Hem mijne vurigste wederliefde toe te wijden . Overweeg dat ernstig , mijne ziel , en bedenk wat gij Gode verschuldigd zijt. Denk , of het niet allerdringendst noodzakelijk is , dat gij zon der ophouden alles doet waartoe gij bekwaam zijt , om Hem te behagen , die door alle eeuwen heen zijne genegenheid op u gevestigd hield , zonder ze ooit van a te verwijderen. Derhalve , bemin Hem 200 veel gij kunt . Bevlijtig u , alle uwe werken goede werken te doen zijn ; opdat zij tot Gods liefde kunnen gestierd worden . Betuig Hem , dat ge u door die werken Hem behagelijk wilt maken . 0 eeuwige God ! Ik aanbid U uit de diepte mijner nietigheid. Ik bedank U voor de eeuwige liefde waarmede Gij mij bemind hebt . O Heer , wie is gelukkig genoeg , om zich immer aan de eindelooze jaren te herinneren , dat Gij hem , eer hij er was , hebt lief gehad ? Gelukkig ik , indien ik vervuld ware met uwe liefde ; gelukkig , indien ik het verlangen hadde , yan niets buiten U te betrachten ! Maar het is zóó niet. Ik ben vol ijdele genegenheden , vol zondige grillen , vol smetten . Gij , o Heer almagtig en groot in erbarming , kuisch 1.o 1 > 2 2 106 en reinig mijn gemoed van alle ongeregelde ge hechtheid aan het aardsche. Ik verlang , smaak en genoegen te vinden in U te beminnen , in U te believen . Konde ik mijn lust vinden in , uit liefde tot U , alles te doen wat Gij geboden , maar ook alles wat Gij mij aangeraden beht ! 0 aller liefde allerwaardigste God ! Schenk mij door Jesus' ver diensten , dat ik U volhardend diene en lief hebbe tot aan den dood ; dan zal ik U eeuwiglijk bemin pen in den Hemel . Maar helaas ! Ik begin zoo laat , U lief te hebben ; daarom moet mijne liefde tot U des te vuriger zijn . Nu wil ik niet langer uitstellen . Ontvang dan , ô lieve Heer , ontvang de genegenheid mijns harten , en maak dat ze ge heel de uwe zij. Ik wijd U al wat ik ben , al wat ik heb , al wat in mij is : verstand , wil , ge heugen , gevoelen , vermogens , ligchaam en ziel . Ik bid U door de verdiensten van mijn' Heiland en Verlosser , door het van mijn Jesus gestorte bloed , vervul mij geheel met uwe heilige liefde. Maak mij voor U levend , en heilig mij door uwe hemelsche genadegaven . Dat deze mij immer en meer- en- meer ontvlammen van liefde jegens U , tot U mijnen cenwigen minnaar , dien ik voor altoos hoop lief te hebben in de eeuwigdurende woonste den . Amen ! ( Hernieuw uwe voornemens, hernieuw ze dik wijls , van u door herhaalde liefde- akten aan God behagelijk te maken , van Hem uit liefde te willen dienen .) 107 Tiende Meditatie. God verdient van ons bemind te worden , om de hoedanigheid der liefde welke Hij ons toedraagt. Eerste Punt. Gelijk God mij van eeuwigheid bemind heeft , zoo zal Hij mij ook in de toekomende eeuwigheid liefhebben , mits ik geene bindernis aan zijne liefde stelle door de zonde. Van zijnen kant heeft God besloten , dat ik Hem in zijn eeuwigdurend -koning rijk , waar Hij onveranderlijk heeft vastgesteld mij de eeuwige genieting zijner eigene gelukzaligheid te schenken , zal bezitten . 0 ! Hoe groot en rol komen zal mijne tevredenheid wezen in den hemel , wanneer ik met mijne gemoedsblikken in het god delijk hart zal doordringen en duidelijk kennen , dat God als God mij lief heeft , en nooit zal ophou den mij met eene onsterfelijke liefde altoos te be minnen . Daar zal ik de verbazende wonderen zijner teederheden , zijner voorledene, tegenwoordige en toekomstige liefde bespiegelen en napeinzen . Daar zal ik zien dat God altijd gelukkig , altoos zalig is ; maar ook , dat Hij mij altoos zal lief hebben , voor mij altoos goed en genadig zal zijn . God zal ipij , uit liefde, nooit eenig goed weigeren ; in te gendeel, Hij zal mij alle zijne goddelijke schoon heden ontsluijeren en daardoor – door derzelver klare aanschouwing mij de ziel vervullen met een eindeloos genot van bewondering , liefde en 108 blijdschap. God bespaarde zich , om mijne geluk zaligheid te worden , willende , dat die volle maat van genietingen , die zijne Goddelijkheid met on begrensden wellust vervulden , zich door alle eeuwen heen over mijn gemoed zouden uitspreiden , en het zelve zoodanig zouden verzadigen , dat het boven het bereik zij van alle gedachte , van alle verbeel dingkracht. Daar zal ik - zelf God zien , maar zien gelijk Hij is ; ik zal Hem zien gelijk Hij zich door zich- zelven ziet . Tusschen de glansrijkste lichtstra len , zullen zich al de goddelijke eigenschappen bloot en ontsluijerd aan mij voor doen, en mij het helderst inzigt geven in de peillooze diepten zijner volmaakt heden . ( afgrond , ô zee van wellusten , die mij het gemoed zullen overstroomen met dat onmetelijk , mel dat oneindig , met dat onverklaarbaar schoon ; en dat in eene volmaakte zekerheid en gerustheid , dat ik mij eeuwig en altoos zal verlustigen aan die bron van zaligheid... eeuwiglijk , gelijk God eeuwig is ! – Geen enkel goed werk hoe klein ook , dat ik voor Hem en in zijne genade zal verrigt hebben , of God hecht er eene eeuwige vergelding aan ; maar die vergelding , die prijs zal duizendmaal , zal on eindiglijk grooter , rijker en overvloediger wezen dan al wat ik deugdzaamst en voortreffelijkst zal hebben uitgevoerd. Waarom dan niet besloten , yan ganscher harte God te beminnen ? God , die mij gedurende eene gansche ceuwigheid wil lief hebben , God dien ik zelf in alle eeuwen en eeuwen zal moeten en wil len beminnen ! ' t Is immers ongetwijfeld waar , 109 dat ik in Gods liefde mijne onsterfelijke gelukzalig heid moet heryinden . Waarom dan ben ik zoo loom en laf in te arbeiden voor een ' Heer , die zoo milddadig is in het beloonen van elk goed werk , zelfs van het geringste , van het schijnlijk nie- ' tigste ? Ik zoù als moeten ontzielen , om Hem door nooit onderbrokene deugdewerken te behagen , daardien deze mij de eeuwige gelukzaligheid van bet hemelsch vaderland moeten vergrooten . Daartoe verlengt mij God het leven , daartoe overlaadt Hij mij met weldaden van allerlei aard ; opdat ik mij een hoogeren troon verwerve en een overvloedigeren oogst van onsterfelijke heerlijkheid . Ik maak dan het voornemen , God dikwerf om de genade te smeeken , van mij te zaligen door deze drangreden : van Hem eeuwig en hartelijk te kunnen beminnen en herbeminnen , van alle toekomende eeuwen te kunnen besteden in de liefde jegens een God , wiens oneindige liefde jegens mij nooit genoegzaam , door mijne welkdanige wederliefde ook , kan vergolden worden . Tot dat einde , en om mij cen des te grooter gewigt van eeuwige vergelding waardig te maken , zal ik mij toeleggen op het beoefenen der beste en meest mogelijke goede werken . 0 mijn God , mijn opperste heil ! Het is stout van mij , dat ik zoo vurig verlang , U voor altijd in den hemel te komen beminnen . Immers ik hen een zondaar , dus alleronwaardigst van mijne woon plaats te vestigen in den zaligen kring der Heiligen. Nogtans ik ben uw schepsel, ten hoogste aan U verpligt door zoo vele genadegaven en door uwe 2 110 dubbel eeuwige liefde jegens mij. Ik dank en herdank U voor uwe onbegrijpelijke en grenzelooze goedertierenheid . Ik wensch U lief te hebben zoo veel ik weet en kan . En , wijl ik zie hoe moeije lijk het mij is , U op deze wereld naar behooren lief te hebben , verlang en verzucht ik naar het oogenblik , dat ik U in uw hemelsch koningrijk zal mogen aanschouwen , waar ik zeker ben U met geheel mijne ziel te zullen beminnen. Ik verstout mij zelfs U te zeggen , dat ik tot een zeer hoogen graad van heerlijkheid wensch op te stijgen , ten einde U daar te bemipnen , gelijk Gij van de Se rafijnen bemind wordt . Want ik ben U meer ver schuldigd dan eenig ander schepsel. Gij moet eepinaal bet loon mijner nietige goede werken zijn . Dat loon zal des te glansrijker worden , naar mate mijne werken beter en veelvuldiger zullen geweest zijn . Uwe teedere liefde wacht mij in den hemel , om mij aan U gelijk te maken : onsterfelijk als Gij, eindeloos gelukzalig als Gij. Gij verlangt, dat ik rijk zij in goede werken , opdat uwe belooning des te overvloediger zij. Dáár vooral wilt Gij mij toonen , dat ik steeds het voorwerp uwer liefde was , en dat eeuwiglijk zijn zal . Ik verwacht dus en verlang vuriglijk U in den hemel te bezitten , en U daar voor altoos mijne liefde te wijden , zonder vrees van ooit of immer van U gescheiden te zullen worden . Daarom bemin ik uw paradijs meer dan alle andere genietingen ; want daar bemint men U volkomen en eeuwig . Ik ben dan ook bereid , liever duizend maal het leven te verliezen , dan mij in 2 2 111 het minst gevaar te stellen , yan het aanschouwen uwer goddelijke liefelijkheden te moeten missen . Dikwerf zal ik U om de genade smeeken van zoo te leven , dat ik mij den bemel verzekere ; want ik wil U – en dat verhoop ik vastelijk –- ik wil U eeuwig lief hebben . Ik zal alles doen wat mo gelijk is om , door het vermenigvuldigen van goede werken , mij eene grootere vergelding waardig te maken , ten einde U in den hemel yuriger te kun nen beminnen. Dat stel ik mij voor , dat wil ik , door uwen bijstand geholpen . Dezen verzoek ik U ootmoediglijk door de liefde welke Gij mij toedraagt , en door de oneindige verdiensten van mijnen lieven Jesus . 9 Tweede Punt. 2 Welkdaniy is de genegenheid waarmede mij God van eeuwigheid bemind heeft, en mij in de toe koinende eeuwigheid zonder ophouden zal bemin non ? God bemint en heeft mij bemind met eene oneindige liefde , ja met dezelfde liefde waar medc Hij zijn eigene Godheid eeuwiglijk beminnen zal . Alhoewel God in zijne onmetelijke volmaakt heden oneindige stof van liefde vindt ; heeft Hij echter , door eene overmaat van goedheid , verkozen ook mij te beminnen met dezelfde genegenheid , waarmede Hij zijn goddelijk Wezen lief heeft. 0 wonder ! God plaats zijne oneindige liefde buiten zich -zelf. En toch vindt Hij in en binnen zich zelven al wat beminnenswaardig is ; want in Hem 119 is alle goed . Hoe heeft God dan buiten zich - zelven kunnen gaan , om een zoo nietig iets te beminnen als ik ben ? - Dat is eene geheimenis zijner goed heid , een mirakel zijner liefde. Die goddelijke minnaar , die zich uitsluitend in den afgrond zijner grenzelooze volmaaktheden kon welbehagen , heeft zich verwaardigd zijne onbegrijpelijke liefdadigheid tot mij te keeren. Wel kan ik voor mijoen God doen al wat in mijn vermogen is : ik kan Hem uit geheel mijn hart en uit alle mijne krachten liefhebben , ik kan Hem dienen en gehoorzamen ; doch nooit kan ik Hem eene aan de zijne geëvenredigde liefde wedergeven ; Hij immers bemint mij , en heeft mij altoos bemind met eene liefde die goddelijk en oneindig is , terwijl mijne liefde zeer bepaald en onvolmaakt is ... de liefde van een mensch ! De genegenheid welke God mij toedraagt, en zijne begeerte van mij wèl te doen , ontvlugten alle ver beelding , dat gaat alle menschelijk begrip in het oneindige te boven . Zijne liefde tot mij is grooter dan de liefde , waarmede alle Heiligen en Geluk zaligen God beminnen ; want deze liefde hoe teeder en groot men ze zich voorstelle blijft altoos eene menschelijke liefde ; daar , in tegendeel , de liefde waarmede mij God mint goddelijk en oneindig is . Hoe dan zal ik beantwoorden aan die oneindige Gods -liefde ? - Voorzeker niet anders , dan door alle mijne genegenheden toe te wijden aan dengeen , die mij goddelijk en oneindiglijk lief heeft. Hoe groot zou bij gevolg mijne ondankbaarheid zijn , is en 113 ១ siden. lielo indien ik een gedeelte mijns harten aan eenig schepsel wilde overlaten ! Immers , al ware mijne liefde oneindig , dan nog ware ik ze verschuldigd aan dien oneindigen Minnaar. Ik moet en wil Hem dus met gansch mijzelyen lief hebben ; ik wil Hem immer meer beminnen , verlangende ge heel mij -zelven op te offeren in liefdebetuigingen en werken , dien teêrminnenden God waardig. Onderzoek hier , mijne ziel , of ge voor God niets meer kunt doen dan gij thans doet, of ge niet meerdere goede werken kunt beoefenen dan gij thans beoefent; of gij, b. v . niet meer kunt vasten , meer bidden , of ge geene strengere hoet vaardigheid kunt plegen , meer aalmoezen geven , enz . Of gij niet zachtmoediger kunt wezen en ootmoediger , ineer onderworpen aan Gods aanbid delijken wil , meer overgegeven in beproevingen , geduldiger in kwellingen en smarten ? .... Wel is waar , gij kunt niet veel ; maar verlang althans veel, zeer veel te doen ; doe wat ge kunt ... en doe het uit zuivere liefde tot God. O God ! hoe ontzaggelijk groot zijn uwe liefde bewijzen ! Gij hebt niemand noodig , hangt van niemand af ; en toch vernedert Gij de grootheid uwer liefdadigheid , met ze aan een onwaardig schep sel te wijden , gelijk ik ben ! In uwe eigene liefde bezit Gij een volmaakte en nooit gestoorde geluk zaligheid , die alle uwe verlangens bevredigt; en toch verwarmt Gij ook mij met uwen liefdebrand , verlicht Gij mij met uwe liefdestralen ! Uwe nooit 8 b! De zije: 2 Te per in het rooter elul - boe is en in mint, ndige door geen, Hoe 19 zijn 114 volprezene goedertierenheid verlaagt zich , om teêr bartig op mij neer te zien , om mij lief te hebben met dezelfde eindelooze genegenheid , waarmede Gij U- zelven bemint ! O Liefde , ô Heil ! Konde ik U ook en insgelijks oneindiglijk lief hebben ! – Doch schaamrood moet ik bekennen , dat ik U niet bemin . Konde ik , meer dan de Engelen , U zegenen ; konde ik , meer dan de Serafijnen , U verheerlijken ; konde ik U dienen , meer en beter dan eenig ander schepsel ! Gij , ô Heer , zie neder op mijoe ver langens , aanhoor mijne beden door Jesus' verdien sten en door uwe eindelooze welwillendheid jegens mij ; opdat ik U immer meer trachte te behagen , en mij -zelven meer en meer oefene in goede werken : in lijdzaamheid , in naastenliefde , in alle deugden . Ik maak het besluit , U altijd uit liefde te zullen gehoorzamen. Ik ga er mij ernstig en van harte op toeleggen , om al wat mij mogelijk is te yerdragen , en mijnen evenmensch , om U , wèl te doen . Doch vooral zal ik U zonder op houden om cene vurige liefde smeeken ; opdat ik U – ecuwige en grenzelooze liefde – meer be minne dan mij -zelven , meer dan mijn eigene ziel , met het levendig verlangen van U eens voor eeuwig lief te hebben in den hemel . Amen. Derde Punt. Overweeg , mijne ziel , wie het is die u bemint. 't Is geen vorst dezer aarde , geen Engel , geen Serafijn ; ' t is de almagtige God zelf , de Oneindige, 115 2 2 7 de Onmetelijke, de Eeuwige , de Opperheer , de onuitsprekelijke Majesteit. ' t Is dat Wezen , helwelk de grenzen van zon en sterren niet kunnen om vatten ; dat de aarde op hare zuilen kan doen schudden en ze van hare fonderingen kan doen tuimelen ; dat den onmeetbaren oceaan in zijne vuist klemt , en de wereld op zijne drie vin geren draagt ! Hij is die zich noemt den Heer der heirkrachten , den God der goden , den Koning der koningen , den Heer der heeren , den Magtige , die hemel en aarde uit niet te voorschijn bragt met zijnen wil alleen , zonder arbeid of inspanning , zonder vermoeijenis , zonder medehulp , alleen omdat Hij het wilde , omdat het Hem zoo beliefde. Dien hemel , die wereld , die aarde bewaart en onderhoudt Hij ; Hij dient ze tot onmisbare stcun en onder schraging ; zonder Hem werden zij wederom en oogenblikkelijk niet ; met enkel te willen , met ze zijne almogende hand te onttrekken , lossen zij zich in niet op : menschen en Engelen... alles ! Welnu , dat oneindig , dat groot Opperwezen , dat bemint mij ! Die God is mij genegen en genadig ! Die Hooge en Ontzaggelijke wil mij goed , het opperste goed ! Die Eindelooze bemint mij met dezelfde liefde waarmede Hij zich -zelven bemint! Wat kan er meer wonderbaar gedacht worden , wat kan men zich vreemder verbeelden ? Een God van oneindige waardigheid plaatst zijne liefde op zoo een nietig iemand , op zoo'n worm , op zoo'n ongelukkige als ik ben ! Wat toch ben ik? Naar het ligchaam : een vuilnis-mengsel , een wormenaas , een slijke > 116 rige aardkluit ; en weldra zal dat ligchaam stof zijn . Naar de ziel , ó ellende ! een zondaar door boosheid aangestoken , bevlekt en besmeurd met zonden en schulden een afschuweling van on deugden een voorwerp van duizend ellenden en zwakheden voor het goede krachteloos, vaardig tot het kwade hoovaardig , wellustig traag in Godsdienst herhaaldelijk Gods vijand , Gods eerbelager , Gods eerverrader - satans slaaf en dienaar .... En zulk ligchaam wordt van zulke Ma jesteit gespaard ! En zulke ziel wordt getroeteld , ja vlammend bemind van zulken God ! En bij zulke overweging smelt ik niet van liefde voor zulke Liefde !! Mijne ziel , moedigen wij ons aan en verkloeken wij ons , om ernstiglijk en voor goed God te beminnen die alleen , waar het zijne liefde tot ons geldt , overdreven is . Wil u niet met weinig vergenoegen ; want , om aan zoo veel liefde te beantwoorden , zal ook het vele allernietigst zijn . Betracht inzonderheid datgeen , wat een zoo grooten God- en - minnaar het aangepaamst is. Tracht in alles uw willen te doen overeenstemmen met zijne altoos regtmatige verlangens. Wees overigens ver zekerd , dat die groote u niet behoevende Heer u altijd en teederlijk lief heeft ; dat alles , wat u zal overkomen , door Hem gewild wordt tot uw wel zijn , omdat Hij ziet , dat het tot uw volmaakt heil dienstig en voordeelig is . Derhalve bevlijtig u om alles : voor- en tegenspoed , gemak en on gemak , troost en beproeving , lief en leed , om alles van zijne lieve vaderhand met liefde aan te 117 3 nemen . Tracht alles , wat Hij in zijne alwijze teederheid over u zal beschikken , met gelatenheid , ja met gevoelens van wederliefde te aanvaarden , Hem dikwerf betuigend : Mijn God ! ww wil ge schiede , gelijk in den hemel , zoo ook op aarde. O groote Minnaar mijner ziel, die oneindig en allerverhevenst God zijnde , mij ellendeling met eene goddelijke liefdadigheid bemint; ach , geef mij barm hartiglijk , dat ik U in waarheid hartelijk lief hebbe. Geef, dat ik mijn genoegen vinde in aan uwe goddelijke wet te gehoorzamen , en in heilige werken te verrigten U ter eer . Verleen mij de genade van in alles en altijd uwen heiligen en aanbiddelijken wil te betrachten . Gij toch zijt mijne liefde , mijn beil ; Gij bemint mij om mij , om mijn geluk ; Gij , bemint mij zoodanig , zoo bui tengemeen , zoo oneindiglijk , dat uwe liefde mij wel altoos eene diepe geheimenis blijven zal . Ik bemin , ò ja , dien uwen goddelijken wil , dat uw liefdevol welbehagen . Ik wil wat Gij wilt , en wil niets dat Gij niet wilt . Ik wil , dat in mij plaats grijpe, hetgeen U welgevallig is , ' t zij voor- of tegenspoed , ' t zij met of tegen mijn genoegen . Vervul dan in mij , ô God , hetgeen uw heilige wil wegens mij zal goed achten , hoe lastig en moeijelijk ook het mij moge vallen . Indien gij het en niet anders wilt , Gij wilt het voor mijn geluk , omdat Gij mij lief hebt , omdat Gij weet dat het mijn welzijn bevordert . Ik neem dan ook bereidwillig aan al wat mij van U zal geworden ; om zóó aan U te believen , om mij daardoor aan 200 2 > 118 U behagelijk te maken . Doch altijd en bovenal zal ik tot U roepen : geef Heer , geef mij uwe liefde. Daarom om die liefde bid en smeek ik U door uwe grenzelooze goedertierenheid , door uwe nooit volprezene liefdadigheid. Ik draag U op de allervolmaaktste en volkomenste liefde mijns grooten Redders en Zaligmakers Christus Jesus. Door diens verdiensten vraag ik U eene teedere liefde , waarmede ik beminne wat Gij bemint, en mij altijd en in alles schikke paar uw goddelijk welbehagen . Ik bemin U , ô mijn beste minnaar en Vader ! Ik bemin uwen goddelijken wil , be ginsel en oorzaak van alle goed . Gij , gij vondt in mij niets dan boosheid , zonde en ellende ; en toch bemindet Gij mij ; en toch liet Gij niet af mij lief te hebben ; en toch wildet Gij van mij bemind worden ! In U , in uwen aanbiddelijken wil hervind ik alle goed. Daarom bemin ik U , daarom zal ik U altoos liefhebben ; daarom wil ik wat Gij wilt ; daarom zal ik niets verlangen dan hetgeen Gij verlangen zult. (Hernieuwmenigwerf hetvoornemen van dikwijls tot God te zullen verzuchten : Uw wil geschiede gelijk in den hemel , zoo ook op aarde ! ) > ܪܐ 119 Elfde Meditatie. God verdient van ons bemind te worden , omdat Hij onze Vader is. Eerste Punt. 9 2 Gods oneindige liefde jegens mij is blijkbaar , doordien Hij mijn Vader heeft willen zijn , en Hij mij tot zijn kind heeft willen aannemen , in weêr wil yan mijne slechtheid en van mijn bederf. Reeds als Vader schonk Hij mij het leven , mij uit niet trekkend . Dat leven bewaart en onderhoudt Hij mij door zijn goddelijk alvermogen , ja geeft het mij elk oogenblik met zicl en ligchaam , met al wat ik heb en ben . Die goede Vader heeft mij bij voorkeur , boven zoo vele andere betere schep selen dan ik ben , tot zijn kind aangenomen . Tot mijn reizend vertoeven in dit tijdelijk leven schiep en versierde God deze groote wereld ; want van dat oogenblik af dacht Hij aan mij en bestemde ze mij tot herberging . Tot dat zelfde einde maakte Hij die wereld zoo schoon , luisterde haar op met schitterende sterren , met die overschoone zon en maan , met planten en vruchten , met allerlei slag van dieren , met al dat liefelijk -streelende dat kon dienen tot bevrediging mijner behoeften , ja tot mijne verkwikking en uitspanning. In al die we reld -schepselen bervindt zich God , en wel tot mijne hulp , tot mijn gerijf en voordeel. Hij belast zich met de zorg van ze in goeden staat te houden , 2 120 2 schenkt hun leven en bedrijvigheid , noopt hen tot mijne dienst ; en dat alles en allezins met een vol hart van vaderlijke toegenegenheid . Nogtans , dit heelal met al wat het behelst , is het paleis van mijn 'bestendig verblijf niet ; ' t is slechts eene voor eenige weinige jaren mij geleende woning. Want tot duurzaam verblijf mijner eeuwigheid heeft die minnende Vader' mij zijn eigen paleis bestemd daar boven , boven de nu zigtbare hemelen . O0 teederheid van liefde jegens mij! Reeds zoo lang vóór mijne geboorte twee groote - de zigtbare en onzigtbare werelden voor te bereiden en in stand te houden , beiden bestemd voor mijn tijdelijk en ecuwig heil ! – Indien God mij voor ' t oogenblik al die tijdelijke goederen niet doet genieten naar welke ik blind yerlang , ' t is omdat Hij onfeil baar wijs – voorziet , dat ik die goederen zou misbruiken tot zijne oneer en ten schade mijner ziel . Ware dát niet , zijne goedheid en teedere liefde schonken ze mij allen . Immers Hij is altoos geneigd , allerlei gunsten en genietingen over mij uit te storten , naar de mate zijne liefde jegens mij ; en deze liefde is grenzeloos , onbeperkt , oneindig. Daarom wacht Hij mij in den hemel , waar Hij mij veilig met alle soort van rijkdommen , eer waardigheden en genoegens zal overladen , zonder dat ze mij schaden kunnen . Daar toch zal ik zijne genadegayen niet meer kunnen misbruiken ; ik zal niets meer kunnen misbruiken , want ik zal niet meer kunnen zondigen . Voor alsnog is mijne kwaadaardigheid , die mij zoo gemakkelijk het tij - 2 121 delijke doet misbruiken tot verderf van het eeuwige , een beletsel; zij verhindert de goddelijke mildda digheid , mij in ruimere mate met aardsche voor deelen te begiftigen , welke mijne ziel zouden be nadeelen . Daar , in den hemel , verbeidt mij Gods volle goedheid ; daar zal Hij mij behandelen als een oneindiglijk milddadige en vermogende Vader ; daar zal Hij mij als doen zwemmen in rijkdommer en genietingen ; daar zal Hij zijner hartstogtelijke liefdadigheid jegens mij ongebreideld de teugels vieren ; daar zal ik , zijn kind , als overstelpt wor den met al de schatten zijner over mij uitgestorte heerlijkheid. 0 mijn goede Vader , ô hoogst goedertieren en in milddadigheden eindeloos rijke God ! Hoe zoet en hartverrukkend zullen mijne genietingen zijn , als de nevelen van dit duister leven opgeklaard en de sluijer mijns ligchaams zullen zijn weggeschoven , als Gij -— God - mijne gelukzaligheid zult worden ! Dan zal ik U in de volle klaarheid van een hemelsch licht aanschouwen , en dat aanschouwen zal mijner ziele eene verhevene gelijkenis met U , 0 Vader , schenken . – O stroom van wellust en verzadigende geneugten ! O heerlijkheid , wanneer de eigen oogen mijns geestes mij zullen overtuigen , dat Gij mij bemint, dat Gij mij altijd en in eeuwigheid zult lief hebben , gelijk , ja oneindig meer dan ooit eenig vader zijn eenig kind heeft lief gehad ; dat Gij mij in dien gelukstaat zult behouden , ver van alle kwaad , ver van alle kwelling of beproeving , ver vuld met onschatbare genoegens ,9 eerwaardigheden 122 en - hemrische eenige grootheid . Waar is de Vader , die zoo veel doet of ooit zoo veel zal doen voor het heil zijner kinderen ? Bij U , ô Vader, kan geen andere vader vergeleken worden . Gij alleen zijt mijn ware Vader ; Gij alleen kunt en wilt mij waarlijk en volkomen gelukkig maken. Ik wil U dan ook als mijn Vader ecrbiedigen en gehoorzamen ; ik wil mij aan U als aan den besten en dierbaarsten der vaderen onderwerpen , mij in alles (zey waarin ) schikken naar uw vaderlijk wel behagen. Ik verlang , ô Vader , naar den hemel ; want ik verlang naar U ; bij U zal ik veilig , bij U zal ik onzondig , bij U alleen zal ik volmaakte lijk gelukkig wezen . Maar wanneer , Ở Vader , wanneer zal ik voor uw goedertieren aangezigt verschijnen ! 0 , ontsteek immermeer in mij eene vlammende begeerte naar mijn hemelsch vader land ; ontsteek in mij een brandenden dorst naar die eeuwige genietingen . Hoe toch zou ik niet haken naar het bezit dier hemelsche erfenis , welke Gij, ó Vader , voor mij uw kind hebt gereed ge inaakt ! In dat zoet verwachten wil ik U intusschen behagen en dienen ; dat wil ik uit liefde tot U , alleen uit liefde, uit kinderlijke liefde. Help mij , Ô Vader , sta mij als een goede Vader bij, want aw kind is zwak. Dat vraag ik U nederig , ool moedig en van ganscher harte ; daar om smeek ik U uit al de krachten mijner ziel . Ik aanvaard van uwe vaderlijke liefdehand al wat U believen zal mij over te zenden , voor of tegen , goed of kwaad . Doch wat zeg ik ? Wat kan er mij kwaads van U 2 193 geworden ! Ik verheug mij nu reeds , en voel mij getroost door het vooruitzigt op de eeuwige goe deren , welke Gij mij in den hemel zult schenken ; ik hoop en verwacht ze van uwe grenzelooze , va derlijke goedertierenheid. Tweede Punt. - De toekomende gelukzaligheid is : die mij be stemde erfenis, welke mijn goede Vader mij niet alleen met zijn Gods woord heeft toegezegd , maar welke Hij ook wil , dat ik verhope en verwachte als eene mij toebehoorende zaak. Wat meer is : ten einde ze mij op meer dan eene wijze te ver panden , was ik naauwelijks geboren of God begeerig om mij aldra tot den zijne te hebben voegde bij de kinderschap van natuurwege , een andere nog meer te bewonderen kinderschap van genade. Immers , uit loutere goedheid schonk Hij mij het H. Doopsel, en in dat Doopsel nam Hij mij, op eene wondere wijze , tot zijn kind aan . Uit kracht van deze geheimzinnige aanneming , be giftigde Hij mij met verheven , bovennatuurlijke voorregten , en deze doen mij zijn zeer geliefd kind zijn , dat Hij in zijne goedertierenheid deel: genoot maakt van zijne goddelijke natuur ; zoodat ik met meer regt en reden aanspraak maak op zijn hemelsch koningrijk , dan eenig natuurlijk kind ter wereld op de erfenis van zijn vader. Doch o ! die genadegaven , dat regt , die aanspraak op den hemel heb ik verloren , 200 menigmaal ik grovelijk zon 124 9 2 digde. Maar dan wederom en despiettegenstaande, hoe zeer door mij ondankbare gekwetst en belee . digd , heeft mij God , door een wonder zijner er barmende liefde , in dat verloren regt hersteld telken male , als ik door eene ware boetvaardigheid tot Hem terugkeerde. God scheen er als behoefte aan te hebben , dat ik niet zou ophouden dubbel zijn kind te zijn , en eveneens wilde Hij mijn Vader wezen , ja Vader in den hemel , waar Hij mij zou verrijken met ouwaardeerbare onsterfelijk heid en opeengestapelde eeuwige goederen en ge neuglen. Daar wil Hij mij in heerlijkheid aan zich gelijk maken , veilig en zeker , nooit van Hem ge scheiden te zullen worden , Hem altijd als Vader en gelukzaligheid te zullen bezitten . Maar gij , mijne ziel , hoe bemint gij dien goeden Vader ? Hoe eert en vereert gij Hem ? Door te zon digen hebt gij zoo dikwerf verzaakt aan uw god. delijk kindschap , om u des duivels slaaf te maken. O dwaasheid ! waartoe is de mensch bekwaam ! Een zoon van God maakt zich slaaf van satan ! God doet zoo veel, om in ons de waardigheid van zijne kinderen te bevestigen , om ons geëerd , groot en gelukkig te doen zijn in zijn hemelsch Paradijs ; en wij ... wij achten dat niet , wij versmaden dat , althans feitelijk ; wij verliezen dat voor eene beu zeling , voor eene nietigheid ! Wij geven ous , mis schien onbedacht , maar toch vrijwillig aan het gevaar over , van dat onschatbare voor eeuwig kwijt te zijn ! En toch , wat is er meer natuurlijk dan zijn vader lief te hebben ? Maar dan een Vader 2 125 9 zoo liefderijk , zoo bezorgd voor ons heil , zoo af gerigt op onze eeuwige gelukzaligheid ! En zoo'n Vader bemint men niet ! Zoo een Vader wordt niet gehoorzaamd ! O dwaasheid ! O ramp! O god deloosheid ! Onze Vader die in de hemelen zijt , Gij zijt waardig van alle uwe kinderen gekend , geacht, gehoorzaamd en bemind te worden. Dat wensch en verlang ik van ganscher barte ; want dat ver dient Gij. Ik wensch en verlang , dat Gij in onze harten heerscht , en dat uw vaderlijke wil door ons volbragt worde gelijk Hij in den hemel wordt uit gevoerd. Ik bid U , geef mij dagelijks krachtige genaden , opdat ik leve als een U in alles gehoor zamend , U eerbiedigend , U liefhebbend kind. - Berouwyol en tol mijne beschaming belijd en beken ik , dat ik een onwaardig , weêrspannig en verra derlijk kind geweest ben . Maar ik verfoei en ver afschuw mijne zonden , omdat ze U , mijn Vader , hebben beleedigd. Duizend en duizend maal be dank ik U , dat Gij mij geschapen en voor uw kind hebt aangenomen . Gij voorkwaamt mijne wenschen . Gij zijt mijn Vader , en mijn grootst geluk is tot U te roepen : mijn Vader die in de hemelen zijt. Ik bemin U als mijn goddelijken , eeuwigen Vader , en smeek U door uwe hoogste goedheid : ô Vader , geef mij uwe liefde; geef dat ik als een welgeäard en regtschapen kind beant woordde aan uwe uitgelezene vaderliefde. Geef , dat ik U uit liefde diene en gehoorzame. Ik ver lang en haak naar het Paradijs , dat Gij inij met ១ 2 126 Verlos mij , uw onfeilbaar woord beloofd en verpand hebt . Ik verlang dáár bij U te zijn ; om U te kunnen dan ken , om U te kunnen zegenen en mijn eeuwig kinderschap te kunnen verzekeren . ô genaderijke Vader , verlos en bevrijd mij van het eenige dat kwaad is , van de zonde. Verwijder van mij , of althans sterk mij tegen de verzoekin gen en aanlokkingen tot zonde. Bind en hecht mij aan uwe heilige dienst met stalen kelenen ; want , ofschoon uw kind , verlang ik ook uw die uw slaaf te zijn. Opdat ik U nimmer meer beleedige , nooit meer vergramme... nooit meer , Ô Vader , nooit meer! Ainen . naar , Derde Punt. God verdient bemind te worden , omdat Hij onze broeder is. 9 God is mijn broeder , en dat is Hij, omdat Hij het gewild heeft. Die groote , alvermogende Heer heeft mijn broeder willen zijn , liever dan de broeder te willen wezen van de Cherubijnen en Serafijnen , Hij koos mijne ellendige en veroordeelde natuur , om er zich mede te verwantschappen , door zich mensch te maken ; terwijl Hij zulke naauwe be trekking met andere , betere en meer verhevene schepselen weigerde. Als broeder bemint Hij mij met eene verwonderlijke, hoogst belanglooze liefde. Eenige Zoon van het rijk Gods zijns Vaders, heeft Hij mij tot broeder en mede-erfgenaam van dat Rijk willen hebben , mij door zijne verdiensten 127 2 > waardig makend om deelgenoot te zijn van zijne onsterfelijke heerlijkheid. Toen ik door de zonde in de vijandschap was gevallen van den Opperkoning zijnen Vader - heeft Jesus , ziju oudste en eerst geboren Zoon , mij in zijns Vaders vriendschap hersteld , en mij , door zijn leven en dood het regt herwonnen tot- en de aanspraak op die hemelsche erfenis. Niets is Hem aangenamer , dan dat zijn en onze goede Vader ons verrijke met gunsten en genadeschenkingen ; opdat wij waardig mogen ver schijnen voor het aangezigt van dien almagtigen Hemelheer. Om dat te bereiken , deelt ons Jesus zijne eigene verdiensten mede , ons bekleedend met de kostelijke versierselen van genaden , die Hij ons door zijne gebeden en lijdenspijnen verworven heeft. Ofschoon wij te nietig waren om zijne slaven te zijn , zijn wij zijne broeders geworden . Bekend met de afzigtelijkheid onzer misdaden en zonden , moest Hij tegen ons zijne wrekende bliksems slin-. geren , Hij moest de duivelen los laten , om ons in duizend flarden te scheuren . Maar neen : Hij had liever om ons heil, ter genezing onzer schuldigheid dat zijn eigen God -menschelijk ligchaam gefolterd en ontvleeschd werd . Hij had liever zich-zelf prijs te geven , ten einde ons door zijne lijdenssmarten in de verloren broederschap en in deelachtigheid aan zijne eeuwige glorie te her stellen . Hij wist , hoe moeijelijk het ons was , langs den steilen weg ten hemel op te klimmen . Daarom werd Hij mensch , ons in zijn zigtbaar vleesch de paden aanwijzend , langs welke de weg 7 198 1 voert tot dat Rijk yan eeuwige gelukzaligheid . Mensch geworden , doorkruiste Hij dien weg van kruizen , in smarten levend zonder tusschenpoozen . Zoo werd ik door zijn voorbeeld aangemoedigd en voorgelicht, om dien weg , hoe moeijelijk ook , vaardig te bewandelen . Gedurende zijn sterfelijk leven lettede Hij nooit op hetgeen Hem gemakkelijk , maar alleen op hetgeen mij nuttiger en voordee liger was. Hij zag over zijn lijden heen , en had alleen het oog gevestigd op hetgeen er uit zijn voorbeeld voor mij nuttigst en zaligst kon voort vloeijen . Mij in den hemel tot broeder te hebben was het mikpunt zijner handelingen ; dat was het eenige doelzijns strevens , daarnaar haakte zijn God -menschelijk broederbart ! Ach , ik ben niet waardig een hart in mij te dragen , indien ik het niet ganschelijk besteed in dien Goddelijken Broeder , dien hartstogtelijken Min naar mijos geluks lief te hebben . O mijne schande en beschaming ! Ik heb , in het voorledene, willen zondigen en wist , dat ik door te zondigen de Goddelijke broederschap verloor , en daarvoor des duivels slavernij in de plaats vond. O God , onmeetbare en eeuwige Liefde ! Welke waardigheid , dat ik U tot broeder heb , Gij die de natuurlijke en wezenlijke zoon van God zijt ! Gij zijt de Eengeborenen van der koningen Koning, de Heer der heerschappen. Ik neem deel aan uwe vreugde, dat Gij de eindelooze Wijsheid , het al vermogend Woord , de glans en luister der onster lijke Heerlijkheid zijt. Ik verheug mij over de 2 129 ។ - grenzelooze liefde , zoetigheid en wellust , waarinede Gij uwe rust vindt in den liefdeschoot uws Vaders . Ik verblijd mij over dat alles en juich er om , omdat het uw heil , uwe bezilting , uw eigendom is. Ik bedank U van harte en zegen U voor de onbegrensde liefdadigheid , die U voor mij – uw slaaf uit den hemel deed nederdalen , om de gedaante mijns broeders aan te nemen. Ik bedank U voor den brandenden ijver , waarmede Gij mijn eeuwig welzijn zoekt te bevorderen. Daarvoor toch hebt Gij U zóó vernederd , daaryoor hebt Gij zoo véél geleden in alle slag van lijden , daarvoor hebt Gij den smartelijksten dood willen sterven . Ach ! Hoe veel ben ik U yerschuldigd ! O mijne lieve Goddelijke broeder ! Waarom toch hebt Gij zoo veel voor mij gedaan ? Waarom hebt Gij mij van satans slaaf verheven tot de waardigheid van een Godskind , tot een erfgenaam des hemels , tot uwen broeder ? Door de verdiensten van 200 vele door U onderstane smarten , smeek ik U : verlicht mij , opdat ik de grootheid mijner waardigheid wél kenne en inzie. Verleen mij velen , krachtigen en duur zamen bijstand , opdat ik niet meer zondige .... opdat ik den kostbaren schat uwer Goddelijke broe derschap nooit meer verlieze . Schenk mij, dat ik , met een geest van Godskind bezield , onzen eeuwigen Vader getrouwelijk gehoorzame, liefderijk diene en door vele heilige werken behage. Tol- en opdat ik gevoerd worde naar het hemelsch Sion , naar dat Jubel van ceuwige genietingen , hetwelk Gij 7 9 150 mij door en langs den bloedigen weg van zoo veel lijden hebt verworven . Ik bemin U , ô mijn God en Heer ! Ik bemin U , en wil U altijd trachten te behagen . (Bepaal het een en ander , wat ge tot Gods eer zult verrigten .) meeseguro Twaalfde Meditatie. God verdient van ons bemind te worden , omdat Hij de Bruidegom is onzer zielen . Eerste Punt. Er God heeft zich tot bruidegom mijner ziel gemaakt ; Hij heeft mijne ziel tot zijne bruid verkoren . is op deze wereld geen naauwere vereeniging denk baar dan die van eene ziel , welke met God in vriendschap leeft. O adeldom , die mijner ziel te beurt valt , van gelijktijdig Gods dochter , maar ook de bruid te zijn , niet van een' aardschen keizer , maar van God , Oppermonarch van het heelal , Schepper aller dingen ! Uit den staat eener nic tigste , allerbehoeftigste en door de zonde alleraſ zigtelijkste , ziet mijne ziel zich door dat bovenna tuurlijk huwelijk verheven tot eene opperste grootheid , versierd met eene volmaakte schoonheid , met eene uitgelczene liefde van God bemind , en eindelijk in den hemel verwacht , waar zij als vorstin des Paradijses tusschen de koren der zalige Geesten moet gekroond worden . Welk een wonder ware het reeds , indien die almagtige Opperheer zich ge 9 131 + was , - waardigde op mij neer te zien , indien Hij mij éénige genegenheid toedroeg ! Maar Hij, die groote God , zich voor mijn minnaar en Bruidegom ver klaren !! Mijne ziel heeft niet het eerst hare liefde aan God betuigd , noch zich aan Hem als bruid toegewijd . Die groote Koning had mij het eerst lief , ja voor dat ik eer ik in staat was Hem te kunnen beminnen . Hij was het die mijne ziel verkoor , Hij verhief haar – in de zuiverende en beilige wateren des Doops tot die groote en geheimzinnige bruilofsviering. Nooit heeft Hij iets nagelaten , maar altijd is Hij er op uit geweest , om zich van mijn hart te vermeesteren en liefko zend mijne liefde te winnen . En toch is Hij die ontzaggelijk - groote God , wien het heelal aanbidt, voor wien Hemel en aarde , Engelen en duivelen neerbuigen . Om mij des te zekerder aan zich en aan zijne liefde te bechlen verklaart Hij , dat Hij van zijnen kant de gegeven trouw nooit zal breken . Hij verzekert mij , dat Hij alle genoegen smaakt in zich met mijne ziel te onderhouden , in ze lief te hebben , in ze te sieren en te verrijken met zijne meest uitgelezene gaven ; opdat het Hem gegeven zij, haar eenmaal op eene uitstekende hoogle in den hemel te doen troonen . 0 , hoe vele titels om God lief te hebben ! Hij God .... onze hemelsche bruidegom ! Welke beweegreden van dikwijls aan Hem te denken ! Welke drangreden van te betrachten hetgeen Hem behagelijk en welgevallig is ! – Heb ik dat gedaan ? Heb ik dat betracht ?? Or , heb ik mijn hart van 2 132 2 Hem afgewend , om het te keeren tot nietelingen van schepselen ? de liefde diens goddelijken Brui. degoms mipachtend , om mij over te geven aan ijdelbeden , om te verzuchten naar schijngoederen , naar zondige genietingen , naar zielmoordende wel lusten ! 0 mijn hemelsche en goddelijke Bruidegom ! Mijn lieye Jesus ! Mijne dierbare Liefde ! Ik bemin U inet geheel mijn hart en smeek U om eene brandende, getrouwe en onschendbare liefde , om eene liefde die buiten U niets anders wete te be minnen . Ik verzucht naar U en hoop in den hemel uwe onvergelijkelijke schoonheden te zullen aan schouwen , waar ik mij door een eeuwigen en onverbrekelijken liefdeband met U moge vereenigen , O ! dacht ik altuos aan U...-om U lief te hebben ! Konde ik door onafgebroken liefde- akten tot U , mijn Bruidegom , de verlangens mijns barten stie ren ! Schenk mij uwe goddelijke hulp , opdat ik het althans dikwijls doe. Schenk mij, dat ik ge noegen vinde in mij met U als met mijnen hemel schen Bruidegom te onderhouden . Laat niet toe dat ik U verrade , met mijne genegenheden aan iemand of aan iets anders te schenken dan aan U alleen , mijn lieve Heer ! Daar- om bid en smeek ik U ootmoediglijk , ik nederige. Versier mijne ziel uwe bruid met het kostelijkst kleed eener gloeijende liefde, opdat zij eene U waardige bruid zij , eene Godsbruid , gansch liefde gelijk Gij zijt. Het voegt immers den Bruidegom , zijne bruid op te luisteren met versierselen die geëvenredigd zijn 1 135 aan des bruidegoms staat en hoedanigheden . Wie nu is rijker , wie meer verheven en magtiger dan Gij , Heer en eigenaar van onmetelijke schatten ! Maar wie ook is armer en behoeftiger dan ik , val van ellen den , nieteling , afschuwelijke zondaar ? U past het , U , vorstelijke Bruidegom , mijne naaktheid te bedekken en in mijne noodwendigheden te voorzien . U past het , en Gij alleen kunt mijne schamele ziel versie ren met schenkingen van allerlei deugden : met ootmoed , met lijdzaamheid , met zachtmoedig heid , met liefde. Gij zult het ; want Gij wilt dat ik te voorschijn kome als eene zoo'n Bruidegom , zoo'n Koning min - onwaardige bruid . Door de hoofd liefde, waarmede Gij mij op het Kruis bemind hebt , tag ik U om uwe liefde ; maar om eene uwer bruid waardige liefde : om eene liefde die niets zoeke, niets betrachte , zich aan niets late gelegen zijn dan aan haren Bruidegom te behagen . Ik smeek U om eene liefde , die zich van mijn hart volkomen meester make , en het gesloten houde voor elke en alle andere genegenheid. Immers ' t is billijk en redelijk dat ik , U naar verdiensten niet kunnende beminnen , U althans lief hebbe in al de uitgestrektheid van mijn zwak vermogen . O ja , mijn lieve Bruidegom , ik bemin U. Deze liefde betuiging zal en wil ik dikwijls en hartelijk her halen. 2 Tweede Punt. Door te zondigen was mijne ziel ellendig en allerafschuwelijkst geworden . God – mijn Brui 154 ។ degoin vergoot , om mij te reinigen , al zijn bloed. Dat bloedvergieten koste Hem de wreedste smarlen .... den dood . Hij had mijne ziel meer lief dan zijn eigen leven ; want aan het kruis slagt oſferde hij zijn God -menschelijk leven tot afkooping mijner ziel . Hij schenkt mij – aan mij! – en geeft mij tot bruidschat zijne oneindige verdiensten . Hij wil dat ik er mij van bediene als van mijn' eigendom . Hij wil , dat ik door die verdiensten van Gods milddadigheid , de vergiffenis mijner zonden koope , een overvloed van hemelsche genadegaven , bovennatuurlijke voorregten en eindelijk den prijs eener eindelooze gelukzaligheid . Deze moet mij tot laatsten en nooit te eindigen bruidschat yerstrek ken in het hemelsch Koningrijk. Mijne ziel , welke beweegredenen yan wederliefde ! God strekt u niet alleen tot vader , tot broeder ; maar ook wil Hij uw teêrminnende Bruidegom wezen. Denk dan eens , hoe en hoe zeer gij op uwe beurt God moet beminnen. Gij moet Hem beminnen , zoo als eene geliefde bruid haren hart lievenden bruidegom wederkeerig lief heeft . or verdient die oneindig schoone, die rijke, magtige en volmaakte Bruidegom zulke wederliefde , ja de geheelheid uwe liefde niet ? Hij is u bovendien een bloed-Bruidegom ; want voor u — zijne geliefde bruid en uit liefde tot u heeft Hij al zijn bloed gestort. Hij is uw eeuwige Bruidegom ; met Hem moet gij eeuwig leven , ecuwig heerschen ; Hem moet gij eeuwig beminnen , Hem eeuwiglijk genie 2 ten . Waarom dan Hem niet bemind ? Waaroin 135 2 ๆ - tracht gij Hem niet te behagen door uwe werken ? Waarom bedroeft gij Hem daarentegen door zoo vele beleedigingen ? Waarom onteert gij Hem ? 0 mijn zoetlieve Jesus ! Waar vond men ooit een met U te vergelijken bruidegom ? Waar eenen , die zoo veel liefde had voor zijne bruid , als Gij liefde voor mijne ziel hebt ? Gij zijt onschatbaar door uwe verheyene Majesteit, maar ook Gij zijt de cenig -onbegrijpelijke door de bovenmatige liefde , waarmede Gij als een door trouw beproefde brui degom mijne ziel bemint. Ik sta beschaamd en als verplet bij de gedachte , hoe ongelukkig ik ben ge weest , hoe ontrouwv ; doordien ik mijne zoo dikmaals beloofde trouw door de zonde zoo schandelijk ge broken heb. 0 , hadde ik U toch nooit beleedigd ! - Ik verfoei mijne zonden en snoodheden , als zoo vele ongetrouwheden U aangedaan . Ik schaam mij , dat ik mijn hart van U afgetrokken en aan anderen , aan schepselen gegeven heb . Ach , mijn lieve Bruidegom ! Verwijder en jaag van mij alle onge wijde liefde. Gij alleen zijt mijn hemelsche Brui degom , en moet dat in eeuwigheid zijn. Ik wil niets ineer dan hetgeen Gij wilt ; de wil toch van den bruidegom behoort ook de wil der bruid te zijn . Ik wil dus , en wil dat alleen , wat U kan behagen. Ik wil U dienen , U gehoorzamen , U believen , door mijne gedachten , door mijne ge negenheden , door mijne handelingen , door mij daar op toe te leggen , dat ik U iminer mcer en beter kenne , dat ik mij door het beoefenen van liefdeverzuchtingen inniger met U vereenige , dat 2 7 156 ik mij meer en meer toelegge op werken van lijd zaamheid , van liefdadigheid , van ootmoed en ver sterving. 0 , verleen mij daartoe uw liefdevollen bijstand. Verlicht mij door de verdiensten van uw vergoten bloed , opdat ik U immer beter leere kennen, dan ook zal ik U meer en beter liefhebben . O mijn God , God van licht en liefde ! Ontsluijer mij steeds klaarder het liefelijk -schoone dat in U is ; en mijn hart zal zich van de schepselen losrukken en U aankleven . Ontvlam mijn hart met cenen aangroeijenden brand van uwe heilige liefde. Verwek mijn gemoed tot vurige verlangens naar den hemel. Daar moeten de onverbreekbare banden gelegd wor den van dat verheven huwelijk , waarvoor Gij mij in het H. Doopsel en in de boelvaardigheid tot uwe bruid gemaakt hebt . Ik bemin 0, goddelijke Bruidegom . Ik bemin U met geheel mijn hart. > Derde Punt. Eene nieuwe beweegreden van de menschwording van Gods eengeboren Zoon is deze : Hij wilde ver schijnen in gedaante en natuur gelijk aan zijne bruid ; Hij wilde met hare oogen gezien , inet bare ooren gehoord , tastbaar gesteld worden aan alle andere men schelijke zintuigen . Dat groot wonderstuk die almagtige, onmetelijke, onzigtbare, tot dan toe zuivere geest , maar nu met ons menschelijk vleesch omhulde dat wonderstuk vertoont zich thans aan onze oogen . Dat wonderstuk wrochtte Gods liefde. Om zich 157 9 beter te doen beminnen , streefde God naar groot heid noch voorrang , maar wilde Hij verschijnen in alles gelijk aan zijne geliefde bruid ; opdat Hij haar hart aan zich zoù hechten , en zij haren Brui degom genoeglijker zou kunnen beminnen naar de wijze harer onvolmaaktheid . Van daar , dat Hij zich -zelven heeft willen als vernietigen , zijne Ma jesteit , grootheid en waardigheid heeft willen ver kleinen , om zich aan zijne bruid gelijk te maken . Met zijne volle Godheid heeft hij in een ligchaam , aan het onze gelijk , willen wonen , aan dat lig chaam eene hemelsche schoonheid mededeelend , en zijn goddelijk schoon als ligchamelijk en tastbaar makend. En hierdoor overtreft Hij alle andere geschapene schoonheid . ' t Is door deze Hem eigen aardige hoedanigheid dat Hij, in zijn sterfelijk leven , de harten en de genegenheid van die Hem aanschouwden tot zich trok , dat zij Hem op de minste uitnoodiging vaardig volgden . Niets was er in den verligchaamden Jesus dat niet overtogen was met een waas van goddelijke schoonheid . Het voorkomen van zijn aangezigt was eerbiedwaardig , aauminnelijk en vol majesteit. Zijne oogen flik kerden van een levendig en zacht doordringend licht. Zijn hoofd verried een hemelsch en boven menschelijk maaksel . Zijne stem was gelijk aan eene zoet vleijende harmonij , doch krachtig tevens en overtuigend . Zijne gansche houding , zijn spreken , bewegen en handelen , alles ging in Hem verge zeld van eene wegslepende en onwederstaanbare bevalligheid . Langs alle kanten verspreidde Hij 158 1 9 glansrijke stralen van goddelijke heerlijkheid . Zijne wonderbare schoonheid , zijne zoet- en lieftalligheid deden Hem van duizenden , door en langs onvrucht bare landen en bosschen volgen . Zij konden zich van Hem niet losrukken zóó , dat ze de gedachte verloren van voor de eerste en dringendste nood wendigheden des levens te zorgen , zich als voe dende met het genoegen van Hem te zien en le hooren spreken. 0 ! haddet gij Hem op aarde gezien , gewis hadt gij in uw hart alle andere ge negenheid , elke andere liefde voelen plaats maken voor de eenige liefde tot den mensch-geworden Jesus. Doch gij kunt Hem zien , gij kunt Hem aanschouwen niet alleen , maar gij kunt Hem ge nieten en bezitten ... in den hemel ; indien gij Hem wilt benninnen en dienen op deze aarde. Daar zult gij Hem aanschouwen met de eigen oogen die gij thans in het voorhoofd draagt . Maar gij zult Hein daar zien in zijn vollen glans , in al zijnen luister , van eene zoo verbazende ligchaamsschoon heid , zoo uitmuntend , zoo aanlokkelijk , dat zich uwe blikken gedurende de eeuwige eeuwigheid niet zullen verzadigen in op Hem te staren . Altoos en onveranderlijk en op de volmaakste wijze zullen zij er hunne volle voldoening , hunne gelukzaligheid in hervinden. De heerlijke schoonheid van des Zaligmakers ligchaam zal honderd-duizend malen den glans der zon verduisteren , maar met een ziel- en ligchaamzalvend licht dat alle begrip le boyen gaat , ja dat zelfs geen voorwerp wezen kan der levendigste verbeelding. 159 2 Mijne ziel , Jesus' bruid , waarom verzucht gij niet naar den heinel , waarom stijgt gij met uwe genegenheden niet opwaarts , om die wonderen van schoonheid te zien en uw ligchaam te zaligen door de eeuwige genieting van uwen geliefden Bruidegom ? Deze was de laatste en krachtigste drangreden , welke zijne cindelooze wijsheid heeft willen vinden , om zich van s'menschen hart meester te maken : het verschijnen in een menschelijk ligchaam , dat overtogen was met een goddelijk schoon , inet een schoon dat elk anderen luister uitdooft , met een schoon , voorwerp , bron en oorzaak van gelukzalig heid in aller eeuwen eeuwen . 0 mijne ziel , onthecht uw hart van alle aardsche liefde. Want , geeft ge u ten prooi aan andere dan hemelsche aanlokkelijkheid , dan stelt ge u aan het gevaar bloot , van uwen Bruidegom Jesus nooit of nimmer in zijn eeuwig koningrijk te aanschou wen , veel minder te genieten . Gij zult Hem zien ja , als regter ; maar dan ... ! Smeek derhalve uwen God , maar doe het ernstig en van harte , smeek en bid Hem , dat Hij uw hart ontrukke aan alle aardsche gehechtheid ! Zeker is het , dat gij niets beters kunt beminnen dan Jesus uwen Brui degom . Zie dan toe , en bemin Hem van ganscher harle. Neem u voor , te willen wat Hij wil , te doen wat Hij wil dat gij doet , en dat alles en altoos Hem ter eer , om u aan Hem uwen schat behagelijk te maken . (Men kan zich hier andermaal bedienen van de zamenspraak die voorgaat, in het tweede punt.) 9 - 140 Dertiende Meditatie. God verdient van ons bemind te worden , omdat Hij onze vriend is. Eerste Punt. 2 God zelf heeft het verklaard : Hij is mijn vriend , en verzekert mij van zijne welwillendheid en uit gelezene liefde. Met mij voor zijn slaaf te willen , hadde Hij mij reeds eene uitstekende gunst be wezen ; maar ncen , Hij stelt er prijs op , dat ik zijn vriend zij , en , als ik het wil , verpandt Hij mij zijne eeuwigdurende vriendschap en liefdevolle genegenheid. Diezelfde God heeft door het Doopsel en later in het H. Sakrament van Boetvaardigheid , de edele gaaf zijner heiligmakende genade in mijne ziel gestort. Daardoor ben ik wezenlijk en in waar heid de vriend geworden van God-zelyen . O zielminnende Heer ! Was het dan voor een uit slijk gevormd schepsel geene eerwaardigheid genoeg dat Gij zijn meester waart ? 0 gewigt van grootheid ! Een God – de grootheid en majesteit zelven tot vriend te hebben ! Welke verwaardi ging van Gods goedheid ! Indien ik in staat van genade ben , ben ik in zelfstandigheid en waarheid de vriend van dien almagtigen God , wiens onein dige verheyenheid alle grootheid van alle aardsche koningen op oneindige wijze te boven gaat. Die goddelijke genade verheft mij tot een goddelijk wezen , en schenkt mij eene onvergelijkelijke waar digheid , waardoor zich de scheppende Majesteit in 141 de gelegenheid stelt van met mij eene innige en hechte vriendschap aan te gaan ; ofschoon zij die Majesteit de verbevenste Monarch en Op perheer is van het heelal, en de Serafijnen zelven het zich tot eene hoogste eer zouden rekenen hare slaven te zijn . Deze eer stelt alle andere eerwaar digheden in de schaduw ; zij is een opperst geluk. In dien toestand van Gods vriend ben ik Hem zoo aangenaam en dierbaar , dat Hij mij be mint met eene hoogst bevoorregte en allerteerbar ligste liefde. Nooit heeft er eene regtzinnigere , eene reinere , een warmere vriendschap bestaan dan die welke mij God wijdt, indien ik door zijne genade aan Hem verbonden ben . Op deze wereld kunnen wij niet diegenen niet beminnen , die er yoor uit komen en er blijken van geven dat ze onze vrienden zijn . Hoe zouden wij ons dan kunnen onthouden van God lief te hebben , die ons de treffendste bewijzen levert van zijne levendigste yriendschap ! Wij zouden , daarentegen , alle onze pogingen behooren aan te wenden , om Hem te believen en genoegen te geven . Of is het der moeite niet waardig , een almagtigen Heer tot vriend le hebben ? Zou het ons geen uiterst onheil wezen , indien wij Hem tot hoofdvijand hadden ? Wat kan de verbeelding zich goeds voorstellen hetgeen op weegt tegen een God-vriend ? Wat kan ik bij de zonde winnen , indien ze mij Gods liefde doet ver liezen ? Wat kan ik van den anderen kant verlie zen , zoo lang God mijn vriend is . Ik mag dus God niet beleedigen , om mij niet beroofd te zien 142 - 2 van zijne boven alles dierbare vriendschap . Wel ongelukkig de sterveling , die der wereld en den menschen ten gevalle , de vriendschap van den Wereldmeester minachtend , zijn' haat inloopt en zich zijne vijandschap berokkent ! O neen ! Ik maak het besluit , dien goddelijken Vriend en Opper meester nooit door eenige zonde vooral niet door grove overtredingen — te beleedigen.. Ik neem mij in tegendeel voor, vele deugden en goede werken te beoefenen , ten einde mijne ziel immer te bevestigen in cene standvastige en steeds aangroeijende liefde lot mijnen God . O Heer en ware Vriend ! Hoe groot is mijn geluk , dat ik uw vriend ben , dat Gij door eene zoo hartelijke als goddelijke vriendschap aan mij verbonden zijt! Uwe liefde is mij beter dan de liefde en achting van alle menschen en Engelen . Uwe vriendschap schat ik boven al het geschapene. Laat niet toc , Heer , dat ik uwe vriendschap verliezend verloren ga ; maar geef genadiglijk dat ik uwe vriendschap en genegenheid altijd boven alles stelle. Ik bedank U vuriglijk en ootmoedig dat Gij U verwaardigd hebt mij ellendeling tot Uw vriend te kiezen , ô ik bedank er U voor ! Mijn God van liefde en goedertierenheid , door de liefde welke Gij mij hebt toegewijd , ach , schenk mij dat ik U op deze aarde veel , ja veel beminne en liefhebbe . Geef, dat het mij een gruwel zij , uwe vriendschap te breken door de zonde. Help mij, Ò Genadige , opdat ik mijne luttele goede werken U ter eer vermeerdere.. Geef mij ô0 Barmhartige , 143 dat ik mij immer meer en vaster vestige in uwe vriendschap. Amen ! ( Hernieuw de gemaakte voornemens.) Tweede Punt. Overweeg , mijne ziel , de hoedanigheid van Gods vriendschap : hoe getrouw een vriend God is , hoe stand yastig en feeder ; hoe waardig derhalve om van ons bemind te worden . Van aardsche vrien den zijn wij nooit zeker ; zij kunnen ons op duizend manieren ontnomen worden . De dood ontrakt den eenen vriend aan den andere ... Allerlei niet te voorziene omstandigheden scheiden ons van wat ons dierbaarst is . De tijd alleen , menschelijke ver anderlijkheid , ongevallen van velerlei aard kunnen onze vrienden van hoedanigheden berooven , welke hen ons beminnelijk maakten ; hoe weinig is er noodig om een vriend te verliezen ! Een bloot ach terdenken is dikwerf voldoende , om eene lang on - derhouden vriendschap te krenken , ja geheel te doen verdwijnen . Hoe vele wantrouwigheden , hoe vele valsche vermeeningen , die een vriend niet heeft kunnen ophelderen , omdat ze bedekt of geheim waren , en die toch de meest gevestigde vriendschap doen verkoelen en soms in afkeerigheid of vijand - schap doen ontaarden ! - Gij alleen , ô Heer , zijt een zekere vriend , op U alleen is te rekenen . Geen eenig ongeval , geen omwisseling van zaken , geen magt in hel of hemel , die mij uwe liefde kan rooven . Ik ben zeker , dat Gij nooit uwe 2 2 2 144 > vriendschap zult breken , zelfs niet al beleedig ik U door ligtere zonden en ondankbaarheden . Gij verdraagt met de grootste toegevendheid mijne ellen den en zwakheden ; ' t is , als werden ze door U niet opgemerkt. O geruststellende verzekering en gemoedsvreugde , dat ik van uwen kant geen vriend schapbreuk te vreezen heb ! Ik weet , dat Gij nooit een eenig mensch verlaat , tenzij Gij eerst door hem verlaten en veracht wordt. Indien ik-zelf het niet wil , is niets in staat mij van U te scheiden , zelfs de dood niet ; want slervende zal mijne ziel in de armen uwer liefde oyergaan . De dood , die mijn ligchaam tot flarden zal maken , zal mij een gewin zijn ; hij zal den sluijer wegschuiven welke mij mijnen Vriend verborgen hield , hij zal mij in diens bezit stellen en in dat der eeuwige schoonheden . Ik heb slechts op U te staren Ô Heer ; dan heb ik een vaste en onwrikbare hoop op de blijdste toekomst. Welk geluk ! Mijn God tot vriend te hebben , tot wien ik in den hemel zal kunnen zeg gen : mijn God , mijn Vriend , mijn Al ! Nu reeds ben ik geheel aan Hem , en niets kan Hem mij ontrukken . Eeuwig zal ik in eene eeuwigdurende noodzakelijkheid leven van Hem te beminnen en mij in zijne liefde te verlustigen . Dat zalig lot ben ik onwaardig ; en nogtans mag , ja moet ik het verhopen , omdat God - mijn vriend - het mij beloofd en verdiend heeft. Door die verdien sten , ô Heer , sla mij bij , opdat ik uwe vriendschap nooit door de zonde verlieze . Ik wil in uwe genade , in uwe vriendschap leven , ik wil in uwe vriendschap 143 sterven . Ik bemin U , ô Vriend , ô minnaar mijner ziel . Ik wil wat Gij wilt ; ik wil niet wat Gij niet wilt . Ik wil mij oefenen in vele goede werken ; om U te behagen , U mijn uitgelezen minnaar , mijn vriend . ( Stel u eenige goede werken voor om Gode te behagen , en u zijne vriendschap te verzekeren tot den dood .) Derde Punt. 7 Mijne ziel ! God heeft u altijd als vriend be handeld . Toen Hij zijne oogen op u sloeg , en gij op weg waart om voor eeuwig veroordeeld te worden , daalde Hij van uit den hemel om u te redden . Door eene wonderbare verwaardiging zich als mensch aan u gelijk makend , leverde Hij zich -zelf geheel aan u over , alles ten beste ge vende : ligchaam en ziel , bloed en leven ! En waarom ? Om u zijn' vriend te redden , om u vrij te koopen van een eeuwige en anders onver mijdelijke ramp . Indien een vriend , om zijnen vriend van den dood te bevrijden , zich liet mar telen , in stukken scheuren en stierf , zou dat niet een meer ongehoord dan zeldzaam blijk van hoogste liefde wezen ? Hoe zou zich de gespaarde niet tot eene eeuwige wederliefde verpligt achten ! Welnu , om ons tegen den eeuwigen dood te vrijwaren , heeft Jesus ergere en langdurigere pijnen onderstaan , dan ooit door eenig mensch kunnen geleden wor > 10 1.46 den , en dat uit loutere liefde voor onze zaligheid . Als een vriend zonder weerga heeft hij alle zijne verzuchtingen , alle zijne in- en uitwendige kwel lingen , alle zijne woorden en werken tot dat eenig doel gestierd , om ons voor ecuwig gelukkig te maken . Om ons van zijne liefde te doen blijken , en te doen beseffen hoe dierbaar wij Hem zijn , heeft Hij al gegeven wat Hij Godmensch had . Tot dat einde heeft Hij zich om het in eens te zeggen laten vermoorden ! 0 ! Jesus is niet onze vriend geworden uit eigenbaat , zoo als dat meerendeel het geval is tusschen wereldlijke vrienden . Hij heeft zich ons tot vriend gemaakt , om ons al het zijne te schenken , om ons alles mede te deelen wat in zijn vermogen was . En wij ... wij hadden niets mede te deelen wat Hem waardig kon geacht worden. Hij is dan wel de beste der vrienden , Hij is onze eenige ware vriend. Is bet niettegenstaande dat alles nog mogelijk , dat God geene gevoelens van wederliefde in mijn hart vindt ? Waartoe zal hij zich dan keeren ? Welke andere middelen zal Hij aanwenden ? Wat zal Hij tot dat oogmerk nieuws uitvinden , na al het reeds beproefde? – Denk , mijne zicl , en herdenk hierop na . Zeg mij , wat heeft God voor u kunnen doen , om uwe genegenheid te winnen , hetgeen Hij niet gedaan heeft ? Het schijnt immers , dat Hij daartoe de vernuftigste liefdevonden heeft uitgeput. Gewis , indien ge er op nadenkt , zult ge moeten bekennen , dat er niets doelmatiger gedaan kon worden , om uw gemoed op cene even krachtige als zoete wijze 147 7 mind , tot zijne liefde over te halen . Het gevolg en be sluit dezer overweging zal dan wel dit zijn : indien ik God niet ernstig en van ganscher harte lief heb , ben ik onverschoonbaar. Dat beken ik , mijn lieve Heer , dat beken ik met schaamte en schande. 0 , ijzeren hardheid mijns harten , indien ik mij niet laat bewegen door zoo vele drangredenen ! Indien ik - geheel mijn God niet bemin , ben ik niet te verontschuldigen . 0 God - Liefdadigheid ! 0 Liefde ! Nooit moest mijn hart iets anders gevoelen , nooit moest er iets op mijne lippen zweven dan liefde en wederliefde. En nogtans, hoe weinig , ô Heer , wordt Gij be omdat men ZOO zelden over uwe liefde nadenkt , en over het onbegrijpelijke dat gij hebt aangewend om U het bezit onzer harten te ver zekeren . Ik schaam mij, Ô Heer , over mijne vroegere levenswijze , toen ik mij gedroog als uw trouwelooze vijand , toen ik U beleedigde en ver smaadde door mijne zonden . Mijn God ! alle mijne zonden en boosheden zijn mij van harte leed , ik haat en verfoei ze met geheel mijne ziel . Ik be wonder uwe eindelooze goedertierenheid , zoo rijk en onuitputbaar in uw streven naar mijnc liefde . Zoo veel, zoo groot , zoo lijdzaam en geduldig , zoo liefdevol en ontfermend , om mij ellendig schepseltje te winnen ! En dan nog heb ik U niet bemind ; dan nog ben ik niet verteerd van we derliefde ; dan nog was en bleef ik liefdeloos ! 0 , hoe spijt en rouwt het mij! Maar neen . Voortaan , Ô Heer , zal ik nooit meer uwe liefderijke vriend 7 148 schap door de zonde breken . Voor niets ter wereld wil ik meer uwe liefde missen . Neen , ik bemin U boven al . Geef mij, als vriend die Gij zijn wilt , uwen kostbaarsten schat , uwe liefde. Ik bid U om dien schat en smeek U om die ont ferming. Ach ! Gij hebt mij uw leven ten slagt offer gebragt ; Gij zult mij dan ook uwe liefde niet weigeren. Dan zal ik als een trouwe vriend U wederminnen , en mij nooit meer door de zonde van U verwijderen . Ik maak het vast besluit , deze beweegredenen van wederliefde dikwijls te zullen herdenken , U dikwijls zeggend : Mijn God en lieve Heer ! Uwe genade en vriendschap zijn mij boven alles dierbaar ; voor niets ter wereld wil ik ze verliezen . eveur Veertiende Meditatie.. Wij moeten God beminnen , omdat wij de zijnen en naar zijn beeld geschapen zijn .' Eerste Punt. Wij behooren Gode toe ; God is onze opper vorst en Koning. Een vassaal bemint zijnen vorst. Een dienaar moet zijnen meester genegen zijn. Wij zijn Gods vassalen , wij zijn dienaren van den allerbesten Vorst , die ons met de grootste en lief derijkste welwillendheid behandelt , die ons uit loutere liefde schenkt al wat wij bezitten , die ons 7 149 eindelijk bestemt tot eene eeuwigdurende geluk zaligheid . Wijden wij derhalve onze liefde aan zoo'n goeden Vader , aan zoo'n wettigen en mag tigen Opperheer ! Welk mensch zou van ganscher harte zijnen vorst niet lief hebben , indien hij wist dat die vorst het plan heeft , hem met de uit stekendste weldaden en voorregten te begenadigen ? Wij zijn bovendien Godes , omdat wij , geheel en gansch gelijk wij zijn , een zamenstel uitmaken van Gods liefdegaven . Onttrok ons God wat het zijne is , en deed Hij dat te niet , dan waren ook wij tot niet gebragt ; immers wij hebben niets dat het zijne niet is . Ons ligchaam behoort Gode toe . Hij toch heeft het gebouwd , Hij behoudt het le vend , Hij kleedt en voedt het met het zijne. Onze ziel is Godes ; Hij heeft ze uit niet geschapen , en elk oogenblik handhaaft Hij haar in de ge nieting van haar zijn en leven . Ik kan niet ont kennen , dat al de schepselen , die mij helpen en ten dienste staan , van God zijn , dat al de ge varen waarvan ik bevrijd ben , al de verzoekingen welke ik overwonnen heb , al de goede gedachten en inspraken die in mij opwellen , al de goede werken welke ik verrigt , dat dit alles Gods gaven zijn en uitvloeisels zijner liefdevolle milddadigheid . En wie is in staat het getal dier gaven te be palen of uit te spreken ? Wie zal er de waarde van schatten , wie hare uitmuntendheid waarderen ? Is dan alles van God , zijn wij Hem voor al wat goeds in- en buiten ons is en in eeuwigheid zijn zal , verpligt ; waarom zoù dan ook mijne liefde 150 niet roor God wezen ? Hij laat mij de vrijheid van ze aan wien ik zal willen te schenken ; doch tevens doet Hij mij de vermogende drangredenen kennen , die mijnen wil behooren te bepalen . Maar , zou ik trouweloos genoeg kunnen zijn , om die wils genegenheid aan iets of iemand anders dan aan God alleen te schenken ? Daartoe toch ben ik op de wereld , dat is het doeleinde mijns zijns, dat namelijk ook mijn wil Godes zij , gelijk al het overige van Hem is ; dat ik Hem beminne en lief hebbe , om zijne Hem eigene voortreffelijkheden , dat ik Hem diene en gehoorzame als mijnen op persten Koning , als de oorzaak van alle goed , als het begin en einde mijner eeuwige bestemming. 0 ! ik besluit dan , en wil Hem mijn gansch hart wijden ; het ware immers onwaardig , onredelijk en dwaas , God niet de meester mijns harten te doen zijn , daar alle -andere schepselen Hem toe behooren . Met het zoetst en innigst genoegen mijns harten aanbid en loof ik U , ô groote God , als mijnen Koning en Heer . Mijn grootste eer is uw slaaf te zijn , U te erkennen voor mijnen milddadigen en goedertieren Meester. Uw gebied is volstrekt onafhankelijk , uw eigendom onverdeeld , uwe magt is eeuwig en oneindig. O mijn God ! Dat ook mijne liefde U geheel toebehoore ! Wees Gij de monarch mijns harten , wees Gij er de bestuurder en bezitter van , Wat kan ik minder, maar ook wat kan ik meer , dan U dat zwakke hart aan te bieden ? Ik beken Ô Heer , en beschuldig mij er 2 151 van , ik beken dat ik in het voorledene dikwijls mijn vrijen wil misbruikt heb door – U verwaar loozende – mijne liefde en genegenheid aan de ijdelheid , aan het zingenot, aan de schepselen te geven . Ik heb die boosheid gepleegd , van U niet le geven wat U toekwam . Doch het berouwt mij van harte , en nu verklaar ik plegtig , dat Gij alleen verdient van mij met alle mijne krachten bemind te worden , ja , dat ik U nooit naar uwe verdiensten zal kunnen lief hebben . Door uwe grenzelooze goedheid ô , verleen mij en stel mij in de nood zakelijkheid van U boven alles lief te hebben , door mij de drangredenen te doen begrijpen die mij tot uwe liefde noopen . Verlicht mij, Heer , in deze gewigtige aangelegenheid. Plaats uwe liefde in mijn hart , opdat zij er alle andere genegenheid uit verdrijve. Ik wil niet , dat er in mij iets zij hetgeen U niet toebehoore . Ik ben alles aan U verschuldigd , en leg het ootmoedig voor uwe yoe ten neder : mijn ligchaam en mijne ziel , mijn hart en geest , mijne in- en uitwendige vermogens , alles , alles ! 0 , mogt ook mijne liefde uwe liefde zijn ! Ik wilde het zoo gaarne , omdat Gij het verlangt. Ik bid en smeek U : het zij zoo ! Ik bemin U , ò groote Monarch , ik bemin U geheel en onverdeeld . Ik wil wat Gij wilt , voor of tegen mij , mits het U behage. O , geef mij licht , opdat ik U kenne; dan toch zal ik U lief hebben . Dik werf zal ik tot U verzuchten : mijn God , ceuwig licht , schenk mij licht , opdat ik U kenne , om U te beminnen . 152 Tweede Punto 2 Ik ga overwegen , hoe mijne ziel God moet be minnen , omdat zij naar de gelijkenisse van dat Opperwezen gemaakt is . Mijne ziel is een levendig afbeeldsel der Godheid en een afdruksel yan haar allerschoonst Wezen . Om mijner ziel die beeldtenis te schenken , heeft God zich van geen mindere schepsels bediend , maar Hij bragt ze — oneindig wijze en magtige bouwmeester - door zijn eigene handen te voorschijn. Hij boetseerde ze , om het zoo uit te drukken , naar zijn eigen eindeloos schoon . Indien de afbeelding eens Konings iemand konde beminnen , wien zou het met meerder regt beminnen kunnen dan den Koning zelven wien het voorstelt ? Indien de Koning zelf met eigen hand dat afbeeldsel badde geschilderd , zou dat afbeeldsel niet dubbele reden hebben van den Ko ning zelven lief te hebben ?? – Mijn God , ik ben uwe beeldtenis , Gij zelf hebt mij gemaakt. Gij zijt het beminnelijkst wezen van het heelal; Gij zijt God ! Hoe vele beweegredenen voor mijn hart , van U te beminnen ! Ja , U wil ik lief hebben , mijn oorspronkelijk Toonbeeld , U wil ik behagen door al mijn doen en laten . Wees gedankt , dat Ge mij een hart hebt gegeven dat van natuurwege geneigd is tot liefde. Indien eenig schepsel mij mijne liefde wilde rooven , ik zal het terug stooten bij de gedachte , dat elk gelijk zijn gelijk bemint. Mijne ziel hebt Gij naar uwe gelijkenis geschapen ; daarom wil ik U , wiens gelijkenis ik ben , lief 153 2 2 hebben . Ach , gedoog niet , dat ik mijne U ge lijkende ziel misvorme door de zonde , gedoog niet , dat ik ze besmeure met eenige aardsche ge negenheid. Het is mij gegeven U - hoogste be minnelijkheid – lief te hebben ; waarom nou ik U dan niet beminnen , waarom U niet mijne geheele liefde wijden ? Versier , ô almogende Schep per , versier mijne ziel nog meer , opdat ze U meer gelijke. Door uw heilig Bloed vraag ik U uwen krachtigen bijstand , opdat ik steeds toeneme in werkende liefde jegens U , opdat ik U immer meer believe , immer meer gehoorzame , opdat ik door het beoefenen van goede , U behagelijke werken , mijne ziel immer meer opluistere , en ze zoo ge lijkvormig make aan mijn goddelijk toonbeeld . Ik neem mij voor en besluit , liefdadig te wezen jegens mijn gelijken , ondergeschikt aan mijne meerderen , verduldig in mijne kwellingen , U ter ter eere eere ,, ô mijn God , om uwe liefde. 2 2 Derde Punt. Toen Adams zonde die allerschoonste gelijkenis mijner ziel besmeurd en misvormd had , mishaagde dat zoo grootelijks aan Gods Zoon , dat Hij -zelf het vaderlijk verblijf des hemels wilde verlaten , om die bevlekte ziel te gaan reinigen , te hervormen en in haren vorigen staat van luister te herstellen . Daartoe besteedde Hij alle zijne pogingen : zijne werken , zijn lijden , al zijn bloed. Daartoe be. steedde Hij drie-en -dertig levensjaren op aarde , in > 154 gruwzame smarten en jammeren , in onbegrijpe lijke kwellingen en vermoeijenissen . En voor al wat Hem dat alles kostte , achtle Hij zich genoeg. zaam voldaan , als het Hem maar mogt gelukken mijne ziel smetteloos , ongeschonden , van zonden vrij, schoon en liefelijk aan zijne oogen te bewaren . Ja Hij God – verklaart en zegt het mij toe , dat Hij mij immer meer met nieuwe schenkingen en voorregten zal begenadigen , dat Hij mijne ziel door immer hoogeren glans zal doen prijken en door nieuwe schoonheden zal doen uitmunten , indien ik Hem slechts wederliefde betoon door mijne goede werken. Aangezien ik dan Gods beeld ben , beeld en gelijkenis van God , door God gemaakt en hermaakt , hoe zou ik Hem dan geen goed wil len , dat is : hoe zou ik dien God niet lief hebben , die zoo veel onbegrijpelijks en wonderbaars voor mij gedaan heeſt! Waarom dan Hem niet bemin nen , maar daadwerkelijk beminnen , wijl elk lief dewerk , dat ik Hem ter eere verrigt , een nieuwe straal voegt bij den glans mijner Gode gelijkende ziel , en mij mijne zielgelijkenis nader brengt aan het goddelijk beeld , waarnaar zij geboetseerd is . Ik beken , erken en belijd het, ô opper Hemel heer ! Ik dank er U voor : uwe handen vormden mij naar uwe eigene gelijkenis. Uw dierbaar Bloed waschte en wascht bij voortduring -- in uwe heilige Sakramenten - de zondesmeiten welke mijue ziel — uwe beeldtenis besmeuren . Uwe God -mensche lijke vermocijenissen , uw God -menschelijk zwoegen en slaven herstelden de misvormigheid mijner door 153 schulden geslagene ziel . Gewaardig U , ò Heer , en ontvang hiervoor mijne nederige maar levendige dankbetuiging en zegeningen . 0 , hoe groot en hoe onvermogend is mijne verpligting ! Ik ben uw schepsel ; geen ander vermogen dan het uwe, Gij alleen hebt mij voortgebragt , Gij hebt mij gescha pen , Gij hebt mij bezegeld met het indruksel van natuur en genade. Ach Heer ! help mij, en doe dat ik U beminne, doe dat ik U innig lief hebbe , doe dat ik U behage door genegenheid en werken . Ik ben uw schepsel ; maar ik ben een arm , een schamel ding , van en uit mij zelven tot al wat goed is onbekwaam . Wel – en zoo gemakkelijk –--- kan ik mijne ziel met zonden bevlekken , wel kan ik mijne goddelijke gelijkenis , ò mijn Toonbeeld ! door nieuwe schulden misvormen ; maar zonder U kan ik mijne kostelijke U gelijkende ziel met geene aangroeijende schoonheden versieren . Doch schenk mij uwen bijstand , en ik zal U beminnen , en ik zal mijn goddelijk beeld smetteloos bewaren , en ik zal U mijn hart schenken , U mijne geheele ziel , U al mijne liefde wijden . Gij , oÔ Heer , sta mij bij , help uw schepsel , ondersteun uwen lieveling , en maak dat ik U eeuwig lief hebbe . 2 156 Vijftiende Meditatie. Ik moet God beminnen , omdat Hij mijn Schepper is. Eerste Punt. Ik overweeg de groote weldaad der schepping, waarvoor ik God mijns levens oorsprong - alle mogelijke liefde verschuldigd ben . Door deze eerste weldaad trok mij de Schepper uit het niet , mij geheel aan mij - zelven schenkend. Het scheppen is eene gansch -goddelijke weldaad van eene almag tige hand. Zij is zóó groot , dat zij uitsluitend der Godheid toekomt , die haar alleen kan mede deelen . Om ze te bewerkstelligen is er niets minder noodig dan de oneindige magt van een oneindigen God . Door mij te scheppen werd God volstrektelijk mijn meester ; ik werd zijn onver vreemdbaar eigendom . Want het is onmogelijk dat Hij geen meester zij van hetgeen Hij heeft geschapen . Hij toch kan niet geen meester zijn van zijn eigen schepsel , en gevolgelijk kan ik niet wezenlijk niet zijn slaaf zijn . De waarde dier schepping- weldaad wordt nog grooter door de beweegreden , waarom God mij het aanzijn gaf. Waardoor en hoe is God mijn Schepper geworden , tenzij door zijne eindelooze goedheid ? Wat heeft Hem van eeuwigheid geraden en bewogen om mij in den tijd te willen scheppen , wat anders dan zijne grenzelooze liefde ? Mijn later zijn was eerst niet ; en aangezien ik er niet en 157 7 2 7 - een niet was , zoo kon ik niet verdienen , te worden . God gaf mij dan het leven , al mijn mogelijk verdienen , ja elk mogelijk verlangen voor komend . God schonk mij het aanzijn , alleen be wogen door zijne liefdevolle goedertierenheid . Doch , wat was er Hem aan gelegen , dat ik al of niet ter wereld kwame ? Niets; want het leven van onnoembare menschen kan Hem niet grooter noch gelukkiger maken dan Hij .is . Het was dus eene loutere hoogste liefdadigheid van zijnen kant , dat Hij mij met zoo een onschatbaar voorregt begena digde , hetwelk niets kon toebrengen tot zijn reiner geluk of tot zijne meerdere grootheid . God - nog eens God heeft mij uit het niet getrokken , heeft mij die groote weldaad , dat leven willen schenken , oneindig goedhartiglijk , uit enkele liefde. Hij besteedde zich tot dat groot werk met alle zijne volmaaktheden ja , maar bovenal gedreven door eene eindelooze , ongedachte liefdadigheid . Ik ben dan geheel Godes. Ik ben geheel mij zelven aan God verschuldigd , omdat Hij mij ge maakt heeft; nog meer , omdat Hij in mij te maken zijne oneindige liefde heeft uitgedrukt. Zoù ik - levende spiegel zijner grenzelooze goedheid - dan niet verpligt zijn Hem nu en altijd en eeuwig lief te hebben ? Wilde God aan anderen buiten zich het zijn schenken , Hij had in de handen zijner almogendheid zoo vele andere menschen beter dan ik ben , zoo vele anderen die beter dan ik en met vaardigere dienstbaarheid zouden hebben beantwoord aan zijne verbazende liefdegunsten . Wat 2 158 9 dan heeft God bewogen mij boven zoo vele andere beteren te bevoorregten ? Gewis niets anders dan zijne onbegrijpelijke en niet na te sporen voorliefde jegens mij. Door deze voorliefde heeft Hij mij, tusschen en boven millioenen en millioenen bege nadigd ; Hij heeft ze in het niet gelaten , daar Hij ze nogtans in mijne plaats had kunnen te voorschijn brengen . O goedheid , Ô onvergelijkelijke ontfer ming van mijnen Schepper ! Wat verrigten , wat betrachten , om dezer onmetelijke schuld te vol doen ? Wat doen ?! Mij voornemen alles , ook de minste fouten te vermijden , die Hem eenig ongenoegen zouden kunnen veroorzaken . Mij voornemen , ja vastelijk en onwrikbaar , Hem dik werf om zijde liefde te smeeken , opdat ik iets , opdat ik al het mogelijke doe , wat zijne verheer lijking kan bevorderen en Hem genoegen geven . Eeuwige Heer en Zegenaar ! Ik geloof dat Gij mijn Schepper , oorsprong en oorzaak mijns levens zijt. Ik verootmoedig mij tot de diepte mijns niets , waaruit uwe almogendheid mij getrokken heeft . In dien afgrond mijner nietigheid aanbid ik uwe beminnenswaardige goedheid , die mij van daar , van uit dat donkere niet tot het licht der wereld bragt . 0 ! dat betuig en erken ik voor uwe goddelijke tegenwoordigheid : voor eenige jaren was ik niet , niet was ik gedurende al de eeuwen der voorledene eeuwigheid. Nog en steeds ware ik niet , zoo uwe grenzelooze goedertierenheid U niet mijn Schepper had doen worden . Doch Gij lietuwe liefderijke genadeblikken op mij vallen . 7 159 2 2 2 2 Uw lievende wil neigde zich tot mij , alleen uwe liefde heeft mij geschapen . Door ontelbare moge lijke schepselen ware U meer verheerlijking gebragt dan door mij ; maar Gij wildet mij , en om mij wél te doen , sloegt Gij geen acht op anderen , be teren dan ik . O beminnelijkste Schepper ! O God , allerwaardigst om gediend en beliefd te worden ! Ik zou mij uit liefde tot U , als ware het , moeten ontleden , en het aandenken uwer jegens mij be voorregtende weldaad zoû mij geheel wederliefde moeten doen zijn . O Heer en Schepper , geef mij uwe liefde, stort ze in mijn hart , vestig ze in mijn gemoed , opdat ik door haar geholpen U met geheel mijn wezen behagelijk zij. Konde ik althans mij wachten van U ook in ' t minst te beleedigen ! Konde ik mij beijveren om te beantwoorden , maar getrouw en volstandig , aan mijne onmetelijke schuld van wederliefde ! Uwe goddelijke liefde kan mij alles gemakkelijk maken . Daarom smcek ik er U om , door uwe onuitputtelijke liefde . Ik smeek er Uom , door de verdiensten mijns Heeren Jesus Christus. Ik bewonder uwe lijdzaamheid in het verdragen mijner zoo menigvuldige zonden ; door die zonden heb ik mijn leven besteed in U te beleedigen , in plaats van het te slagtofferen voor uwe liefde. Doch nu doet uwe genade het mij begrijpen : zij zegt mij , dat Gij mij gewrocht hebt , dat Gij mijn Schepper zijt. Daarom herstel en geef ik mij geheel aan U terug . Ik wil voortaan voor U alleen ademen en leven , ik wil mij van zondeo vrijwaren , ik wil mij ernstig en krachtig 7 160 toeleggen om U te beminnen . Intusschen zal ik U dikwerf smeeken : Mijn God , schenk mij uwe liefde, opdat ik U , mijnen Schepper, kunne dienen . Mijn Schepper en Opperheer ! Ik bemin U met mijne gansche ziel . Ik bemin U onverdeeld en boven al wat geschapen is . Tweede Punt. Om mij de weldaad zijner schepping te verhoo gen , schiep God de zigtbare wereld en alle onder geschikte schepselen tot mijne dienst. Verrigt iemand groote zaken voor een ander , dan zeggen wij , dat bij dezen grootelijks bemint. Maar wat zal ik van God zeggen , die voor mij en uit liefde alleen , eene wereld van zaken , en eene groote wereld heeft voortgebragt ? Welke vaderlijke milddadigheid ! Welke minnaars -liefde ! Aanschouw de hemelen en hemellichten , het levende, met wat in den breeden omtrek van het heelal is opgesloten , het zijn allen schenkingen van Gods scheppende almagt te mijner gunste , het zijn zoo vele beweegredenen van Hem mijne liefde te wijden . De wereld is in derdaad een koninklijk paleis op Gods kosten tot stand gebragt ; maar een paleis . dat de hemelen overwelven , dat de sterren oyerglanzen , dat aller leislagtige wonderen versieren . God had geen be hoefte aan zulkdanig paleis. Hij immers woont in het onmetelijke , Hij houdt zijn verblijf in het ongenaakbaar licht zijns ongeschapen Wezens , Hij strekt zich - zelven ten verblijf. Hij is der werelden 161 2 wereld ; want Hij bevat de wereld in zich en wordt door haar niet bevat . Dit schouwtoneel van won derwerken , die zigtbare , zoo bevolkte , die zoo verbazingwekkende wereld , ' t is al om mij, om mij te dienen , opdat ik God diene. Alle schepselen wijzen mij op God ; want allen zijn getuigenissen van hun en mijnen Schepper. Allen moeten mij op God verliefd doen geraken , omdat zij allen zijner goedheid -beeldtenissen en milddadige uitgestortheid zijuer liefde zijn . 0 ! Hoe veel goeds doen zij mij , hoe helpen , hoe bemoedigen zij mij! Zij roepen mij toe : Bemin , bemin den Schepper ; want door ons doet Hij u goed . Voor u heeft die goede God ons allen geschapen ; wij dienen u , opdat gij Hem dienet. 200 niet, dan zijt gij onzer dienst onwaardig , onwaardigst ja , indien gij leeft , zonder onzen en uwen grooten God als getrouwe leenman te gehoorzamen . Waarom dan sehenk ik dezen goddelijken Wel doener mijn bart niet , wijl Hij het mij om zoo vele bewezene gunsten afeischt ? Hij wil , dat eene wereld van schepselen mij diene , mij onderboude , mij handhave door duizenderlei voorregten . Welke verontschuldiging kan ik bijbrengen , indien ik Hem dat klein , dat nietig hart weiger ? Ik heb ecne wereld van weldaden voor mij, die mij allen op de ongeschapen liefde van mijnen God wijzen , en mij uitnoodigen tot wederliefde jegens dien grooten genadeschenker en weldoener. Wat ont heſt mij van deze strenge verpligting ? Misschien , 11 162 omdat mij het hart verpand is aan eenig geschapen voordeel, aan eenig aardsch goed , aan eenige schijn grootheid , aan eenig schepsel? Doch wat kan er in aanmerking worden genomen , waar en wanneer er sprake is van te kiezen tusschen de schepselen en tusschen God ! Wat baten mij de schepselen , indien zij, in stede van mijn hart tot God te voeren, mijn eenig einde hinderen , waartoe God mij die schepselen geeft, namelijk tot beweegredenen zijner liefde ? Ik zal Hem dan vragen , dat Hij alle te teedere liefde voor eenig geschapene van mij wegneme, opdat ik geheel aan Hem zij met geheel mijn hart. O schenker van alle goed ! Indien ik U niet lief heb , ligt het aan mijne trouwelooze verhardheid . Waarheen ik mij keere , ontmoet ik uwe schepselen , die mij op allerlei wijzen helpende , mij herinneren dat zij uwe weldaden zijn. Zij sporen mij aan om U lief te hebben , maar kunnen mijn versteend gemoed niet overweldigen . Ik besef trouwens uit uwe menigvuldige liefdeblijken , hoe zeer Gij mijn welzijn behartigt . Ik sta verbaasd bij uwe over mij uitgestorte milddadigheid ; ik bedank , loof en zegen U er voor. 0 , mogt Gij toch len laatste het einde bereiken , waartoe Gij mij met zoò vele voor regten begenadigt! Kondet Gij U van mij doen beminnen ! Althans verlicht mij, en doe mij U in uwe weldaden kennen. Ik draag U mijn hart op. Ik draag het U op , als om zoo vele redenen aan U verschuldigd als er schepselen zijn , die mij op uw bevel gediend hebben en steeds dienen . Ik 2 163 smeek U , stort uwe liefde in mijn binnenste , opdat ik U veel goeds wille en U uit liefde diene en gehoorzame. Ik erken mij onwaardig voor al wat uwe schepselen mij goeds hebben toegebragt , onwaardig , omdat ik het menigmaal misbruikt heb om U te beleedigen . Doch het is mij van harte leed . Ik wil voortaan uwe weldaden en genaden niet meer met onedelmoedigheid betalen . Op nieuw bid ik U : geef mij uwe liefde , opdat ik uwe schep selen tot uwe heilige dienst en verheerlijking aan wende . Tot dat zelfde einde verlicht en verlos mij van eene te teedere liefde jegens de schep selen ; verlos er mij van , want dat schaadt mij grootelijks . · Verlos er mij van , omdat die onge regelde liefde mij het hart aan U ontrukt , mij belet U wèl te doen , en mij in gevaar brengt van die schepselen te misbruiken in strijd met uwen heiligen en aanbiddelijken wil . Ik bemin U , Ô groote Zegenaar en Schenker van alle goed . Voor al het van U ontvangene , en voor al wat Gij niet ophoudt mij te schenken , wil ik U uit erkentenis volmaaktelijk liefhebben , gehoorzamen en dienen . Derde Punt. Ik moet God beminnen , omdat Hij mij behoudt. Ik heb Gode eene groote verpligting , omdat Hij mij bij voortduring bewaakt en behoudt. Deze behoudenis is eene doorgaande schepping ; want God bewaart en behoudt ons alleen door ons bij voortduring te scheppen . In de schepping geeft 164 God den mensch het leven ; in de behoudenis her schenkt Hij den mensch gestadig hetzelfde wezen , ja geeft het hem op nieuw elken oogenblik van zijo sterfelijk en op alle eeuwige oogenblikken van zijn onsterfelijk bestaan . Deze behoudenis is dus eene opeenstapeling van ontelbare goddelijke wel daden , wijl de oogenblikken ontelbaar zijn , op welke God mij in het leven bewaart door eene vermenigvuldigde reeks van scheppingen . Op elk oogenblik brengt God dat zelfde wezen te voor schijn hetgeen Hij mij gaf , toen ik voor het eerst het aanzijn ontving. Dat aanzijn doet Hij door zijne almagt in mij voortduren , en onderhoudt het met eene onmetelijke liefde. Opdat ik niet terug valle in het niet, waarop mijn węzen ge grond is , is het noodig , dat God mij met de matelooze kracht zijner almogendheid gestadig on dersteune. Zoodat ik op elken stond op nieuw deelachtig word aan een nieuw bewijs van 's Heeren eindelooze liefde; immers , Hij bewaart en houdt mij in stand met diczelfde volkomene liefde waar mede Hij mij heeft geschapen . Nog meer : God heeft mij op zulke liefdevolle en bewonderenswaardige wijze bewaard en in wezen behouden , niet alleen toen ik zijn vriend , maar ook toen ik zijn vijand en beleediger was . Terwijl ik God min- en verachtte , begeuadigde Hij mij ; teederlijk gaf Hij mij bij voortduring het aanzijn , behield tevens te mijner gerieve de mij onderge schikte schepselen , hun belastende mij te onder schragen , te voeden , te dienen. Om mij te kleeden , 9 165 gaf Hij den schapen wol,7 spreidde Hij over de velden een goudkleurig tapijt van voedende gewassen , doorsapte Hij het fruit met hetgeen mijn smaak konde streelen , voorzag Hij onnoembare voorwerpen met onvergelijkelijke mijn oogen verzadende aan lokkelijkheden . Deze en duizende andere niet op te tellen wel daden wrochtte God voor mij , toen ik zijn opstan deling was , toen ik Hem met al mijn vermogen mishaagde en zijne liefde misbruikte , toen ik Hem door de zonde miskende en beleedigde. O dan wel onbegrijpelijke en onuitsprekelijke , 8 allerbe minnenswaardigste goedheid van mijnen God ! 0 onveranderlijke wijsheid ! O immer onschatbare en nooit genoeg bewonderde goedertierenheid ! Ziedaar de liefdevolle taak en bemoeijenisse der drie godde lijke Personen , het betrachten der behoudende God heid : mij gestadig te ondersteunen , door mij elken stond op nieuw voort te brengen , gestadig over , rondom en in mij te waken , ten einde mij voort durend deelgenoot te maken van de uitmuntendste voorreglen , ten einde mij het genot te bezorgen der verbazendste gunsten en liefdegeschenken. Maar ik ... wat doe ik , wat laat ik , om te beantwoorden aan zulke liefde van dien goddelijken Behouder en Aankweeker ? Zal ik dagen op dagen laten voort snellen , zonder iets te verrigten wat Hem welge vallig zij ?! Die goddelijke Opperheer en Zegenaar laat geen oogenblik af , of Hij denkt aan mij , en overstelpt mij als het ware met zijne liefdegaven . En ik ... ! O ! ik besluit en maak het onwankelbaar 2 166 2 voornemen , van het mij overige mijner levensdagen aan Gods heilige dienst te wijden . Ik zal al doen wat ik kan en vermag , om dien lieven Heer ge noegen te geven , ik zal mij op allerlei goede werken toeleggen , om Hem te behagen . Groote God , behouder mijner ziel ! Ik zoù U al de oogenblikken mijns aanzijns moeten toe heiligen , ik zoù alle mijne gedachten , alle mijne woorden , alle mijne handelingen moeten stieren tot uwe verheerlijking, U ter eere. Immers, het eenige dat Gij van mij kunt ontvangen , is wel dat luttel vereeren , die schrale huldebetuiging , waartoe ik bekwaam ben , en waarop Gij toch 200 veel prijs stelt. Ik kan U dat genoegen geven , ik kan werken betrachten die U behagelijk zijn ; ik kan uwe geboden naleven , uwe raadgevingen opvolgen ; en nogtans ik doe het niet. Uren en veelligt dagen spoeden heen , zonder dat ik aan U denk , zonder dat ik mij ernstig met U bezig houde . Welke ongevoeligheid , welke ondankbaar heid ! Intusschen gaat Gij voort met over mij te waken , en mij in wezen te houden met al de schepselen , die Gij , mij ten gevalle , hebt voort gebragt . O liefde ! O ontferming ! O goedertie renheid ! Ik belijd , Heer , .mijne verregaande ondankbaarheid , mijne schuldige vergetelheid . 0 almagtige God , genees mijne ellenden , herinner mij aan mijne voortdurende verpligting , aan mijne schuld van elk oogenblik. Wek mij op tot er kentenisse , door te beantwoorden aan uwe onbe grensde liefdadigheid . O ja , dat verlang ik , ik 2> I> 167 verlang U mij gestadig voor den geest te brengen , opdat ik U gestadig dankbaar zij. Ik verlang vooral, dat mijn leven niet besteed worde in U door de zonde te verachten . Ik verlang daarentegen goede werken te plegen overeenkomstig der omstandig heden van mijnen staat , U ter eer , om U te be hagen en te vereeren , om U genoegen te geven . ( Treed hier in bijzonderheden : wat zult ge tot Gods eer verrigten ? In elken levensstaat kan men zijne gewone pligten tot dat einde stieren en God dienen .) Mijn lieve Heer , onder zoo vele en zulke uit stekende gaven uwer goedertierenheid , smeek ik U op de eerste plaats , om uwen bijzonderen bij. stand en hemelsche genade. Dat ik mijn leven regele naar uw welbehagen , dat ik mij wachte van zonden , dat ik mij oefene in deugden en deugde werken ! Daar bid ik U om door de verdiensten mijns Heeren Jesus-Christus, door de verheerlij king die U door Jesus' verdiensten geworden is , door het welbehagen dat zijne gehoorzaamheid U heeft aangebragt. Ik hoop in U , o luistervolle Genadeschenker ! Bekroon uwe weldaden met mij een U gehoorzamend schepsel te maken , een schep sel dat bekommerd en zorgvuldig zij om met liefde te beantwoorden aan uwe voortdurende liefdegaven . Ik bemin U en heb U lief , ô. Goed boven al wat goed is ! Konde ik U altoos liefhebben , gelijk Gij met zoo veel liefde voortgaat mij te behouden en gestadig op nieuw te scheppen ! O Heer , schenk mij die genade ! 168 Zestiende Meditatie . God verdient van ons bemind te worden , omdat Hij onze Heiland en Zaligmaker is. 7 Eerste Punt. Jesus is mijn Redder en Zaligmaker . Dat is Hij , omdat Hij het gewild heeft. Jesus is de Heiland van het gansche menschelijk geslacht. Jesus is mijn Verlosser. Die verlossinglaak heeft Hij aan niemand anders , aan geen Engel noch Se rafijn willen opdragen . Hij de Eengeborene, het eeuwig Woord des Vaders , Hij alleen heeft zich met dat groot werk willen belasten . Dat werk : een God , mensch en Zaligmaker geworden , is een werk zoo groot, zoo verheven , zoo onbegrij pelijk , dat Gods almogendheid geen grooler noch liefdevoller werk kon verrigten. In dat werk wordt ' s menschen natuuur op het hoogst en wonderbaarst vereerd ; want het verheft den mensch tot een God , doet hem opstijgen en op den troon zelven der Godheid zetelen , opdat de mensch , als ware God , van alle Engelen - koren en van alle schepselen aanbeden worde. Denk eens na , mijne ziel , hoe verheven die opperste Monarch , hoe groot God is. Overweeg de hoogste Majesteit van zijn oneindig Wezen : zijne onvergelijkelijke schoonheid , de ein deloosheid zijner volmaaktheden , zijne volkomene volstrekte opafhankelijkheid van alles . Vergelijk die onmetelijke hoogte met de lage laagte van het. en 169 geen Hij heeft willen worden . Een oneindige, in alle zijne eigenschappen grenzelooze God heeft zich gewaardigd , van zoo cene onbereikbare hoogte neer te dalen , de gedaante eens dienaars aanne mende. Hij heeft zich -zelf als vernietigd , door zich met onze natuur te bekleeden en onze ellenden op zich te nemen , met voor ons te willen sterven , Hij die God was ; opdat degeen , die mensch was , den eeuwigen dood niet zoude sterven . Tot dat einde verliet het almogend Vader-Woord den hoog sten top der hemelen . O nooit gehoorde liefde! 0 ongekende overmaat en als ongeregeldheid van lief derijke erbarming 1 Een God tot zoo iets besluiten , tot zoo iets afdalen ! - Maar ook , Ôò ontzaggelijke voor mij uit zulke liefde voorspruitende verpligting! God , die groote God heeft door zich -zelf het werk mijner redding willen voltrekken , door zich te vernederen gelijk Hij zich vernederd heeft, en waarom ? Opdat de mensch God wordende, hij aan de goddelijke regtvaardigheid alle opze schulden zoude kunnen betalen , en ons bovendien van de goddelijke barmhartigheid allerlei slag van geng. degaven zoude kunnen verdienen . 0 ! welk eene liefde is er noodig geweest , om zoo iets tot bestaan te brengen . 0, nooit uit te spreken goddelijke goedertierenheid i En nog zal mijn hart niet gloeijen en branden van begeerten om God te dienen ! En nog zullen die vlammende schichten dier vlammende liefde mijne ziel niet in vuur zetten van eene mij gan schelijk verteerende wederliefde ! O schande ! Van 170 pa zoo vele gunsten nog voort te gaan in mijne ondankbaarheid ! Ik heb dien liefde -God miskend , ik heb Hem niet geacht , ik heb Hem veracht. Ik heb Hem niet eens eenig genoegen willen geven , door te gehoorzamen aan weinige en door zijnen bijstand zoo gemakkelijk te vervullen voorschriften zijner heilige Wet ! Mijn God ! Mijn voor mij vernederde Opperheer! Mijn God uit liefde tot mij mensch geworden ! Wie zal U eeren zoo veel als Gij ons menschen vereerd hebt , wie zal U vereeren en huldigen naar de mate uwer vernedering om ons ? 0 ! ge knield en op den grond uitgestrekt, zou ik U als slaaf moeten dienen , de liefde gedenkend waar mede Gij onze menschelijke zwakheid zóó hebt verheven , als wanneer Gij ze hebt willen vereenigen met uw goddelijken persoon . Ik bedank er U voor , ở Opperheer en Zaligmaker ; doch , om dat beter te kunnen doen , verlang ik naar den hemel , waar ik eeuwiglijk den U verschuldigden lof zal uitgalmen . Mijn Jesus , mijn Redder en Heiland ! ik schaam mij over mijne ondankbaarheid . Ach ! door uwe verdiensten , sta mij krachtig en altoos bij , opdat ik door goede werken mijn eeuwig geluk verzekere , en in de altijddurende gelukzaligheid eenigzins moge aanvullen , wat in deze wereld aan mijn pligt van erkentelijkheid ontbroken heeft. Zeker , ik wil mij niet in een eeuwig verderf storten , na al wat Gij , o Heer , gedaan hebt om mij te redden . O ueen , ik wil mij niet verliezen. Ach ! Heer Jesus , maak mij zalig . Ik bid en 2 9 171 > smeek het U door de verdiensten van al uw voor mij vergoten bloed . Ik vraag het U door uwe oneindige liefde. Zalig mij , o Jesus , zalig mij! Ik bemin U , mijn Redder en Verlosser , bemin U bovenal. Ik wil U uit liefde gehoor zamen , uit liefde dienen , uit liefde inzonderheid dát gebod betrachten , tegen hetwelk ik het meest pleeg te zondigen . Ik wil inzonderheid die ge legenheid vermijden , welke mij in gevaar kan brengen van mijne zaligheid te verliezen . (Zeg u zelven : Wat, waarin , welke , enz. ). Tweede Punt. Wij moeten Jesus- Zaligmaker beminnen en lief hebben , omdat Hij ons gered en van de grootste onheilen bevrijd heeft . Door de zonde waren wij ter helle gedoemd, wij waren Lucifers smartge nooten , door het eigen vervloekingvonnis als bij veroordeeld . Wij waren een voorwerp van Gods haat , hoofdvijanden van ' s Heeren vrede, van de Engelen veracht , aan de laagste slavernij der dui velen onderworpen , der duivelen , die ons gebukt hielden en bezwaard met wreedaardige zonde kluisters . Geen redmiddel uit zoo vele jammeren , geen geneesmiddel voor zoo vele kwalen , vertwij feling en wanhoop ! ... Onze ellenden en straffen moesten eeuwig zijn , eeuwig als de door de zonde beleedigde eeuwige God. Aller schepselen ver cenigde pogingen en krachten , alle die schepselen tot herstel van eer aan den beleedigden God ge 2 172 9 slagtofferd en verteerd , dat alles kon niet , niets baten . Geen eenig schepsel, hoe groot, hoe ver heven ook , geen Engel of Aartsengel, geen Prins der heirkrachten in top van eer geplaatst , niets wist, noch kon ons een eenige verlossing , ons een eenig heil tot redding aanbrengen. Aleen Jesus' oneindige liefde vond het voor alle schepselen verborgen geneesmiddel. De alvermogende, alles uitwerkende maar onverklaarbare genegenheid mijns Heilands wist en kon mij redden uit- en bevrijden tegen dat uiterst ongeluk , nit- en tegen dat jam mer , die laatste kwelling der kwellingen . Jesus' liefdevolle ingewanden verteederden zich over onze rampen , Jesus ontrukte ons aan den hellebrand . Jesus verbrak de ketenen onzer slaafsche den duivel onderworpene dienstbaarheid . Jesus onderwierp ons Lucifer , den grooten aartsdwingeland , Jesus ver zoende ons met God , verwierf ons vergiffenis en herwon ons de genade en vriendschap des eeuwigen Vaders. 0 ! Wat waren wij zonder Jesus ?! Mis maaktheid , vuilheid , uiterste en eeuwige ellende. Wij waren eeuwige schande , eeuwige eerloosheid , eeuwige verachting. Jesus verloste ons van die schande, Hij verloste ons van die verworpenheid , van alle opze jammeren . Van voor God eerloozen maakte Hij ons eervollen , van verachtelingen , ge liefden zijns Vaders , van Gods vijanden , Gods vrienden . Zoo is dan Jesus onze Heiland , onze Redder , onze Verlosser, onze Hersteller en Zalig maker. Hem zijn wij onze vrijheid van Gods lievelingen , onze verheerlijking en verheffing tot > 175 erfgenamen des hemels schuldig. Derhalve : eeu wige wederliefde , eeuwige lof en dankzegging aan dien eeuwigen Hemelkoning , die ons zoo gaarne , zoo liefdevol en tot zulken prijs, uit den poel van eeuwige vertwijfeling en rampen heeft vrijgekocht! Verbeeld u een schuldige met den strop om zijn hals en op het punt van geregt te worden . Verbeeld u , dat zijn gezworen vijand hem ten koste van alle zijne bezittingen van den dood vrij koopt niet alleen , maar nog daarenboven zijn bloed en leven aanbiedt om dengeen , door wien hij zwaar beleedigd is , van een gewissen dood te bevrijden . Welke en welkdanige zal de verpligting niet wezen van dien bevrijde jegens zijn bevrijder ! Wat zal gene doen , wat verzinnen , om zijne liefde en erkentelijkheid te betoonen aan zijnen verlosser, aan dien weldoener zonder weerga ?! Maar wij !... Hadden wij God niet onteerd en versmaad door onze zonden ? Waren wij om die zondeschulden niet regtvaardiglijk tot de eeuwige straffen ver wezen ? Doch Jesus -de-Gezalfde heeft ons van die straffen bevrijd , en hoe ? Door voor ons den bit tersten , den smaadvolsten , den wreedsten dood des kruises te willen sterven . Kan het na dat alles nog gevraagd worden , of en hoezeer wij verpligt zijn Hem daarvoor onze wederliefde te betoonen ? Zouden wij na zulke liefde er nog toe kunnen be sluiten , Hem – onzen God en Zaligmaker door eenige zonde , vooral door zwaardere belee digingen te hoonen en te verachten ? 0 neen , duizendmaal neen. - Dikwijls zal ik Hem be 174 tuigen : Mijn Redder en Verlosser , uit liefde tot U wil ik u voor niets ter wereld ooit meer be leedigen , vooral niet door eenige zwaardere zonde. Ja , mijn Jesus, Gij verlostet mij van vreesselijke rampen , van het eeuwig onoverziene onheil , waar aan ik door Adams overtreding en om de veel vuldige door mij- zelven gepleegde misdaden was prijs gegeven . Gij, Ô Zaligmaker, hebt er mij van verlost. U ben ik dan alles verschuldigd , aan U is mijne ziel , aan U is mijn gansch wezen , aan U is mijn geheel-ik verpand en schuldenaar. ' t Is dus billijk en regtvaardig , ô ja : ik wijd mij geheel aan U toe , als een slaaf aan zijn meester , als een ter dood , ter eeuwigen dood verwezene , dien Gij door uw lijden en dood hebt vrijgekocht. O Gods onsterfelijke , eeuwige Zoon ! Gezegend zij uwe bovenmatige goedertierenheid , waarmcde Gij mij van satans slaaf tot den rang van Gods kind , tot de waardigheid van 's hemels erfgenaam , tot de verhevenheid van uwen medebroeder hebl ge licven op te voeren . Schenk mij, ô liefdevolle , schenk mij, dat ik trouw en duurzaam onder worpen zij aan de bevelen van uwen en mijnen dierbaren hemelschen Vader. Maar ook , schenk mij eene eeuwige erkentelijkbeid voor dat gewigt van erbarming , dat mij is toegevloeid door uwe roemwaardige menschwording. O neen ! Voor niets ter wereld wil ik ooit iets meer doen , iets nalaten , iets verzuimen , dat strijdig zou wezen aan uw goddelijk welbehagen . Gij toch verdient gehcel mijnen eerbied 2, geheel mijne onderdanigheid 7, 175 mijne volstrekte en onbepaalde gehoorzaamheid . Gij waart beleedigd en verguisd door mijne zonden1 ; en toch hebt Gij U over mij ontfermd, Gij hebt mij in uwen liefdeschoot opgenomen , Gij hebt mij vergeven , Gij hebt mij bevrijd van eene eeuwige verderfenis. Ik bemin U dan ook , Ô Hoogste goede , mijn beste Redder en Zaligmaker. Ik bemin U van harte en met geheel mijne ziel . Dikwerf en ernstig wil ik U mijne wederliefde betuigen en tot U verzuchten : Mijn Zaligmaker, uit liefde tot U wil ik u voor niets ter wereld ooit meer beleedigen , vooral niet door eenige zwaardere zonde. Dat bid en smeek ik U , ôÔ mijn teérhartige Jesus , door de verdiensten uwer heilige menschwording. 0 , verlos en bevrijd mij van de zonde , die ter helle voert. Dat vraag ik U , dat verhoop ik van U , mijn Heiland , mijn Redder , mijn liefdevolle Verlosser en zaligmaker, van U die geheel liefde zijt. Derde Punt. Niet alleen heeft Jesus ons van groote rampen verlost , maar als Zaligmaker heeft Hij ons tevens verrijkt met de glansrijkste genadegaven . Op de gedachte alleen aan de vreesselijke onheilen , waar van Hij ons heeft vrijgemaakt , behoorden wij van liefde als weg te smelten . Maar wat zullen wij dan niet doen als wij overwegen , welke en welke danige voorregten en alle bewondering overtreffende gunsten Hij ons door zijne heilige menschwording 176 MAS1 verdiend heeft ! Hij , onze Heiland , heeft ons de Engelen tot vrienden en gezellen gemaakt , dier bare en geliefde kinderen des eeuwigen Vaders , erfgenamen van een onsterfelijk koniugrijk. Hij heeft ons bovendien begenadigd en rijk gemaakt in he melsche en goddelijk , schatten . Hij heeft ons , en dat wel door eene zekere verlaging zijner Godheid , met zijne genade als vergoddelijkt. Hij heeft voor den mensch - zondaar – gedaan , hetgeen Hij had ' kunnen doen , indien de mensch God hadde gediend en gehoorzaamd , meer en beter dan Gods hemelsche troonwachters. 0 , mijne ziel ! Vergelijk eens de peillooze hellediepte met de ongenaakbare hoogte der hemelen ; welke afstand tusschen die twee uitersten ! En nogtans heeft onze lieve Heiland ons teruggehouden van de neerstorting in dien ijsselijken vuurpoel, en ons den weg gebaand en vergemakkelijkt , om op te stijgen tot die hooge hemelsche verhevenheid. Ja Hij heeft , zijn god delijk en onfeilbaar woord verpandende , ons ver zekerd , Hij-God , dat wij dat hooge , dat verhevene , dat ongenaakbare zullen bereiken , indien wij het slechts ernstig willen . Ware ik opgesloten in eenen engen kerker , waar ik elken stond den geregts dienaar te wachten had om mij te wurgen , of op welkdanige wijze ook door den geweldigsten dood een einde aan mijn leven te maken ; indien ik in zulken hartmoordenden toestand , des konings eerst geboren zag binnentreden , mij bij de hand vat tend , mij buiten leidend en op zijn liefderijkst mij mijne algeheele vrijheid schenkend ; indien die 01 177 > koningszoon wilde , dat ik de gezel en deelgenoot zijner vorstelijke kroon werd en de medeërfgenaam van het rijk zijns vaders , indien een aardsch vorst zoo iets , in den vooronderstelden toestand , voor mij deed , welkdanig zouden mijne gemoedsbewegingen zijn , wat zoù mijn hart gevoelen , hoe zoù mijne gansche ziel geroerd wezen , hoe verslagen , verstomd en sprakeloos zou ik daarbij als verplet staan ! Chris tus heeft meer voor mij gedaan . Dat weet ik , dat kan ik niet niet weten . Christus heeft mij van de hel ... Ô ja , van de hel gered , van de eeuwige hel , waaraan ik mij door mijne zonden had schuldig gemaakt. Christus wil mij na die redding in zijn Paradijs eeuwig koningrijk Christus wil mij onsterfelijk . Hij wil mij in de altijddurende glorie , Hij wil mij als mede- erfge naam van zijne eeuwige verheerlijkte gelukzaligheid ! 0 genade , Ô ontferming , goedheid , ô liefde ! En ik zou dat alles niet hoogachten ! Ik zou zulken Zegenaar weigeren Hem uit liefde te dienen ! Ik zoû zoo dwaas en vermetel kunnen zijn , de magt dier onschatbare schalten te ninachten , te ver roekeloozen ! Ik zou zulke genade- en liefdega ven nut- en vruchteloos maken door nieuwe over tredingen , door nieuwe afpersingen van dat heilig Jesus'bloed , waardoor mijne ziel eenmaal zoo vol komen werd vrijgekocht! En alle die verzuchtingen van Jesus , en alle die gebeden en smeekingen , en alle die door dien Jesus voor mij, voor mijne liefde doorstane versmaadheden , en die op bloed > 12 178 2 . 2 gelijkende zweetdroppelen in den angstbarenden olijvenhof, en alle die martelingwonden en plagen , en alle die liefde-uitgalmende folteringen , die als 200 vele hemelbazuinen tot God klonken om ge . nade , om ontferming voor mij ! .... 0 ! ik maak het onwrikbaar voornemen en be sluit van mijnen Heiland te dienen en te gehoor zamen . Ik wil door mijnen levenswandel de ver heerlijking vergrooten , welke Hij mij door zijne mensch wording verworven heeft. Ik zal mij-zelven onderzoeken omtrent den hartstogt die mij meest tot zonde neigt , die dus het meest afbreuk kan maken aan de pligtvervulling welke op mij rust , die het meest Gods verheerlijking kan schaden welke ik verpligt ben te bevorderen . Dezen hoofd hartstogt zal ik inzonderheid bestrijden en onder drukken , hem zal ik voldoening weigeren , om Gode genoegen te geven . ( Hier kan ik de zamenspraken benuttigen die in de voorgaande punten te vinden zijn . Ik zal , om te eindigen , het voornemen hernieuwen van mij althans eenige malen in mijnen hoofdharts togt te overwinnen , opdat deze mij niet ten ceuwigen verderve slepe. 179 Zeventiende Meditatic. Wij moeten God beminnen , omdat Hij zich tot ons voedsel heeft gemaakt. ܕ ܂ Eerste Punt. 2 2 Alle werken en handelingen onzes Zaligmakers , waren even vele wonderwerken gewrocht uit liefde tot mij. Maar het wonder , dat Hij op den ayond die zijnen dood voorging verrigtte , mag met reden eené bloem van geurige liefde genoemd worden , die alle gedachten ontsnapt , en buiten het bereik ligt van der Engelen verbeelding zelve . Toen immers was het , dat Hij aan ons menschen zijn allerheiligst ligchaam tot spijs en zijn kostbaar bloed tot drank gaf, onder eenige toevalligheden van brood en wijn. Dat voedsel is een voedsel zoo kostelijk , zoo goddelijk en uitgelezen , dat de Engelen , indien zij eenige behoefte hadden van gespijsd te worden , niets beters , niets meer uit gezocht zonden kunnen verlangen . Wat meer is : hadde er eene spijs moeten bereid worden voor een der drie goddelijke Personen , voor den eeu wigen Vader , voor den H. Geest ; niets waardigers , niets kostelijkers had Hem kunnen worden voor gesteld . Dat toch , wat ons onder den schijn van eene bete broods verstrekt wordt , is niets minder dan het eigen ligchaam en de eigene ziel des Verlossers , vol heerlijkheid en schoonheid , vol majesteit en grootheid , vereenigd met den onein 2 180 7 7 > digen persoon des eeuwigen Vaders, waaraan Gods heiligheid zich - zelve mededeelt en waarin de vol heid der Godheid woont. O wonderbaar- gevondene Gods-liefde ! Aan mij , aan elk mensch mede te deelen , waarboven er voor God zelven geene ge nieting is ! Aan den mensch van slijkerige aarde al de rijkdommen des hemels te schenken : zijn ligchaam en bloed , zijne ziel en Godheid ! Ver hevenheden , uitmuntende liefdegaven , waarboven God zelf , in de volle oneindigheid zijner volmaakt heden , niets grooters bezit , niets verheveners te schenken heeft. O nooit genoeg te bewonderen , Ô verbazingwekkende , ô opperste milddadigheid ! O onverklaarbare goedheid , die door geweld van liefdewerkingen elk onzer wil verpligten tot de har telijkste wederliefde! Is het begrijpelijk dat ik , na zulke ongehoorde en zoo ver gezochte liefde van God jegens mij , niet ganschelijk verteerc van wederliefde en erkentelijkheid ? Wat verlang ik dan nog meer van God , daar Hij zich zelven heeft gegeven door eene werking van hoogste goeder tierenheid , uiterst der uitersten , uitgelezenheid der uitgelezenheden , verstommend en verplettend ge wigt van liefde ! 0 , wat blijft er mij over , dan God dikwerf om de gaaf zijner hemelsche liefde te smeeken ? Dat besluit maak ik : dikwijls zal ik Hem betuigen dat ik hem lief heb , als mijne oneindige en eeuwige liefde , als mijnen lieven , zoetep , teêrlievenden , zielminnaar. O groote menschenminnaar, ô puik van liefde , mijn heil en mijne liefste liefde ! Wat toch zoekt 9 181 > Gij bij ons ellendige Adamskinderen ? Waarom toch en waartoe zulke wonderen , zulke helde daden van liefde ? 0 kracht van eindelooze goe dertierenheid , die U zulke uitersten doet bestaan uit liefde voor de schepselen , en inzonderheid uit liefde jegens mij ! Gezegend duizendmaal de lief derijke ingewanden uwer niet uit te spreken lief dadigheid ! Mijn God , mijn geluk , mijn minnaar ! H bid U , ik smeek U , ik bezweer U : verlicht mij , opdat ik het groote uwer wonderbare genegen heid mijwaarts wėl kende , wél inzie en doorschouwe. Dat doet Gij mij kennen in die wonderbare schenking uws heiligen ligchaams. Doch verlicht en verlicht mij immer meer , opdat ik U op eene eenigzins waardige wijze mijne erkentelijkheid en weder liefde betoone. O Heer ! ô groote , goede , ô lieve God en Heiland ! Ik wil gebeel aan U zijn , ik wil U ganschelijk toebehooren . Gij hebt U geheel aan mij geschonken , uit loutere liefde geheel aan mij gegeven . O geef mij, dat ik mij ook geheel, vol komen en onverdeeld aan U geve. Dat vraag ik U nederig en ootmoediglijk , dat zal ik nooit op bouden van U af te smeeken. Stort in mij met de hoogwaardige Geheimenissen van uw allerheiligst vleesch en bloed eene liefde die althans eenigzins aan uwe liefde beantwoorde. Mijn hoogste , mijne opperste Liefde, ik bemin U met de meeste , met de hartelijkste , met mijne hoogst mogelijke toe genegenheid . Ik maak het voornemen deze lief debetuiging dikwijls tof Jesus op te zenden . 182 Tweede Punt. . Overweeg de beminnenswaardige hoedanigheden der verbazende liefde, waardoor onze "goddelijke Heiland en Zaligmaker zich tot onze zielespijs heeft willen maken . Het was reeds eene groote kracht van goddelijke goedheid , dat een almagtig Opperwezen zich als ' t ware vergat, met de natuur der menschen zijner schepselen aan te ne men . Maar in de Hoogeerwaardige Geheimenis onzer altaren gaat God nog verder ; daar wordt Hij ' s menschen spijs en voedsel . In zijne mensch wording vereenigde God zich - zelf met een eenig mensch ; maar in zijn allerheiligst Sakrament deelt Hij zich aan elk- een mede , vereenigt Hij zich met een ieder van ons . De wereld was getuige van een nooit gehoord en verbazend wonderwerk , den dag waarop de Zoon des ceuwigen Vaders - vroeger alleenlijk God -- toen mensch werd , zich niet ontziende af te dalen en zijn intrek te nemen in den schoot eener jonge dochter. Doch wij, wij zien dagelijks een wonderteeken van nog veel ont zettender uitwerking : den Zoon van God omhuld met eenige armelijke toevalligheden van tarwe en wijn , spijs en voedsel wordend , waarvan menschen leven , die zijne slaven zijn. In dien toestand komt Hij tot ons zonder huivering of afschuw , die groote God van zuiverheid en heiligheid ! Hij ontziet zich niet in onzen mond , in onze maag te worden ontvangen ... in den mond van een mensch , mo gelijk eenige oogenblikken te voren eenen onkuisch 185 - 2 aard , eenen kwaadspreker , eenen lasteraar , eenen trouwloozen versmader zijner oneindige en opperste Majesteit ! 0 God van liefde en goedertierenheid ! Hoe hebt Gij er toe over kunnen gaan , om als God die Gij zijt af te dalen in het binnenst van een mensch , die zoo besmeurd was geweest met zon desmelten ?, 't Is de liefde , ò Gods zoon , ' t is de over- en in U zegevierende liefde die U doet bestaan en onderstaan , wat het begrip en de ver beelding van alle menschen- en Engelen verstan den oneindiglijk te boven gaat . De liefde trok Hem voor ons op aarde , de liefde deed Hem zich bekleeden met ons sterfelijk vleesch . Diezelfde liefde deed Hein zich omhullen met den gemeenen schijn van brood , om levensvoedsel te worden voor onze zielen ; opdat wij Hem zouden kunnen eten , Hem tot één ligchaam zoudeu kun nen maken met ons eigen ligchaam , opdat wij met Hem één vleesch zouden kunnen worden . Toen het besloten was , dat Jesus ons zijn zienelijke tegenwoordigheid ging onttrekken , vond Hij dat wonderbaar middel uit van met ons te verblijven , ofschoon Hij ons verliet ; het middel om ons verwijderd -- van af zijn hoogen hemeltroon neer te dalen , ten einde met ons te leven , met ons te verkeeren , onder ons zoo vele troonen van genade en liefde te vestigen , als er over de gansche aarde hostiën zijn , die door de woorden der prie sters veranderd worden in het ligchaam des Heeren. 0 ! hoe vast staat dan Jesus' liefde , als Hij ons van 184 zijne liefde op te wekken ,te? 9 2 zoo dikmaals komt bezoeken , ja in ons indringt door zijne wonderbare God -menschelijke tegenwoor digheid ! O liefde van een God- mensch , die op de wijze van een meest lievenden ' minnaar alles in het werk stelt , om zich met ons te vereenigen , om ons tot , ja als ' t ware te dwingen ! - Ik bedank U , ô groote zie leminnaar, ik bedank U. - 0 ellendige verblind heid , die mij belet dat wonder in te zien , en ten volle te doen beseffen , tot welke wederliefde ik verpligt ben ! O eeuwige waarheid , ô hartelicht ! doordring mij met de hemelsche stralen uwer goddelijke klaarheid , opdat ik leere waarderen wat mij tot vrede dient , opdat ik naar waarde schatte wat mij in uw H. Liefde -Sakrament verstrekt wordt , en daardoor heiliglijk worde opgewekt om U dik wijls waardig te ontvangen. Aan de geloovigen der oude Wet beloofd , verlangden zij naar U als naar het voorwerp der verwachting van alle eeuwen. Maar aan den christen der nieuwe Wet geschonken , ontsteekt gij in ons de begeerte tot vereeniging met uw allerbeiligst Ligchaam . 0 ! Dat dan dit verlangen , dat deze begeerte ons levendigst ver Jangen en onze vurigste begeerte zij ! In dit god delijk voedsel toch vind ik geneesmiddelen voor mijne ellenden , hemelsche rijkdommen voor mijne geestelijke armoede, krachtige artsenijen voor mijne tot ondeugd neigende zwakheden , goddelijke ver warming voor mijne laauwheden , boven-men schelijke verlichtingen voor mijne onwetendheid . - 185 Ik maak dan het besluit , dikwerf tot dit feest banket der Engelen te naderen , ten einde mijne schamele ziel bevrucht worde met de heerlijke gena degaven uwer grenzelooze en nooit volprezene Jiver Mijn zoetlieve Jesus! Gij hebt mihij dan ook blijf en woning gekozen ; Ô verri met de schenkingen uwer aden en met U be . hagelijke deugden. En « Engelen , mij opgeluis. terd ziende door awe goddelijke weldadigheden , zullen met bunnelsch welbehagen U ter eere kunnen uitroepen : zie hier het huis waar God woont , zie hier het paleis, dat zich de Godheid tot verblijf heeft toebereid . Gij hebt , o Jesus , zoo vele uit stekende voorregten geschonken aan de onvergelij kelijke moeder , in wier schoot Gij negen maanden hebt willen rusten . Herinner U , dat Gij ook mijne ziel verkoren hebt om er in af te dalen met uw vlekkeloos ligchaam , met uwe heiligste ziel , met uwe gansche Godheid . Versier en stoffeer mij met liefde , opdat ik minder bevreesd en meer betrouwend dikwijls en 200 waardig mogelijk aan uwe heilige Tafel moge aanzitten . Ik stel mijne hoop op uwe oneindige goedheid en betrouw op uw hoogste liefde. Ik bemin U , o God tegenwoordig in het Hoogwaardig H, Sakrament. Ik neem mij voor , mij dikwijls met U te vereenigen door middel van dit kostelijk hemelsch voedsel. Derde Punt, Ik ga overdenken de liefdevolle vereeniging , 186 eu welke ooze Verlosser door dat goddelijk voedsel wil vestigen tusschen zijne hemelsche zelfstandig ajd en het ligchaam en de ziel van elk , die Hem Jesu loogwaardig H. Sakrament ontvangt . the in en binnen ons leven , inniglijk ' de in elk van ons Au worden. Met dat 003.. ik liet Hij zich als voedsel Hij wilde met ons als ingelijſd rk na. Een gegetene spijs vu nenzelvigt zich dusda niglijk met dengeen die haar hruikt heeft , dat beiden eene zelfde zaak worden , en seene kunst in staat is ze van elkander te scheiden . Zóó ook voedt men zich met dat hemelsch manna , 266 vereenigt men zich inniglijk met den Verlosser , zóó wordt men als een zelfde zelfstandheid met zijnen God en Heer. God leeft in zoo. iemand , en hij, hij leeft in God. God woont met hem , in hem ; en hij, hij is met God vereenigd en als te zaâmgevoegd . O goddelijke liefde , die niet te vreden , bij ons tegenwoordig te zijn en met ons te verblijven , 'zoo ver gaat , dat zij in ons binnen dringt , zich met ons één maakt , opdat Jesu's God -menschelijk ligchaam slechts een ligehaam zij met het onze ! Gezegend deze uwe liefde , 0 mijn God ! Tot zulk uiterste hebt Gij U vernederd , om U geheel op te offeren voor het heil der men schen . Zóó hebt Gij geheel en gansch de onze willen zijn. Gij hebt voor ons alles willen worden : onze God , onze Redder , onze broeder , onze toe vlugt en veiligheid , onze spijs en drank ; en waar om ? Om ons toch maar wél te overtuigen dat Gij ons lief hebt, dat Gij onze minnaar zijt . O > 187 Jesus, vurigste , getrouwste , hartstogtelijkste der minnaren ! O goddelijke liefde ! O keur en bloem van bovenmatige liefde ! 0 onbegrijpelijke liefde ! Doch waarom , ò mijne ziel , zijn uwe verlangens tegenstrijdig aan de verlangens van uwen Heiland en Zaligmaker ? Jesus heeft eene brandende begeerte van met u te leven ; en gij .... gij verlangt 200 weinig Hem in u te ontvangen. Jesus gevoelt een uiterste drift van zich met u te vereenigen ; maar gij.... gij ondervindt zelfs moeijelijkheid van Hem in u op te nemen , die toch uw eenig , uw waar , uw hoogste heil en uwe zaligheid is ! Het is , omdat Hij met alle vurigheid bemint, en die liefde streeft naar die gedurige en volmaakte ver eeniging ; terwijl ik van mijnen kant Hem niet , of niet genoegzaam lief heb. Daarom houdt mij de nietigste verontschuldiging , het geringst voorwend sel terug , om mij met Hem te vereenigen , om Hem in mij te ontvangen. Doch , mijne ziel , welke reden hebt gij van God niet lief te hebben ? Heeft Hij veelligt niet genoeg gedaan om zich uwer liefde waardig te maken ? Voorwaar , een vreemd en zonderling verschijnsel! God mikt ge durig met de vurigste liefdeschichten op mijne ziel ; maar zij ketsen er op af als op steen en staal, mijn hart blijft koud in ' t midden van dat goddelijk liefdevuur , en mijn hart is , als ware het ijs ! Wat zult Gij dan beproeven , ô mijn God , om mijn ijskoud hart te treffen en het te doen vuur vatten ? In dit Hoogeerwaardig Sakrament van 7 . 188 2 liefde hebt Gij alle mogelijke brandstoffen aange bragt om mijne ziel in liefde tot U te doen ont vonken ; en nog blijf ik ongevoelig , nog blijf ik koel en onverschillig , nog voel ik mij niet door liefde branden ! Ach ! ontneem mij dat ijzeren , dat steenen hart , en geef mij een hart dat aan uw blakend hart gelijke. O ! geef mij een hart gelijkvormig , in alles gelijk aan het uwe. Min nelijk en allerbeminnenswaardigst hart van mijnen lieven Jesus, kom en heersch in mijn gemoed. Kom en ontsteek in mij eene liefde van dankbaar heid , eene, althans ecnigzins geëvenredigde liefde aan mijne dure verpligtingen. Ik maak het besluit van U dikwijls in het Hoogwaardig H. Sakrament van liefde zoo waardig mogelijk te ontvangen , opdat ik uw verlangen bevredige , maar ook opdat eene vurigere wederliefde tot U in mij ontstoken worde . O schenk mij de genade van U lief te hebben , opdat ik alleen in , en met en voor U leve . Deze genade zal ik niet ophouden van U af te smeeken . Schenk ze mij ô Heer , door diezelfde goedheid waarmede Gij mij bemiot. ( Ik hernieuw mijn voornemen van U dikwijls om uwe liefde te zullen bidden .) ។ meregesom 189 Achttiende Meditatie. God verdient van ons bemind te worden , omdat Hij ons den H. Geest heeft gegeven Eerste Punt. 3 2 2 Gods liefde hield zich niet te vreden met ons het eeuwig Erfwoord des Vaders gegeven te hebben , opdat Het zoude sterven voor ' s menschen welzijn. Zij ging verder , en schonk ons nog den H. Geest; opdat die Geest met eigen persoon in ons zoude wonen , onze zielen zoude heiligen , ons verstand zoude verlichten en ons gemoed troosten . Die zelfde Gods Zoon gedurende zijn gansch leven zoo erg van de menschen mishandeld , maar ten hemel varende om er met zijnen goddelijken Vader te heerschen , kwam daar , zoo vervuld van liefde tot ons christenen , dat Hij alras die kostbare gaaf op ons nederzond , den heiligen Geest. Niet alleen vergat Hij de kaakslagen , de geesselroeden , de martelingen , de verguizingen en het schandig kruis , waarmede wij Hem het leven ontnamen ; maar Hij behandelde ons , als hadden wij Hem op het hoogst vereerd en de innigste liefde be loond , als hadden wij Hem uit barmhartigheid, het leven geschonken. Immers, naauwelijks in zijn hemelsch vaderland en eeuwig koningrijk aange komen , zond Hij ons het grootst geschenk des hemels, de gaaf der gaven : een anderen goddelij ken Persoon gelijk Hij is , een Persoon oneindig goed , heilig , onmetelijk , aller God , Gods liefde ... 2 > 190 den H. Geest . Dien zond Hij ons , opdat Hij onze zielen zoude reinigen van zonden , ons in goddelijke menschen zoude berscheppen , onze har ten zoude ontsteken met paradijsvlammen van eene eeuwige onuitbluschbare liefde . O zoetlieve Jesus , welke teederheid , welke goe dertierenheid ! Was het dan niet genoeg dat Gij , alvorens deze wereld te verlaten , ons ten troost het Hoogwaardig-heilig Liefdesakrament van uw God -menschelijk vleesch en bloed naliet ? – Neen , daarmede waart Gij niet te vreden ; want naauwe lijks gezeten aan de regter hand uws eeuwigen Vaders , zendt Gij ons een anderen goddelijken Persoon , die mét - en in ons wone , die ons in uwe plaats' onderrigte , die onze harten zalve met hemelschen troost , die ons verrijke met duizend genadegaven. Ach mijn Jesus ! Gij zijt wel altoos dezelfde , altijd mindende , altijd liefdevolle min naar , altijd dezelfde zoo wel in uwe pijnen als in uwe verheerlijking.. Gij zijt waarlijk de goede vriend ; want Gij vergeet ons niet in het midden uwer grootste grootheden . Wel gelukkig ik ! Doch ook wel ondankbaar ik , die U zoo ligtelijk vergeet , U mijnen Heer ' en God ! Om ons van uwe liefde te doen blijken , steldet Gij voor ons op het Kruis uw hart open . Maar in den Hemel gekomen ont sluit Gij ons het Paradijs , om ons uwe zelfstandige liefde den H. Geest te schenken . Dat wist uwe goedheid te bereiken ', tot zoo hoog steeg uwe immer klimmende liefde ! Gij regendet op ons af en storiet in onze harten het 'yunir uwer god 191 2 > delijke liefde. O Heer ! hoe kan ik u niet be minnen ? Hoe is het mogelijk , dat ik U door mijne U welgevallige werken niet trachte te be lieven ? Gij , gợ geeft mij het best wat Gij hebt , uwe U eigene liefde , een goddelijken Persoon , den grooten Liefdegeest ! Gewis , ik kan aan de groot heid dezer weldaad niet beantwoorden , tenzij ik mij beijvere U op mijne ' beurt alles weder te geven wat ik bezit , tenzij ik mij met geheel mijnen wil toelegge op het betrachten van al wat U behagelijk en lief is . 0 ! Ik betuig U dan ook , dat ik alles wil doen wat U kan verheerlijken (Neem hier het een en ander voor , wat gij Gode ter eer zull be werkstelligen .) Op nieuw smeek ik U , Ở zoetlievende Jesus , zend uwen H. Geest over mij, opdat Hij mij in een nieuwen mensch herscheppe , mij ganschelijk uwen heiligen wil gelijkvormig , mij geheel gelijk ik ben den uwe make , gansch volkomen , in- en uitwendig , met geest en wil , met ziel en ligchaam . 0 groote heilige Geest ! Schepper , Schenker en Zegenaar! Opperst, goddelijk liefdevuur ! Ont ylam mijn ijskoud hart , verlevendig mijne bloed . looze ziel, en verander mijne aardsche in hemelsche zeden . Veryul mijn gebeugen met hemelsche lief dadigheid , verlicht mijn ruw en onwetend verstand , en kuisch het van alle dwaling en bedrog. Maak dat ik U kenne , opdat mijn wil uwer steeds in dachtig zij in al zijn doen en laten . Heilige Beschermer , wees mijne hulp en mijn versterker aan 2 192 in alle mijne noodwendigheden , en verlaat mij niet. Tweede Punt. Ik ga de liefde overwegen die de eeuwige Vader mij bewezen heeft , in mij den H. Geest te schenken . Zijne onnaspoorbare liefde konde genoegd wezen met mij zijnen van Hem zoo geliefden eengeboren Zoon gegeven te hebben , des te meer , omdat wij dezen zoo slecht behandeld hadden , zóó slecht, dat wij voortaan alle liefde onwaardig waren . Maar neen : Hij vergenoegde zich niet met ons dien Zoon geschonken te hebben ; Hij wilde ons boven dien zijne gansche goddelijke liefde uitstorten door zijn derden goddelijken Persoon . Met die schen king zijner liefde wilde Hij ons den oorsprong , de oorzaak geven van alle goed . - Gezegend zulk danige goedheid die nooit ophoudt te geyen , die zich nooit verzadigt met lief te hebben ! O onge hoorde weldadigheid ! Een God alleen kan z00 veel liefde bevatten , zoo vele gunsten verspreiden . O goedertieren Vader van barmhartigheden ! Wat kan ik doen , om U: voor zoo veel oneindig goeds mijne crkentenis te betuigen ? , Aangezien ik niet véél vermag , schenk inij de genade., van althans te doen wat in mijn vermogen is. Geef mij, dat ik , alle mijne krachten inspanne , om U niet alleen met begeerten , maar vooral met werken mijne liefde Je , betuigen . Dat ik mij verootmoodige, en in allez .uwen heiligen en alloos aanbiddelijken wil 9 195 7 vervulle ! Dat ik mijne zondige luimen en harts togten bedwinge ! Dat ik mijne verontwaardigingen en gevoeligheden breidele ! Dat ik geene genegen heid in mij late die U niet toebehoore , die niet tot uwe verheerlijking en mijne zaligmaking strekke ! Ik zal verder opmerken , dat die H. Geest zich aan alle menschen mededeelt, die door het H. Doopsel en door de Boefvaardigheid met God-den Vader in vriendschap leven . Die H. Geest schenkt zich aan mij tot heiligmaking mijner ziel , welke Hij zich tot vriendinne maakt , met zijne gaven vervult , met liefde verrijkt, ja zoodanig veredelt, dat Hij ze tot een paleis vormt der Godheid . Ofschoon en hoe zeer ook de ziel een schuilhoek van ondeugden , eene hel van zonden , een hol van duivelen ware ; zoodra zij zich door een waar berouw tot God bekeert, laat die goddelijke , die allerzuiverste en allerheiligste Geest niet af , met de grootste goedertierenheid in die ziel terug te keeren , haar lief te hebben , haar te reinigen , haar door zijne genaden te heiligen , ja haar tot een troon te maken voor de H. Drieëenheid ; en deze zoù liever het verblijf der gelukzaligen verlaten , dan niet te wonen in zo0 cone door den H. Geest gereinigde en door zijue genaden versierde ziel . Oziel! wanneer ge: eene goede biecht hebt ge sproken , wanneer ge in Gods vriendschap leeft , zijt gij schooner dan al het geschapene, zijt gij Gods luisterrijke troon , een tabernakel der H. Drie ëenheid , schooner dan de schoonste morgenzon , 9 13 194 zijt gij het geliefkoosd verblijf der Godheid. 0 , kendet gij u- zelve in dien genadestaat, hoe zeer zoudt gij de zegeningen schatten , die u dan door den H. Geest worden aangebragt ! Houd intus schen niet op uwen God te bedanken , te loven en te beminnen , Hem die zich verwaardigt in u te wonen. O Heer , geef dat ik U beminne naar de ver diepste uwer eindelooze goedheid . Geef dat ik U altijd , dat ik U boven alles beminne. Ik draag U mijn hart op ; geef dat het U geheel zij toege wijd. Ik draag U mijn verstand op ; verlicht het , opdat het U kenne. Ik draag U mijn geheugen op ; geef dat het U nooit vergete , dat het mij steeds herinnere aan mijn' pligt van U te loven , te danken en te verheerlijken . Heer , maak U mees ter van alle mijne vermogens , van alle mijne ge voelens en gewaarwordingen ; vervul ze met uwe grootheden , opdat ik mij ganschelijk tot uwe dienst bestede , opdat ik U in alles wille behagen . Ik neem mij voor , U dikwerf door eenige be. tuiging van liefde te vereeren . Ik zal U dikwijls zeggen : Oneindige goedheid , ik bemin U boven al. En dan wederom : Hoogste goed , ik verkies in uwe genade te sterven , liever dan U beleedi gend te leven . Menigwerf zal ik deze betuiging ernstig herhalen . > Derde Punt. Overweeg , ô ziel , welk ongelijk men den H. 195 Geest aandoel door zwaar te zondigen . Door eene zware zondeschuld verdrijft men van zich de god delijke genade , en tevens dien oppersten H. Geest . Die zwaar zondigt , it is als zeide hij tot dien Geest : vertrek van mij , H. Geest ; mijn Heilig maker , vertrek van mij. Verwijder U uit mijn gemoed , eeuwige Trooster ; ik wil God verliezen . Neen , ik wil God niet meer in mij , ik acht het voor niet , de goddelijke genade van mij weg te werpen , hoe zeer ook deze van een oneindig heil, ja van de eindelooze goedheid der goddelijke liefde vergezeld gaat. - O vermetelheid van den zondaar ! O rampzalige roekeloosheid ! Door eene zware zonde verjaagt de ongelukkige God uit zijn schoonst paleis en van zijnen glansrijksten troon , uit de ziel , waarin Hij vroeger door de genade woonde. - Overdenk dat , mijne ziel , overdenk hoe ontrouw , hoe onbeschaamd en verraderlijk gij tegen God gehandeld hebt , als gij zondigdet. Overdenk wie die H. Geest is , die zich gewaardigt in u te ver blijven , als gij in staat van genade leeft , en wat gij bestaat , als gij Hem door te zondigen uit u wegzendt . Hij toch is de onuitsprekelijke liefde, waarmede de eeuwige Vader en de eeuwige- Zoon zich onderling beminnen. Hij is beider onver breekbare band , allerheiligste vrede , liefderijkste ombelzing , vervulde en allervolmaakste vereeniging. Hij is geheel zoetigheid , geheel liefelijkheid , geheel genoegen , geheel milddadigheid , geheel schenking , bron en oorzaak van alle genadegaven . Als ein delooze liefde zegevierde Hij over de almagt des - > , > > 196 > Vaders , en deze zegepraal bezorgde ons tot red middel den hemelschen Zoon . Hij zegevierde even eens over dien zelfden Zoon , en deze zegepraal deed dien Zoon zich voor ons vernederen tot den dood , ja tot den dood welken Hij stierf genageld aan een kruis . Nog niet alles : Hij komt in onze zielen en woont daar- in , onmetelijk goedertieren , oneindig weldadig , ondenkbaar liefdevol. Hij over laadt , ja overstelpt en begenadigt ons met onwaar deerbare voorregten en onschatbare schatten , en nooit verlaat Hij ons , tenzij wij Hem , tenzij wij God verlaten door de zonde . O God , geheel reine en zoete liefde ! O God H. Geest , ô der armen Vader , lieve Gastheer onzer zielen , Hartelicht, wijd- en diepvloeijende stroom van genaden , zee en oceaan van zalyende liefde ! Gij kiest onze zielen tot uwe bruiden , Gij vormt ze tot uwe tempels , Gij vervult ze met hemel kracht en genaden . 0 ! Ik verheug mij met U over hetgeen Gij zijt , en bedank U yoor alles wat Gij mij genadiglijk hebt geschonken. Hoe jammer o ! en hoe zeer is het mij leed , dat ik U zoo menigwerf door de zonden verloren heb . O Heer, gedoog niet dat het nog ooit meer gebeure ! Neen , ik wil niet meer zondigen , dat ongelijk , die wreed heid wil ik U niet meer aandoen . Gij zijt Gods liefde ; geef mij dan dat ik U , mijn God , altijd lief hebbe , dat ik altoos beminne die mij het eerst en zoo zeer heeft lief gehad . Verleen mij een luisterend oor naar uwe hemelsche inspraken ; dat ik uw heilig , leidend licht volge , dat ik U in mijo 2 2 197 7 hart opneme , dat ik in mij alle ongeregelde liefde doode , dat alleen uwe vlekkelooze en goddelijke liefde in mij leve ! O Heer , dat bid en smeek ik U door uwe grenzelooze goedheid , dat vraag ik U door de verdiensten van Hem die alles verdiend heeft , van mijnen Jesus . Mijn hoogste goed , ik bemin U met de hoogste liefde, en nooit wil ik , om wien of wat ook , zondigen. Maak het besluit dikwijls van God te vragen , dat Hij de zonde van u verwijdere , dat gij nooit van Hem gescheiden wordet, opdat gij de genade niet verliezet en met haar den H. Geest. Leeft gij in die heilige genade , de H. Geest zal u nooit verlaten ; Hij zal als cene trouwe gids en waarheid lievende vriend u voorlichten en geleiden , Hij zal u overal en in alles vergezellen , Hij zal u sterken en verkloeken in uwe zwakheden , u vertroosten in uwe kwellingen , u bemoedigen in tegenheden , Hij zal u altoos en overal en in alles bijstaan , onder steunen en helpen . Immers , Hij is het die alle gaven uitdeelt , van Hem daalt af al wat goed, heilzaam en zalig is. Bid eindelijk om de genade , van dien H. Geest nooit te verliezen door de dood zonde. ( goddelijke Geest , bewaar en bevrijd. mij van dat wangedrocht, bewaar en bevrijd mij van de doodzonde. nes son 198 Negentiende Meditatie. God verdient van ons bemind te worden , omdat Hij zijne heilige Engelen bestemd heeft om ons te bewaren. Eerste Punt.

Groot is Gods goedheid , in mij een Engel te geven , die mij beschutte en over mij wake. De Schepper van het heelal beveelt aan een hemel schen , zoo verheven , 200 genadevollen , in het Paradijs zoo glorierijken geest , dat hij mij als een verzorger en verdediger ter zijde sta . Laat mij eens overwegen wie dat schepsel is , hetwelk mij God 200 liefderijk te mijner bewaring heeft toegevoegd . - Het is een alleredelst geest , een allervolmaakst schepsel , een aangenomen Gods kind , een zijner dierbaarste vrienden , een zijner gemeenzaamste vertrouwelingen , bevestigd in de goddelijke genade en in s’Heeren vriendschap . Dat verheven schepsel , die zuivere geest heeft zijn troon en woonstee in de eeuwige gelukzaligheid , leeft eeuwig en onsterfelijk in de genieting van het aanschijn en de verheerlij king zijns onsterfelijken Vaders . Nu , die groote Personaadje , die edele geest staat mij op Gods bevel ter zijde, hij bewaakt , behoedt , beschut en verdedigt mij ... mij, een vat van bederf , een ' door voorledene zonden eerlooze en verrader der god delijke Majesteit . O uitgelezene liefde , dat God aan eenen groolwaardigheid -bekleeder van zijn he melsch koningrijk belast mij te vergezellen , zich 2 199 > nooit van mij te verwijderen , zorgvuldig over mij wacht te houden , opdat mij ellendeling , in dit dal van ellenden , niets ontbreke van hetgeen nuttig en voordeelig is aan en tot mijn wezenlijk geluk. Dat die Engel niet alleen in last heeft mij bij te staan , als ik Gods wetten getrouwelijk naleef; maar zelfs dan , wanneer ik een opstandeling word , wan neer ik mij schaar onder de bannier des duivels , wanneer ik mij tot dezes slaaf verlaag door de van God zóó gehate zonde ! In der daad een groot voorregt, dat zoo een schoone, heilige en vermo gende Engel voortdurend is toegevoegd aan een mensch , hoe nietig , hoe zondig en afschuwelijk die mensch ook zij. En die gezellige vereeniging van een Engel met den mensch is niet van dien .aard , dat de mensch des Engels slaaf of dienaar zij ; maar dat de Engel zich ten dienste van den mensch bestede , zich bevlijtige den mensch in alle zijne noodwendigheden te ondersteunen , en hem allerlei gunsten en voordeelen te verschaffen . Zie daar even vele werken van goddelijke liefdadigheid , van Gods eindelooze liefde jegens den schuldigen mensch ... jegens mij. Dat deed Gij voor mij , ô groote Schepper , voor mij die , ik zeg niet uw slaaf , maar satans slaaf was door de erfzonde . Dat deed Gij voor mij bij het oogenblik mijner geboorte. Toen reeds bezorgdet Gij mij dien Engel, dien trouwen wach ter , dien hemelschen gids en voorlichter ! -- Ik sta verslagen hoe kan het anders ? voor mij zoo schitterende liefde en bezorgdbeid. over uwe 200 2 Het was U niet genoeg de elementen , de planten en vruchten en dieren , alle levende en levenlooze schepselen tot mijne dienst bestemd te hebben . Gij vaardigdet bovendien een vorst uwer hemelsche troon wacht op aarde af , die mij nooit , noch bij dag noch bij nacht verlaten , maar immer zorgvul dig en liefdevol bewaren en beschermen zoû . . 0, hoe veel en hoe grootelijks ben ik U voor deze liefdeguost verschuldigd ! Verleen en geef mij uit barmhartigheid , dat ik aan zoo veel liefde beant woorde met U te dienen , te eeren en te gehoor zamen . Ik wil U dan ook alle eer brengen waartoe ik bekwaam ben . Ik wil mij aan uwe heilige wetten onderwerpen , ik wil U in alles gehoorzamen . Voor niets wat mij de wereld en hare schepselen kunnen aanbieden wil ik U ooit door eenige zonde belee digen . Dat ben ik U om zoo vele redenen verpligt ; maar ook dat eischt van mij die heilige vereeniging , welke mij aan de zaligende oogmerken van mijnen Engel moet binden . – Ik bemin U , ô mijn God , ik bemin U uit liefde ; Gij zijt mijn Heer , mijn Al . Voeg barmhartigheden bij barmhartigheden , opdat het mijner ziele wèl ga . Dat smeek ik U af door de vereering welke U uwe Engelen toegal men , en door de gehoorzaamheid waarmede zij zoo vaardig uwe bevelen uitvoeren . Help mij o Heer , en haast U tot mijnen bijstand , opdat ik inzon derheid dát uw bevel betrachte en naleve welks vervulling mij het moeijelijkst valt , (noem dat) daarop wil ik vooral letten , dat wil ik vooral ge trouwelijk onderhouden . > 201 Heilige Engel , mijn zorgvuldige bewaarder en teêrhartige beschermer ! Verkrijg mij van God de sterkte en genade , dat ik niet overtrede hetgeen mij onder zijne bevelen moeijelijker valt ; smeek er voor- en met mij uwen en mijnen Heer om. 0 ! weer ver van mij alle gelegenheden van zonden . Breidel en toom- in des duivels aanzoeken en lis. ten , opdat ik niet in zonde valle . Ik bedank U hartelijk voor al het goede wat Gij mij van mijne geboorte af bewezen hebt. Ik vertrouw en werp mij in uwe Engelen-armen en reken op uwe he melsche liefde , op uwe vermogende tusschenkomst , op uwe veilige en heilige bescherming. Tweede Punt. 2 Ik overweeg nu de beweegreden en het beginsel waaruit de groote liefde vloeit , die de Engelen den mensch toedragen , waarom zij ons zulke en zoo vele onschatbare diensten bewijzen . De beweeg. reden hiervan is , dat hunne en onze God ons zoo verbazend met weldaden heeft willen begenadigen , dat Hij zich voor ons vernederd heeft en , uit liefde tot ons , den wreedsten dood heeft willen sterven . De Engelen zagen Gods Zoon - Heer van alles , in alles aan zijnen Vader gelijk en beel tenis van dezes zelfstandigheid - zij zagen Hem zoodanig vervuld met liefde voor het geslacht der menschen , zoo begeerig naar hun heil , dat Hij het koste wat het wilde wilde vrij koopen , dat Hij zich om onzen't wille tot niet wilde maken , > - ons - 202 9 dat Hij tot dat einde de gedaante van een slaaf , ja van een zondaar wilde aannemen , dat Hij ein delijk alles en alle slag van smarten wilde onder staan , die ons om onze zonden verschuldigd waren. Dat voorbeeld van een God , die goddelijke liefde ontstak in de Engelen eene aan deze gelijkende liefde ; door deze liefde gedreven , vernederen zij die edele en verhevene geesten - verlagen zij zich tot de zoo ondergeschikte bediening van wel onze gidsen , onze beschermyoogden en bewaarders te willen zijn . Zij zagen hoe God - die groote God – verliefd was op Adams kinderen ; dat was bun genoeg , hierop ontvlamden ook zij in liefde tot ons , dat maakte hen oplettend op onze nood wendigheden , dat vorinde hen – geene moeite sparend tot wachters en als voedsteryaders van ons stervelingen . 0 mijn God , groote menschen -minnaar ! Hoe zeer ben ik U verpligt ! Gij hebt mij lief gehad , niet Gij alleen ; maar Gij hebt mij ook van de hemelsche geesten doen beminnen .. Wees geloofd en geprezen , omdat Gij door uwe bovenmatige liefde de Engelenkoren met het toonbeeld uwer liefde verpligt hebt, dat ook zij mij zouden be minnen en uwe groote goedertierenheid jegens mij navolgen . Ook zij vernederen zich om ons le helpen , om ons te versterken , te bemoedigen , waakzaam en oplettend te beschermen . Dat doen zij op uw voorbeeld ziende , hoe zeer Gij U tot ons heil en voor onze zaligheid vernederd en ver laagd hebt . Ook deze nieuwe weldaad ben ik 203 - wederom aan U verschuldigd. 0 , boe zeer moet ik mij dan beijveren voor ' uwe glorie , aangezien Gij uwe hemelsche geesten te mijner bewaring hebt afgezonden . Wat zoù ik zeggen , indien ik een ' aardschen koning , indien ik den magtig sten , den wijsten , den besten monarch der wereld tot mijn voogd en beschermheer had ? - Doch nu is het een Engel , een van de troonwacht des Allerhoogste , een onvergelijkelijk verhevenere, be tere , wijzere dan de magtigste onder de menschen. En die Engel is mij steeds beschermende, hij waakt onophoudelijk over mijn welzijn , hij helpt mij op duizenderlei wijzen : hij is mijn schild tegen de aanvallen der duivelen , hij geleidt en licht mij voor op den weg die tot mijn eeuwigdurend heil voert , en bevrijdt mij van duizende gevaren , er is geen dienst zoo gering , waarin hij mij niet ter zijde staat , van het oogenblik mijner geboorte tot aan den laatsten stond , tot aan den uitersten snik mijns levens . Welke eer voor den mensch , welk voorregt , welke Gods goedheid en ontferming ! Hieruit zal ik leeren , hoedanig ook mijn gedrag behoort te wezen ten opzigte van mijnen evenmensch . De heilige Engelen – in grootheid en waardigheid zoo uitstekende geesten - achten het niet beneden zich , geheel hunne zorg aan mij nieteling te wijden ; zou ik dan , om Gode te behagen , geen dienst bewijzen aan mede-schepselen van dezelfde na tuur als ik , wier vader hun en mijo God is ? Ik maak dan het voornemen van mijnen naasle 204 te helpen en nuttig te zijn , al is er ook eenige last , eenige vernedering mee gemoeid . De Engelen zelven sparen zich niet om mij nuttig te zijn ; en ik... ik zou mij ontzien in mijne natuurge noten behulpzaam te wezen ! O groote God en Vader ! was het niet genoeg , ja bovenmatig goed en liefderijk , indien Gij den geheelen menschelijken geslachte een enkelen Engel tot bewaring en bescherming haddet toegevoegd ? Waarom aan elk mensch in ' t bijzonder zoo een verheven gezant afgevaardigd ? Wie toch en wat ben ik , dat Gij voor mij en ten gevalle van mij zoo een vorst afzendt van uit uw eeuwig koningrijk ? Dit voorregt voegdet Gij bij zoo vele , bij duizend andere vruchten uwer goddelijke liefdadigheid . Uit deze uwe liefde leerden uwe hemelsche geesten , ons menschen , om U , te helpen en bij te staan . Wel gelukkig de mensch , dien Gij zoo wonderlijk begenadigt! 0 , mogt ik op mijne beurt uit uwe liefde en uit die der Engelen , de liefdadigheid leeren jegens mijnen naaste ! O Heer , schenk mij een straaltje dier bemelsche liefde , opdat ik mijnen evenmensch liefhebbe en hem goed doe . Geef mij, dat ik mij althans en zekerlijk onthoude van al wat hem kan hinderen of mishagen ; dat ik mij integendeel bewogen gevoele om hem bij voor komende gelegenheden te dienen en behulpzaam te zijn . Bij deze neem ik mij voor eenige goede werken van naaste -liefde te beoefenen , (noem eenige zulke liefdewerken .) Ik wil ze beoefenen uit liefde tot 2 205 U1 , ô mijn God , maar ook uit liefde voor mijnen evenmensch dien Gij zoo zeer bemint . Derde Punt. Niet alleen bepaalt God een Engel tot bescher ming van elk mensch ; maar tot het welzijn der gansche wereld stelt Hij onderscheidene hemelsche geesten te werk , die te zorgen hebben voor al wat tot instandhouding van ' t menschelijk geslacht noodig en bevorderlijk is . God verspreidt in zijne goedheid over het heelal eenige Engelen , wier taak het is de beweging der hemelen te handhaven , de elementen in stand te houden , te waken over het welzijn der ondergeschikte schepselen , en dat alles ten bate van den mensch. Ogroothcid van Gods liefde, die van alle kanten zoo vele Grooten van zijn hemelsch hof belast heeft met de zorg over mij nietig schepsel! Ik bedank U , mijn liefdevolle Schepper, dat Gij een Engel hebt aangesteld , die de zorg en het toezigt heeft over het water dat ik drink ; cenen andere die der zonne voorzit welke mij verwarmt en bestraalt ; eenen andere die mij een verkwik kende lucht doet inademen ; eenen die de dieren bewaakt met welker wol ik mij kleed , met welker vleesch ik mij voed , en die mij voorzien van 200 vele andere ten gerijve 'mijns levens nuttige ja dikwerf onontbeerlijke noodwendigheden. 0 , welke liefdevolle zorgvuldigheid , welke wijze voorzicnig heid ; en dat ten gunste van zulke geringe , van 206 zulke dikwijls zoo ondankbare schepselen ! Hoe zeer behoor ik U dan niet te gehoorzamen en te dienen , daar Gij zoo veel doet tot mijn welzijn ! O ja , ik bemin U , mijn opperste goed , ik wil U gehoor zamen , ik wil U eeren , ik wil U op allerlei wijzen toonen dat ik geen ondankbare ben . Mijne ziell daar wij de Engelen , die zoo heilige zoo vermogende en hoogverhevene wezens , tot onze dienst en bescherming hebben , vereeren wij hen en brengen wij hun onze hulde en erkentenis ! De Schepper gaf ze ons uit achting en liefde yoor ons. En zij... zij gewaardigen zich ons te be geleiden , ons hulp en bijstand te leenen . Eer biedigen 'wij hunne heilige tegenwoordigheid , ons nooit iets veroorloovend dat hunne reine oogen zoû kunnen kwetsen . Beleedigen wij God niet voor het aanschijn zijner hovelingen . Dragen wij hun ook liefde en toewijding; want zij beminnen ons , zij slaan ons ter zijde , zij blaken van liefdadigheid ten onzen opzigte en letten zorgend op al wat ons waar geluk kan bevorderen . Heilige Engelen , gelukzalige bewoners des hemels ! Looft God voor de niet uit te spreken weldaden , die Hij ons geschonken heeft. Brengt en zingt duizendmaal lof en eer aan uwen en onzen Schep per. Looft Hem om zijne liefde die Hij u - hemelsche geesten – heeft ingestort tot onze be scherming. ' t Is deze liefde welke u onze be. waarders doet zijn , van ons-menschen en van mij , den nietigsten zondaar onder de kinderen van Adam. Maakt groot en verheerlijkt die liefde des 207 2 > eeuwigen Vaders , die zulke heilige wachters , als gij zijt , over mij heeft afgezonden . Maakt Hem groot en verheft Hem voor de liefderijke zorg die Hij den menschelijken zaken wijdt, wanneer Hij zijne hemelsche hovelingen gebruikt tot het heil der stervelingen . Zegent en prijs dien nooit vol prezen God , aan wien wij allen zoo zeer verpligt zijn. Helpt mij in het hoogachten dier wonder bare voorzienigheid , met dewelke Hij u de zorg over deze aarde . heeft opgedragen . Hadde ik , ô Hemelvorsten , uwe engelen -krachten , om Hem waardiglijk te dienen ! Hadde ik uwen altoos vleka, keloozen wil , om Hem met geheel mijn hart lief te hebben ! 0 , helpt mij om dien beminnelijken Vader altoos getrouw te dienen . Helpt mij in het onderdrukken en overwinnen mijner zondige hart stogten ; want deze trekken mij van Gods dienst af. Helpt mij, dat ik geheel zuiver en rein mijnen Heer beminne, en in mijne ziel zoo'n goeden God late heerschen . Weest mijne voorsprekers bij God , opdat ik zijn alvermogende magt en wonderbare heiligheid heiliglijk vreeze , zijner magthebbende meesterschap ootmoedig gehoorzame, zijner on verklaarbare goedheid geheel mijne liefde wijde. Verkrijgt mij een goddelijk licht , dat mij ' s Heeren oneindig schoon immer klaarder doe kennen , opdat ik Hem kennende bewondere, Hem bewonderende inniger lief hebbe. Gij , gij zijt Gods naburen gij , gij brandt van goddelijke liefdevlammen . oi schiet ook een straaltje van dien hemelschen gloed in mijn hart , opdat het warm en gloeijend worde 2 208 . van goddelijke liefde. Gij ô ! bemint voor mij met eene mij niet gegeven liefde , bemint een zoo be minnenswaardigen Vader , en verwekt mij dikwijls tot liefde- verzuchtingen. Voortaan wil ik mij wachten van God te beleedigen ook om u , die de zonde zoo verafschuwt. Ik wil Hem daarentegen in uwe te genwoordigheid vereeren ; dit toch ik weet het is u zoo lief en aangenaam . Intusschen dank ik u ootmoedig , ở heilige geesten , voor al het goede waarmede gij mij omgeeft. Ik maak het besluit van dagelijks iets te doen u ter eer , van u dikwijls te mijner hulp aan te roepen ; door uwen bijstand geholpen mag ik toch alle goed van God verwachten. 2 Twintigste Meditatie. God verdient van ons bemind te worden , omdat Hij onze zaligheid is. Eerste Punt. Zóó groot is Gods liefde jegens mij , dat Hij uit liefde zicb - zelven wilde geven in den hemel , opdat ik Hem daar bezitte en tot loon mijner goede werken eeuwiglijk geniete. Na dat blijft er Gode niets meer te doen , niets meer te geven over ; en mij rest niets meerders te verlangen of te ver hopen . Wat werk kan zoo groot , zoo verheven zijn , dat de mensch daarvoor een God verdient 209 2 2 tot belooning ? Wie staat niet verslagen bij de gedachte , dat de Schepper zich- zelf tot vergelding geeft aan zijn schepsel ? Gezegend zoo eene goedbeid ! geprezen zoo eene liefde, die den mensch voor zijn zoo gering en beperkt dienstbetoon betaalt met haar geheel goddelijk Wezen ! God zal zich geheel door mij doen bezitten , Hij zal mij alle zijne sehoonheden doen genieten , diezelfde schoon heden , diezelfde goddelijke en oneindige eigen schappen , welke Hem zelven van eeuwigheid en voor eeuwig gelukkig maken . In den hemel zal ik de genieting smaken van Gods oneindigheid , van Gods onmetelijkheid , van Gods heiligheid , van Gods liefde , van Gods wijsheid , in één woord van alle Gods oneindige volmaaktheden . Uit alle zijne uitmuntende verhevenheden zal ik een grenzeloo zen wellust, een eindeloos behagen , een onbegrij pelijk en volkomen genoegen trekken. Een meer dan genoegzaam loon ware het , indien mij God de eene of andere zijner voortreffelijkheden ter genieting mededeelde . Maar neen , de goddelijke liefde is niet tevreden , tenzij ze mij alle hare schoonheden licht en klaar in -eens vertoone , tenzij ik ze alle gelijkelijk aanschouwe , en in dat aan schouwen voor eeuwig jubele en gelukzalig zij. Zicdaar Gods liefde en ' s Heeren gocdertierenheid : den mensch het gansche bezit te geven van het geheele hemelseh kopingrijk , van Zich- zelven ! Indien ik tijdens dit kortstondig leven Gode ge noegen geef, bereidt mij diezelfde God eene ecu 14 210 van > 7 wigheid van niets ontbrekende geneuglen , wellusten als er geen grootere zijn , om het geluk van God zelven uit te maken. · 0 ! waarom ijver ik dan niet onvermoeid en gestadig in God te dienen , daar ik weet dat een God in den hemel mij opwacht om zelf mijnc vergelding te zijn ? Waarom verlang en verzucht ik niet dikwerf naar den , hemel , om door dat heilig verlangen mijne zwakheid te schragen , en mij aan te yuren tot getrouwe naleving van Gods wetten ? Ik neem dan voor , dikwijls aan den hemel te denken , dikwijls den hemel van God af te smeeken . Ik neem ook voor , mij naarstiglijk toc te leggen op het beoefenen van goede werken , opdat ik mij zekerder make van die oncindig heerlijke toekomst . Ik zal dikwijls mijn hart verheffen tot Hem , die eenmaal en dan voor altijd mijn hart moet verzaden . Ik geloof, ò miju God dat Gij in U zelven volmaakt en volkomen gelukkig de oorzaak en oorsprong onzer gelukzaligheid zijt. Dat maakt mij blijde , daarover verheug ik mij met U , omdat het uwes , omdat het uw eigendom is . Ik verheug mij en wensch mij zelven geluk over en met de eindelooze gelukzaligheid , die Gij van alle schepselen onafhankelijk - in U zelven geniet. Eens hoop ik de onmetelijke schalten uwer god . delijke volmaaktheden te aanschouwen , eens hoop ik mij in het wonder uwer onvergelijkelijke uit muntendheden te verlustigen , eens hoop ik te zwemmen in dien oceaan van onvergankelijke ge 2 211 2 om nielingen . U zij dank, lof en verheerlijking , wijl Gij mij hebt geschapen tot het aanschouwen van het oneindig schoon dat in U schittert . Geef mij , Ô eindelooze Schoonheid , dat mijne gedachten zich dikwijls met U bezig houden , geef dat ik dikwijls een brandend verlangen in mij opwekke van U te aanschouwen . Veryul mijn hart met eene heilige begeerte lot den hemel , tot mijne zalig heid , tot het bezit van U , schat der schatten . Ik heb U lief, mijn eeuwig en eenig heil, mijn opperst Goed ! Ik troost mij door te denken en te hopen , dat ik u eenmaal en dat voor ecuwig in het Paradijs beminnen zal , dat ik daar als ge heel liefde zal worden door en uwe liefde. 0 ! vermeerder in mij die zoetstreelende hoop , die hartverkwikkende begeerte , opdat deze mij sterk maken in den geestelijken strijd , opdat deze mij aanwakkeren tot het getrouwelijk naleven uwer heilige wetten en geboden . Dikwijls zal ik U deze beluigingen van hoop en liefde doen : mijn God , oneindige volheid van alle goed , ik bemin U meer dan mijn eigen -zelven . Mijn God , van U verhoop ik de genade van U eeuwig in den hemel te bezitten . Dat verlang ik , ofschoon en hoe zeer onwaardig. Help mij Heer , opdat ik mij redde en zalig make. Dat smeek ik U door de verdiensten van mijnen Jesus , dat smcek ik U door uwe grenzelooze goedertierenheid en ontferming. 212 Tweede Punt. Wat beloopt God met de eeuwige zaligheid ? Indien de mensch gedurende duizend jaren met den grootsten ijver God diende, dan ware hij nog niet waardig , een halven dag in den hemel Gods aanschijn te genieten. Welke liefde , welke goe dertierenheid is het dan niet van Gods wege , dat men door een enkele akte van waar berouw , door een enkele akte van liefde zich de eeuwige geluk zaligheid kan verwerven ! Kan er een grootere milddadigheid , een grooter uiterste van goedheid uitgedacht of verbeeld worden ? Een eeuwig Para dijs voor zoo weinig werks ! Zóó veel waarde hecht God aan elk goed werk hetgeen een braaf christen mensch Hem ter eere doct , dat zijne goedheid niet voldaan is , tenzij Hij hem daarvoor een altijddurend geluk schenke. Had God niet duizend werelden kunnen scheppen , waarover Hij den mensch de meesterschap had kunnen opdragen , om hem voor zijne Hem bewezene diensten te beloopen ? OS tallooze , onmetelijke , van allen wellust overvloei. jende paleizen , tot vergelding zijner minste goede werken ? Maar neen , dit gehengde zijne goedheid niet , dat strookte niet met zijne liefde. Voor een dronk water Hem ter eere den naaste toegereikt, voor eene uit liefde tot Hem bedwongene nieuws. gierigheid , voor eene lultele versterving , voor een troostwoord aan den bedroefde , heeft Hij geen minderen prijs , geen geringere belooning dan Zich -zelven ... en voor eenwig ! Is dat mogelijk ? 7 213 - ១ 2 Kan men zich dat verklaren ? "Zulken prijs voor zulke werken ! O ja , Gods goedheid is geheel en volstrektelijk verheven boven het begrip van den mensch. Niet alleen loont Hij onze nietige goede werken honderd- en duizendvoud , Hij beloont ze met al wat Hij heeft... met Zich -zelven . Ver bazender loon weet zijne oneindige wijsheid niet uit te vinden , grootere vergelding weet zijne almagt niet te scheppen . 0 ! wie staat niet verstomd bij het overwegen van zulke liefdadigheid ? Wic zal , om 200 te spreken , zijne ingewanden niet uitstorten , om eenen God te behagen die zoo rijk en milddadig is in vergelding ? Geef mij uwe genade , ô mijn God , en schenk mij uwen bijstand , opdat ik U in alles diene, opdat ik U believe door alle mijne werken , ook door de geringste. O ja , ik betuig U : ik wil ze allen tot uwe eer en verhoerlijking stieren . Is het mogelijk , Ô Heer , dat Gij zulk behagen schept in hetgeen de mensch voor U verrigt , dat Gij hem daarvoor met het eeuwig bezit van U- zelven wilt beloonen ? Beloofdet Gij mij geene vergelding hoegenaamd , dan nog moest het mij een groot geluk wezen U te mogen dienen , ik die uw schepsel en slaaf ben , ik die U geheel toebehoor. O ja , ik zou U willen dienen , al wildet Gij mij gcere belooning geven . Ik wil U dienen , omdat Gij zijt die Gij zijt: oneindig Goed , volstrekte Monarch , Heer en Meester van al het geschapene. Hierom alleen , en dit is mij genoeg , hierom bemin en wil ik U alle goed . Doch boven al wil ik U dát 2 214 > - 2 > goed , wat uwe verheerlijking kan bevorderen , en daarom om dát te bereiken wil ik getrou welijk alle uwe geboden naleven . In mijn werken , U ter eer , zal ik U dikwijls deze betuiging mijner nederige dienstvaardigheid opzenden : Mijn God , dit... of dat... doe ik om uwe liefde, om U te behagen. 0 , herinner mij dikwijls aan dit voor nemen , opdat ik het uitvoere ; want ik stel er te veel prijs op , een God te behagen die zoo goed is in Zich - zelven , en zoo goed jegens mij. Het ontga mij ook niet hoe God , door het ons voorstellen van zulke heerlijke belooning , ons wil aanmoedigen tot zijne heilige dienst ; ten einde wij nimmer nalaten Hem te gehoorzamen zoo wel in het grootere als in het kleinere. De wereldlingen getroosten zich vele zekere gevaren , veel moeite en arbeid , en dat wel voor eene zeer twijfelach tige , meermalen nooit te bereiken vergelding . Zouden wij christenen ons dan niet aangorden tot groote zaken , wij die van God zelven de verzeke ring hebben van eene onfeilbare , van cene alle geluk omvattende , van eene nooit te eindigen be looning ! Zouden wij niet bereidvaardig en gaarne de kortdurende kwellingen van dit leven uit liefde tot God verdragen , wanneer wij het oog gevestigd houden op de eeuwige rust die ons in den hemel , in Gods eigen schoot wacht ?! Ik beken het , o Heer ! Om mij in het bezit te stellen van zulk onuitsprekelijk heil , moeste ik noch rusten , noch eenig verdienstelijk werk ver Elke inspanning , elk zweet ons waarloozen . ak 215 > moeijelijkheid is toch cen niet , daar het eene ceuwigheid van gelukzaligheid geldt. Mijn leven en mijne krachten , alle mijne in- en uitwendige vermogens, al wat ik heb , al wat ik ben , alles moeste ik tot uwe heilige dienst besteden . Dat wil ik dan ook , Ô Heer , dat zal ik , om aan U te behagen , dat zal ik om eenigerwijze te beant woorden aan uwe goedheid , van U die mij in den hemel 200 een gewigt van gelukzaligheid bereid hebt . Derde Punt. . 7 Gods goedheid jegens den mensch schijnt nog op eene bijzondere wijze uit , doordien Hij aan zoo vele stervelingen , aan zoo velen die als kinderen sterven , de ceuwige verheerlijking schenkt, zonder dat ze iets gedaan hebben om haar te verdienen . Geen eenig Engel had dit voorregt. Ten opzigte van geen een Seraf gebruikte God die barmhar tigheid , welke Hij uitoefent ten gunste van 200 vele minderjarige kinderen , die Hij zaligt niet om hunne verdiensten , maar alleen door de verdiensten des H. Verlossers, hun in den H. Doop toegepast. Wat moet een kindje dat op de wereld is geweest , maar zonder oordeel , zonder het gebruik der rede , dat , als eene bloem door den dood afgeplukt , geheel scboon en rein is overgegaan tot het volle genot van wat er in den hemel aanlokkelijks is , wat moet zulk wicht wel zeggen ? Zulke bloem van goddelijke liefde lezen alleen de kinderen van Adam ! 216 9 . Maar met de menschen , die tot jaren komen , handelt God wiel minder weldadig. Immers , Hij schenkt ons zijtte genade , en door deze maakt Hij het ons gemakkelijk hooger te klimmen dan de Engelen , ja in den hemel de Cherubijnen zelyen te boven te streven . Met ons is die opperste Schenker milddadiger geweest dan met de Engelen zelven ; want aan sommigen van ons heeft hij overvloedigere genaden meegedeeld dan aan vele hemelsche geesten . Van natuurwege is de mensch minder dan de Engel; en desniettegenstaande over treffen vele menschen in bovennatuurlijke gaven menige Engelen ; zoodat er in den hemel geluk zaligen zullen gevonden worden , die in glorie de Cherubijnen zelven te boven zullen gaan . God gaf den hemelschen geesten slechts een zeer be perkten tijd van te kunnen verdienen , terwijl Hij den menschen het leven vele jaren rekt , opdat zij vele verdiensten kunnen vergâren , en tot eene immer hooger stijgende verheerlijking geraken . Welkedel oogmerk , en bron van onvergankelijke schatten voor den mensch ! De mensch kan uit liefde tot Gods verheerlijking werken , en door elk werk dat hij zoo verrigt, kan hij zich den weg banen tot eene hoogere hemelvlugt , tot eenen door eeuwige eeuwen in glans en luister winnenden troon . God beperkt voor den mensch de schatten zijner milddadigheid niet , gelijk Hij het voor de Engelen heeft gedaan. Neen , zoo lang de mensch leeft , geeft God hem de gelegenheid van de kroon te sieren die hem in den hemel wacht. Het hangt 917 van den mensch zelven af , of die kroon min of meer schilterend zij, het hangt van hem af , of zij eenmaal ook boven den luister der Engelen uitblinke . Wat belet mij, naar zulke hoogte te streven , en waarom God niet gediend , die zoo rijk is in belooning ? Zelfs het minst zal hij niet onvergolden laten , alle goed , dat Hem ter eere wordt verrigt , zal zijn eeuwig en onsterfelijk loon niet missen . Tot dat einde neem ik mij voor , mijn ligchaam het een en ander al eens te ontzeggen , ofschoon deszelfs genieting niet opgeoorloofd mogte zija (noem dat). Ook neem ik wij voor , mij van mijne gewone bezigheden wel , dat is tot Gods eer te zullen kwijten . Dezelve uitoefenende zal ik dik wijls , althans met het hart , zeggen : Heer , ik doe dat om uwe liefde , om U genoegen te geven , om U te believen , en om mij eene altoos grootere gelukzaligheid waardig te maken . 0 mijn opperst Heil , mijn eeuwige Minnaar , mijn God ! Ik bedank U , dat Gij den mensch - ook mij – boven de Engelen hebt bevoorregt. Gezegend zij deze uwe verfijnde liefdadigheid ! Ik bedank er U voor , Ô ja duizend en duizend -maal. ruime Vergelder, Ô milddadige Belooner , 06 God ! ... Hoe vele prikkelende beweegredenen van U te dienen , van U te behagen , van alle mijne werken tot uwe verheerlijking te stieren ! Ik ben verzekerd , dat ook het minste good werk , betgeen ik uit liefde tot U verrigt, rijkelijk zal vergolden worden . Waarom zou ik u dan niet dienen , > - > 2 218 9 waarom U niet altoos en in alles dienen ? Waarom zoù ik er niet gestadig op uit zijn om U glorie te geven ? Blindeling die ik ben en ellendeling ! Ik let zelfs niet op de eeuwige belangen mijner ziel ! ... O Heer , geef mij dat ik U in alles believe ; geef dat ik daaraan denke, waardoor ik mij aan U behagelijk kan maken , dat ik dat beoefene en betrachte ; dat ik mij steeds herinnere aan uwe heilige geboden en heildragende raadgevingen . Geef dat ik altoos en in alles uwen heiligen wil vol voere , dat Hij mijn gids en voorlichter zij in alle mijne gedachten , in alle mijne woorden , in alle mijne verrigtingen. Gij zijt oneindig goed ; daarom zijt Gij immer bereid degenen met grootere gun sten te begenadigen , die zich meer bevlijtigen tot uwe heilige dienst. Gij zijt waardig van allen gediend te worden , omdat Gij de groote God zijt , maar ook , omdat Gij ons beloont met immer aan groeijende en overvloedigere gelukzaligheden , Mijn lieve God en Heer! ik bemin U. Konde ik U altoos meer en meer liefhebben ! Ik bemin U , omdat Gij verlangt van mij bemind te worden. Geef , dat ik steeds toeneme in het beoefenen van allerlei belooningwaardige deugdewerken : in heilige Communiën , in het dikwijls en waardig tegen woordig zijn bij het H. Misoffer , in werken van liefdadigheid , yan barmhartigheid , van lijdzaam heid... In het beoefenen dier werken , neem ik mij voor U, o Heer , dikwijls en bij herhaling te zullen betuigen , dat ik ze U toewijd , dat ik ze verrigt om U te behagen . 219 Een -en - twintigste Meditatie. God verdient van ons bemind te worden , omdat Hij almagtig is . > Eerste Punt. 2 > God is zóó magtig , dat Hij kan wat Hij wil , en het kan op de wijze waarop Hij wil . Met dit alvermogen maakte God den hemel en de aarde en al wat er bewonderenswaardigst bestaat . Hij trok alles uit niet : den hemel , de aarde, de ele menten en al wat leeft. Om dat alles te wróchten , had Hij niets anders noodig dan te zeggen : het worde ! Met dat ééne woord schiep God alles, en gaat Hij voort alles te scheppen wat voor en na op de wereld verschijnt', alles tevens behoudend met die wonderbare orde en evenredigheid waar voor wij verbaasd staan . Dat kost Hem noch moeite noch arbeid ; dat te willen is zijn doen . 0 kracht van Gods almogenden arm ! O on overwinnelijke sterkte , waaraan niets wederstaat , waaraan elk ander vermogen onderworpen is . Na die ontzaggelijke in de schepping waargenomen Gods magt , is deze zoo weinig verzwakt of uit. geput , dat zij even gemakkelijk duizende andere werelden kan doen oprijzen . Wat s'menschen be grip zich kan verbeelden , wat der Engelen ver stand kan bevatten , zoo veel en oneindig meer kan zij tot leven brengen en te voorschijn doen treden . Geheel die oneindigheid van mogelijkheden is Godes magt onderworpen . Om ze te doen zijn , 220 7 om ze zich te doen bewegen , om ze te doen han delen , daarvoor is Gods enkele wil genoegzaam . Hij kan tallooze werelden scheppen veel grooter dan de tegenwoordige , en die bewoond door veel volmaaktere schepselen . Die werelden kan Hij doen verschillen in gedaanten en vormen , Hij kan ze door van elkaar verschillende schepselen doen be. volken . Dat kan Hij , en oneindig meer , in een oogenblik , en van niet. Hadde God die zoo ver schillende en tallooze werelden voortgebragt , Hij zou ze allen gelijktijdig aan zijnen vinger hangende kunnen houden , zonder dat deze door het gewigt van die vooronderstelde gevaarten , duizendmaal meer bevolkt dan onze huidige aarde, niet alleen gedurende honderd -duizend jaren, maar eene gan sche eeuwigheid door , ooit de minste vermoeijenis zoù gevoelen . In der daad : God zal in den hemel die onl. zaggelijke hoeveelheid van menschen en Engrlen vol heerlijkheid en luister behouden , zonder dat dezer gelukzaligheid een greintje van waarde of hoeveelheid zal verliezen , zonder dat aan de god delijke weldadigheid ooit iets onttrekken zal worden . Eveneens en door dat zelfde alvermogen zal God een vervaarlijk getal verdoemden in den helle poel houden opgesloten , en hen gedurende eene eeuwige eeuwigheid doenstraffen en folteren, zonder dat zijne wraakuitoefenende hand ooit of immer in het minst zal verlammen . O verbazende kracht van een goddelijk willen , hoe zeer moet ik U hoogachten , vreezen en eerbiedigen ik stof , be 7 221 smeurd met zoo veel zondeschulden ! Kan er nog iets aardsch gevonden worden , dat mij een God van zulk alvermogen kan doen beleedigen ? Ik ben bevreesd voor een ' magtige der aarde en wat is deze bij God vergeleken ? en ik ontzie God niet ! 0 mijne ziel , verneder en verootmoedig u voor dat alvermogend Opperwezen , dat u niet behoeft, dat u op een' wenk zijns wils en met u bet gansch heelal kan vernietigen . Wees klein onder het gewigt dier almagt, en leer haren wetten gehoorzamen . Hoe nuttig en roemwaardig is het ons, dat wij Gode kunnen believen ! Hoe meer be hooren wij ons derhalve diep voor Hem veer te buigen , aangezien de ootmoedigheid ons de deur opent tot zijne genade en vriendschap ! O gelukkig ik , die alleen door mij aan zulken almagtigen monarch te onderwerpen , als vriend , met Hem mag leven , zijne grenzelooze oneindigheden kan deelen en van Hem bemind worden ! Ik ben dan wel dwaas en uitzinnig , indien ik , ten koste van wat ook , mij niet bevlijtig om zijne liefde en ge negenheid te betrachten . Oneindiglijk magtige God en Opperheer ! uw onbegrijpelijk alvermogen is mij een troost en ge poegen . Ik aanbid U en verootmoedig mij voor U , ô Heer en Koning ! Gij alleen zijt bovenmagtig , Gij alleen zijt groot . Ik eer en bemin U als dus danig meer , oneindig meer dan al wat geschapen is. Ik werp mij voor U neder , ik stof en asch voor U , Almogendheid , en buk onder uw aan biddelijk en oppermagtig willen. Ik wil U in alles 9 222 onderdanig zijn , ik wil alle uwe geboden onder houden , en nooit en in niets wil ik uwe zoo regt matige bevelen kwetsen . Ik besef mijn geluk , U voor God te hebben , aan wien geene magt ont breekt van mij wel te doen ! 0 , hoe gemakkelijk is het U , goed te zijn , daar Gij alle magt in U vereenigt! Hoe heerlijk paart zich het hoogst ver mogen aan eene oncindige goedheid ! Het geven kost U niet meer dan het willen . Ik hoop dan in U , mijn betrouwen op U stellend die oneindig magtig en tevens oneindig goedertieren zijt. Door uwe groote almagt bid ik U , dat Gij mij het ver mogen schenket van uwe heilige wetten stipt na te leven , mijne kwade hartstogten te bedwingen , en mij -zelven over mijne zondige neigingen meester te zijn , opdat ik mijn hart met alle zijne gene genheden aan uwe onwederstaanbare beminnelijk heid volkomen onderwerpe . O grootmogende God ! Ik bid U , besteed uwe magt te mijner gunste , door aan mijne ziel cene sprank van uwe magt te schenken , waardoor zij moedig en ovversaagd de moeijelijkheden des christelijken levens te bo ven kome. Gij o Heer , kunt alles ; maar mij ont. breekt alles , ik kan niets uit mij-zelven . Ik ben flaauw en ijverloos in het beoefenen van werken die U behagen , ik laat mij dwingen en overheer schen van hartstogten , van aardsche nietigheden , van ijdelheden. Dat uwe almagt , Ô Heer , mij kromme , en dat uwc allerregtvaardigste gestreng . heid mij eene heilzame vrees inboezeme, die mij belette U ooit door eenige zware zonde te belee 223 digen : Neen Heer, ò neen ,, niets zal in staat Ô wezen mij van U te scheiden . Ik verneder mij tot in het diepst over den niet , waaruit Gij mij getrokken hebt , en waarin Gij mij kunt doen terug zinken . Doch , aangezien Gij mij hebt begenadigd met het leven , wil ik het genieten in uwe genade , met U bevriend , met U te dienen en te gehoor. zamen , met voor U te werken om U te behagen . ' Ik neem voor dikwerf uwe almagt te mijner hulpe in te roepen , opdat ik door haar gesterkt inij- zelven bemoedige , aanwakkere en versterve. Ik zal U dikwijls zeggen : Almagtige God , help mij, om in uwe genade te leven , en te ijveren voor en om uwe liefde. Help mij, ô mijn God , help mij ! 2 2 Tweede Punt. Hoe grootelijks verdient God van mij bemind te worden , daar Hij zijne almagt heeft aangewend en steeds voortgaat aan te wenden , om mij met zoo vele weldaden te begunstigen als ik reeds ge noten heb en bij voortduring ben genietende. Er was niets minder dan een oneindig vermogen noodig , om mij uit het niet te doen voortkomen . Datzelfde alvermogen houdt mij staande en belet , dat ik niet andermaal niet worde. Datzelfde alvermogen bragt , te mijner gunste , hemel en aarde voort : de sterren met hare wonderbare wentelingen , den loop der zon met alle hare heilrijke uitwerk sels , zoo veel andere schepselen om mij te dienen , om mij op te beuren , om mij te onderschragen ,2 224 2 te verkwikken en te verlustigen. O alvermogen ! hoe rijk waart Gij in schenkingen ; maar hoe veel blijft U nog,over na zoo vele wonderen ! Onder de groote en veelvuldige voorregten waar meê God mij heeft begenadigd , zijn er eenige zoo verheven , 200 verbazend , dat er eene almagt ver eischt werd om ze tot wezen te brengen . Er was eene almagt noodig : om dien gelukkigen knoop te leggen , waarmede het eeuwig Woord des Vaders mensch werd , waarmede de Goddelijke natuur zich in den persoon des onsterfelijken Zoons vereenigde met de natuur der menschen , waarmede een God afdaalde om zich met de zwakke menschheid te bekleeden , voor mij. De Serafijnen zelven konden hiervan de mogelijkheid niet gissen . En toch wist Gods almagt dat schijnbaar onmogelijke te ver wezenlijken. Nog meer : datzelfde alvermogen wist het maagdelijk vleesch van Jesus le bedekken onder de uiterlijkheid van brood , opdat het een voedsel werde , en op zoo vele altaren hervoortgebragt , ten einde er ons het gebruik en de aanbidding van te vergemakkelijken. Diezelfde eindelooze Al magt hervond niet uit te spreken schenkingen en liefdegaven , waarmee de mensch versierd , bekwaam werde en waardig om de Godheid zelve te aan schouwen aanschijn -aan -aanschijn , in alle hare schoonheid , in al haren glans , en dat ecuwiglijk in de hoogsle en zoetste verrukkingen . Hooger kon de goddelijke Almagt niet stijgen , dan voor mij mensch te worden – voor mij spijs en drank voor mij eeuwige gelukzaligheid ! 7 - 225 2 en En ik zou dien almagtigen Heer , die zoo veel onbegrijpelijks voor mij heeft gewrocht , niet lief hebben , ik zou Hem mijne dienst weigeren , ik zou dát altbans niet voor Hem over hebben , dat ik Hem tracht te believen door inijne goede werken ! Ach ! ik maak het besluit , dikwijls aan Gods verbazende weldaden jegens mij te denken , Hem er voor te bedanken , Hem er om te beminnen . Ogroote God , magtige Schepper en opperste Weldoener ! ik bewonder uwe almogendheid , en breng haar hulde voor al wat zij mij doet genieten . ' t Is uwe schenking , ' t is een louter uitvloeisel uwer goddelijke milddadigheid , een uitwerksel uwer lieve liefde . Ik bedank U voor al het ontvangene , voor al wat ik nog van U te wachten heb. Uwe almagt is mij een voorwerp van innige vreug de , van een niet te eindigen jubel ; want zij is uw eigendom , eene uwer oneindige volmaaktheden . Gezegend Gij, aan wien ik alles te danken heb ! Mijne ziel is uwe gaaf; ik geef ze U , opdat zij uwe slavinne zij , en zich als dusdanig geheel aan U en aan alle uwe bevelen onderwerpe. Gij ver leendet mij verstand en geheugen ; ik wijd ze U toe, opdat ze zich besteden om U te kennen en Uwer te gedenken . Mijn wil is eene schenking van uwe goedertierenheid ; hij zij gestadig bezig met U betuigingen van wederliefde op te zenden . Ook het leven ben ik u verschuldigd ; duizend maal wil ik het slagtofleren , liever dan slechts éénmaal U door zware zonde te bedroeven . 15 996 Geef mij, ik bid het U ootmoediglijk , geef mij hulp en genade , dat ik alle mijne krachten inspanne tot uwe heilige dienst , tot liefde en dankbaarheid . 0 ! uwe opeindige almogendheid zal mij bijstaan ; dat boop ik , daarop betrouw ik onwrikbaar. Indien Gij wilt , kunt Gij mij alles geven . Geef dat ik U beminne. Verlicht mij door den glaps uwer god delijkheid , opdat ik immer meer en beter doorzie en doordringe tot in het gewigt van weldaden , waarmede Gij mij even vermogend als goedgunstig begenadigd hebt . Dan zal ik U inniger lief beb-. ben , dan zal ik U getrouwer dienen , dan zal ik U bereidvaardiger gehoorzamen. Dikwijls dit neem ik mij vastelijk voor dikwijls zal ik uwe mij bewezene weldaden overwegen , opdat door deze overweging mijne ziel vuriger en levendiger zij in U te beminnen , en in alles uit liefde voor U. te doen wat U kan behagen. 2 Derde Punt . Welke gevolgen moet ik tot mijn troost en on derrigting trekken uit de tot hiertoe overwogene goddelijke almagt ? God kan alles , ook datgeen wat den mensch onmogelijk schijnt. Tot op het niet oefent God zijn alvermogen uit , uit dat niet zelfs weet Hij volmaaktheden te voorschijn te bren gen . De domste en onzinnigste schepselen worden als redelijk en vernuftig , wanneer zij overtogen worden met den geest van Gods almagt ; dan ver gelen zij , als ' t ware , de neigingen die hun na . . 997 tuurlijk zijn , om Gods gevoelens te volgen ; ja zij hebben geene neiging , dan die van zich te bewegen op de wenken diens grooten Heeren. Trouwens, de schepselen behoeven vele middelen , om soms nog maar zeer geringe zaken uit te voeren . Maar God is zich-zelven genoeg om alles te ondernemen en tot bestaan te brengen. Hij vindt in zijne onbe grensde magt een voorschot dat onuitputtelijk is . Hem is het willen genoeg om alles te kunnen . ' t Is waar , Hij bedient zich van de schepselen ; maar Hij heeft ze niet noodig . De schepselen ontleenen geheel hunne bedrijvigheid van God , zonder wien zij niets vermogen . Wat dan heb ik in mijne nijpendste behoeften te vreezen , indien ik op den Almagtige betrouw en op zijne almogende bescher . ming ? Hoe kan hij te gronde storten , wiens zwakheid leunt op den arm van die almagtig is ? Hoe kan hij bezwijken of verloren gaan , wien God ecne burg is . God kan alles : welk loon heb ik dan van Hem niet te wachten , indien ik ernstiglijk zijn welmeenende dienaar ben ! Hij heeft zijnen vergeldingen geene andere palen gesteld , dan die zijner eindelooze goedheid en van zijn onbegrensd vermogen . Hij wil mij beloonen met eene zoo onschatbare gelukzaligheid , dat het een werk zij zijner oneindige almagt waardig . God kan alles ! Hoe zeer heb ik dan te duchten , indien ik mij verstout, Hem door de zonde te beleedigen , aan gezien Hij over eene eindelooze magt te beschikken heeft om mij te straffen . God kan alles ! Dus kan ik niet wanhopen van de vergiffenis mijner zonde 2 2 228 schulden ,2 hoe veelvuldig 2, hoe groot >, hoe afschu welijk zij zijn mogen ; want zijn goddelijk woord verzekert mij , dat de Allerhoogste in deze wereld vooral praalt , met zijne almagt te doen uitschijnen in het kwijtschelden der grofste beleedigingen . De almagt des Scheppers is bron en maat van zijne barmhartigheid . Gij , ô Heer , hebt medelijden met alles , omdat Gij alles vermoogt; uw vermogen kent geen paal. - Met U wensch ik mij-zelven geluk , dat ik tot Heer en Vader , tot Schepper en Zaligmaker dengeen heb , die met zijn ' wil alleen alles vermag. Daarom hoop ik in U , aan wien het natuurlijk is wél te doen , aan wien het geene moeite kost zijne schepselen met gunsten te ver rijken. O hoogst Ontfermende, zie neêr op mijne zwakheid , versterk mij in het goede , stort in mij eene vaardige kloekheid om des duivels verzoekin gen af te slaan , verleen mij een onverwinbaren moed , om te wederstaan aan zijne verleidende aan lokkingen en aanlokkende vleijerijen , versterk mijn hart tegen den schimp der lage begeerlijkheid , opdat ik ze breidele en uwen heiligen wil onder werpe. Den martelaren schopkt Gij zóó een held haftig vermogen dat zij , hoe zwak ook uit zich zelven , over de woede der wreedste folteringen zegevierden . Verleen ook mij dat bovenmenschelijk vermogen over en tegen mijn vijanden . Dan zal ik hen niet vreczen ; mijn eenige vrees zal zijn van U te vergrammen , ontrouw te worden aan uwe heilige dienst , U te ontvallen , U te mishagen . Ik bemin U , ô almogende God ! Het is mij zoet 229 en lief U te bevredigen ,9 en , door aan U te behagen , mij het loon waardig te maken , dat uwe almagtige goedertierenbeid harcn dienaren en vrienden heeft voorbereid . Vernietig , door den bijstand uwer genade , mijne zondige en tot zonden voerende drif ten , ontneem mijner ziel al wat haar stremmen en hinderen kan in bet naauwkeurig betrachten harer pligten , opdat ik U getrouwelijk diene , in alles vaardig gehoorzame en altijd yuriglijk lief hebbe. Twee - en - twintigste Meditatie. God verdient van ons bemind te worden , omdat Hij de oneindige wijsheid is. Eerste Punt. Eene uitmuntende voortreffelijkheid , waarom God verdient van mij bemind , boven al het geschapene geacht en zijn aanbiddelijke wil boven alles gesteld te worden , is zijne oneindige Wijsheid . God is het volmaaktst verstand , dat alles weet , dat alles ziet , dat alles begrijpt. Er is geen zonnestofje in de lucht , geen greintje zand in de zee , geen grasspiertje op het veld , dat God niet kent , niet doordringt, niet in- en doorschouwt tot in hunne schijnbaar nietigste en meest verborgene eigen schappen. Geen diertje zoo nederig op aarde , geen worm of insekt, geene gedachte in s'menschen geest , geene beweging in eenig geschapen hart, dat zich 230 2 aan God niet klaar en open voordoet , gelijk de glansrijkste vuurzon op het midden van den dag. Al wat op aarde wemelt en bewogen wordt , dat alles kent God in allen deele met al deszelfs hoe danigheden , hoeveelheden , omstandigheden , dat alles ligt voor Hem open , geteld en gerangschikt . God heeft alles geteld en gemeten , als ware het een enkel schepsel , voor Hem is er geene ver scheidenheid , geen maat of getal . Hij verwart piets , Hij vergeet niets , Hem ontglipt niets . O onbegrijpelijke Wijsheid ! God heeft daarenboven voor oogen al wat voor leden is , als ware het huidig en tegenwoordig. Hij kent klaarblijkelijk al wat er sedert den aanvang der wereld tot op heden is voorgevallen. Wat 200 vele millioenen en millioenen menschen dachten , wat zij begeerden , wat zij verrigteden , wat aan zoo vele planten en gewassen , wat aau zoo vele dieren en insekten , wat aan alles en aan allen op deze door hen eenigen tijd bewoonde aarde weder voer , dat alles en wat daarbij niet genoemd noch opgesomd kan worden , dat alles is Hem oogen schijnelijk. Nog weet en kent God al wat komen moet , al wat nog zijn zal : 200 vele verlangens , zoo vele gewaarwordingen van liefde in het hart der geluk zaligen en hemelsche geesten , niet alleen gedurende duizende jaren , maar door de gansche toekomende eeuwigheid. Dat alles kent God , dat weet God , dat ziet God duidelijk en helder en klaar , als kwame het op dit oogenblik onder zijne goddelijke 251 2 oogen. En dat kennen van het toekomende bene velt Hem de kennis en het weten van het voorle dene niet , dat doet Hem hetgeen geweest is niet vergeten . Met een enkelen blik zijner goddelijke Wijsheid treft Hij van de eene tot de andere eeu wigheid , ziende wat met mogelijkheid gezien kan worden , zonder twijfel, zonder hapering , zonder verwarring , zonder dat het voorledene zich menge met het tegenwoordige of toekomende , of met iets wat aan verbeeldingkracht onderworpen is . - De goddelijke Wijsheid is een verrukkend schouwtoo neel, waarop zich Gode al wat mogelijk is onder scheidenlijk voordoet : oneindige aan de onze ge lijkende werelden , oneindige aan de onze niet gelijkende werelden , werelden die God kan voort brengen en vervullen met allerverschillendste schep selen , mel schepselen oneindig in elke soort. Het goddelijk verstand is eene schouwplaats van alle denkbare schoonbeden , van schoonheden omtrent welke God de wonderlijkste denkbeelden in zich heeft. Van uit dat groote volk van mogelijke schepselen ontdekt God wat zij zouden verrigten , wat willen , wat denken in alle omstandigheden van elk oogenblik eener gansche eeuwigheid , waarin zij zich zouden kunnen bevinden . O onbegrijpe lijke afgrond ! Oonnaspoorbare onmetelijkheid ! O zeediepte van Gods eeuwige Wijsheid ! Nog meer treffend en verbazingwekkend : God weet , kent en doorziet alles op eene allervolmaaktste en volkomenste wijze. Hij weet en kent het , zonder het ooit geleerd of bijgeleerd te hebben . Sedert + 232 7 God God is , weet Hij wat Hij weet, het voor ledene , het tegenwoordige, bet toekomende , het bestaande , maar ook het niet- bestaande , mogelijke. O diepte der goddelijke wetenschap ! O verstomming der ongeschapene Wijsheid ! Een ander wonder : God kent al wat tot hiertoe overwogen is , door eene eeuwige gedachte vol klaar beid en helderen luister. God redeneert daar niet over , maar begrijpt het alles met een enkelen blik zijner onmetelijke wetenschap . Hoe nu zou ik zoo cen goddelijk verstand , 200 eene oneindige Wijsheid niet eerbiedigen , niet on . derworpen gehoorzamen ! O ja , ik maak het besluit mij in alles aan Gods beilige Wijsheid , aan Gods aanbiddelijken wil te onderwerpen . Hoe toch zou ik niet vreezen , die alwetende Wijsheid door een eenige overtreding te kwetsen , hoe zou ik iets be staan dat beleedigend zou wezen voor de oogen dier oneindig-verstandelijke Majesteit ! O God in alles oneindig ! wat vreagd voor mij, dat Gij zoo grenzeloos wijs en alwetend zijt boven alle begrip en wetenschap ! Ik weet nu , dat Gij een onveranderlijk verstand zijt , waarvoor niets is verborgen. Ik weet , dat Gij met een enkelen blik uwer alles inziende kennis alles doorgrondt. Gij zijt dat heldere licht , hetwelk geene duisterheden noch verborgenheden kent , uwe wetenschap is on beperkt, en de door U gekende waarheden zijn zonder tal. Gij kent oneindige dingen en hebt ze nooit aangeleerd noch nagevorscht. U is alles van- en tot in alle eeuwigheid tegenwoordig , en 7 2 233 ? millioenen jaren zijn voor U een stip . Gij verlicht alle geesten , en verspreidt den glans uwer weten schap over al het geschapene. Owijsste God , Ô goddelijke Wijsheid ! hoe zeer verdient Gij om deze voortreffelijkheid van mij bemind , geëerd en ge diend te worden ! Gij vergeet niets : Gij zult dus ook het weinige goeds niet vergeten dat ik u ter eere zal mogen verrigten . Ik maak het besluit veel goeds te doen uit liefde tot U , om U te be lieven . Tot dat einde onderwerp ik mij gaarne aan uwe wijze verordeningen en bevelen ; ik wil ze met ijver betrachten en naleven . Niets van al wat Gij geboden hebt zal ik veronachtzamen . Ik bemin U , ó eindelooze wijsheid , ik bemin U met geheel mijn hart. Tweede Punt. > 2 Overdenk, mijne ziel , hoe gij verpligt zijt God lief te hebben , omdat Hij zijne oneindige wijsheid heeft aangewend tot uw voordeel en tot uwe za ligmaking. Gods wijsheid denkt gestadig aan mij , zij waakt over mij, zij houdt zich met mij bezig , als ware ik alleen op de wereld . Bij dag en bij nacht be steedt zij zich om mij wél te doen , ja zij overlaadt mij met eene magt van onbegrijpelijke genaden en zegeningen , ondanks mijne Haar zoo bekende over tredingen en zonden . Van af de voorledene een wigheid was zij op mij, nietigen worm , liefdevol starende,2 van toen af maakte zij plannen wegens 234 - al dat heil , hetgeen ik reeds van haar heb genoten en nog van hare zorgende goedheid te wachten : heb. Het was Gods opperste wijsheid die de wereld denkbeeldde , met die orde en wonderbare evenre digheid van schepselen , waarmede zij van haar begin door duizende jaren heen staande en be houden bleef. Diezelfde wijsheid wrochtte dat schoone Paradijs - Gods heerlijkst wonderwerk – dat on vergelijkelijk verblijf der gelukzaligen , dat Eden van eeuwig- hemelschen wellust. Nog met de eigene hoogste wijsheid ordende God de middelen , waar door ik mijne zaligheid zou bewerken en tot de onsterfelijke glorie opstijgen . Die wijsheid bestuurt mij op dezen stond , doet mij den weg kennen en volgen die ten hemel leidt . Tot dat zelfde oogmerk verlicht zij mij door zoo vele nuttige leeringen . Doch inzonderheid : toen de zaak mijner onsterfelijke gelukzaligheid door de zonde van den eersten mensch verloren was , toen vooral vond de eeuwige wijsheid raad , en voorzag zij liefderijkst in het onmogelijke van mijnen kant . Toen wist zij hare voortreffelijkheid te doen schitteren om, met inachtneming der menschelijke waardigheid , alles ļe herstellen : uit een uiterst onheil wist zij een uiterst heil, uit de diepste ellende het hoogste goed te trekken . Die wijsheid beschikte het , dat een goddelijke Persoon mensch werd , ten einde van den mensch zelven een God te maken . Zij vond het middel van den onsterfelijke te doen sterven , opdat nietige stervelingen cen onsterfelijk leven van eeuwige genieting niet zouden missen . Die 7 235 2 7 onbegrijpelijke , schijnbaar onzinnige wijsheid ver keerde bet vleesch van een God -mensch in een zelfstandig voedsel onzer zielen , mij zijn goddelijk bloed nalatende tot prijs mijner vrijmaking ja , maar ook tot prijs mijner onsterfelijke gelukzaligheid. Beseft gij nu , mijne ziel , hoe groot uw geluk is : een zoo wijzen Heer tot God te hebben , die zijne onbereikbare wijsheid aanwendt, om de grootste wonderen te wrochten tot uw voordeel , en die tot vergelding van al dat onbegrijpelijk -liefdevolle niets anders eischt dan uwe wederliefde ? En ik ... ik zoû mij niet laten leiden door een zoo wijs Wezen , door een God die alles kent , die niet kan falen , die alleen en volkomen weet wat mij tot heil strekt : voor- of tegenspoed , beproeving of troost , lijden of verkwikking ! Al dát wil of beschikt of laat die oneindige wijsheid toe , opdat het mij hoogst nuttig zij , opdat het mij tot mijne eeuwige zalige bestemming voere . Waarom dan mij niet geheel overgegeven aan dien alles wetenden , alles wijsselijkst en liefderijkst bestierenden God ? Ik maak het besluit mij dikwerf aan God op te dragen , Hem zeggende : Dat uw allerheiligste wil volbragt worde gelijk in den hemel, 200 ook en... zoo ook in mij ! O alleen wezenlijk- Wijze , ô God ! ... ik bedank U , dat Gij de schatten van uw verheven weten besteed hebt , in 200 veel wonderlijks voor mij, te mijner gunste uit te voeren . 0 ! hoe zeer verlang ik de diepte uwer uitstekende weldaden te peilen , opdat deze mij leeren mogen U waarlijk le be op aarde 2 236 9 2 minden , en U in alles genoegen te geven. 0 ! dat ik U toch lief hebbe , U alleen liefhebbe , alleen lijk betrachte wat U welgevallig is ! O ja , mijn lieve Heer! ik wil hetgeen Gij wilt , dat wil ik ten koste van alles . U is alles bloot en ontsluijerd , voor U is geen doister , geen verborgen . Gij ook kunt U niet bedriegen in datgeen over en jegens mij te beschikken wat mij het heilzaamst is . Daarom stel ik mij in uwe handen , daarom wil geen wil dan den uwe. Doch , ô alwijze en algoede ! verlicht mijn gemoed en onderrigt mijoe onwe tendheid. Ontdek mij, Gij die het glansrijk licht der hemelen zijt , en ontsluijer mij het aan mijne bekrompenheid verborgene uwer goddelijke weten schap. Maak mij kennelijk de wijze en liefderijke vonden waardoor Gij mij tot uwe liefde wekt. Ik verzucht tot uwe liefde en haak er naar , opdat ik U beminne en liefhebbe in alle omstandigheden mijns leyens: in genoegens, maar ook in tegen heden , in vermoeijenissen en in rust , in kalmte , maar ook in tempeesten , in smaad en verachting... in alles en altijd . Dat uw heilige , wijze en aan biddelijke wil geschiede gelijk in den hemel , 200 ook op aarde ; 200 ook o ja , in mij ! Derde Punt. Gods oneindige wijsheid vertoont zich wonderbaar in het voortbrengen van alle schepselen , waarover zij zich heeſt willen uitstorten . Zij toch schittert op eene verbazende wijze in het uitspansel des 257 hemels , in dat onmetelijk getal sterren , welke ons zooordelijk boven onze hoofden rollen , met zoo veel juistheid de jaargetijden aanbrengen , en zoo veel heilzaams te onzer gunste uit zich doen vloeijen . Even verwonderlijk is zij in het ontluiken van het geringst bloempje en in het doen wemelen van den nietigsten worm . Wel is waar , de wijsheid des Allerhoogste straalt wonderbaar uit in het scheppen onzer geestvermogens: van het menschelijk ver stand , immer begeerig naar meerdere kennissen , van ons geheugen , de getrouwe schatbewaarder van 200 vele voorledene gebeurtenissen , van onzen tot eindeloos en onbegrensd verlangen geschikten wil . Maar diezelfde oneindige wijsheid openbaart zich ook op eene uitstekende wijze in de vorming onzer ligchamen , welke voorzien zijn van een menigte niet te tellen werktuigen , en deze verschillende van stof , van gedaante , van beweging , gesteldheid en uitwerking , en nogtans onderling zóó overeen stemmend , allen met volkomene eendragtigheid tot hetzelfde doel gerigt ! Zoodat alle Gods- werken ons getuigen van zijne oneindige wijsheid. Doch op eene gapsch bijzondere wijze spreekt zich Gods wijsheid uit in het bestuur der wereld , en in die algoede voorzienigheid , waarmede zij alles leidt tot de door haar bestemde oogmerken ... Zij vindt onfeilbare middelen om te bereiken wat zij zich heeft voorgesteld . Zij overkomt alle hinderpalen , zonder aan iets of aan iemand eenig geweld aan te doen. Zij weet zich zelfs van die hinderpalen zelven te bedienen , om des te zeker tot haar doel 238 > einde te geraken . Die Die wonderbaar- verlichte en verlichtende wijsheid toont Gode de geschiktste wegen , langs welke Hij zich meester maakt van den wil der menschen , zonder dat zij genoodzaakt worden . Immers , God behandelt onze vrijheid als een vader : met eerbied en ontziening. En echter omgeeft Hij haar met zoo wijsselijk geregelde raadgevingen en inspraken , dat Hij het weêrbar stigst willen naar zijnen aanbiddelijken wil doet overslaan , en den mensch doet neigen tot het tegenovergestelde van wat hij aanvankelijk verkeerd wilde ; zoodat hij de mensch later veraf schuwt hetgeen hij vroeger lief had , en later bemint waarvoor hij vroeger terugdeinsde. Ik zal mij dan aan die onsterfelijke , alle heil aanbrengende wijsheid toebetrouwen en geheel over geven , ten einde zij mij leide , regele en besture. Ik zal haar mijoe vrijheid wijden , haar smeekend , dat zij mij ter zijde sta met de werkelijkheid harer genade , en mij tot het ware goede stiere . Ik zal haar bidden , dat zij mij vast en volstandig doe zijn in het beoefenen van goede werken , dat zij mij sterke tegen de moeijelijkheden der deugd en des geheelen christelijken levens . Ik zal mij vol komen aan hare voorzienigheid overlaten als aan het licht dat mij, langs de kronkelende en doorn achtige paden van dit sterfelijke, te leiden heeft naar het onsterfelijk wit mijner eeuwige bestemming. O God van wijsheid , ô God van alle wetenschap ! Wie zal uwe handelingen en uwe schepselen be grijpen , oin in deze de wonderen te schatten , 2 2 239 2 > 2 waarmede Gij ze hebt voortgebragt en bij voort during bestuurt ? Uwe blikken schitteren oneindig klaarder dan der zonne -lichtstralen . Gij weet welke voortreffelijkheden uwen schepselen passen ; daar mede begenadigt Gij hen . Gij voorziet de wegen , langs welke Gij ze tot hun einde zult doen wan: delen , en verstrekt hun daartoe de meest geëigende , de gemakkelijkste en zekerste middelen . Gij let op- en voorziet in alles gelijktijdig. Gij zijt geheel licht zonder eenige vermenging van duisternisse . Gij zijt een wonderbare fakkel die alle schepselen verlicht, opdat in hen uitschijne , dat zij het werk zijn van uw onmetelijk verstand . Maar inzonder heid praalt Gij wonderbaar in het geestelijk bestuur van den mensch , door onzen wil te plooijen naar uwe volstrekte raadsbesluiten , zonder onzer vrijheid le schaden of haar te belemmeren . Mijn hart ô Heer , is in uwe handen : Gij kunt er de gevoelens in opwekken die U behagen , Gij kunt het be wegen tot overeenstemming met uwe hemelsche verlangens . Uwe alles- doorziende wetenschap ver schaft U de inspraken , waardoor ik bewogen zou kunnen worden tot volmaakten omkeer en verande. ring van zeden , tot eene nieuwe regeling van een nieuw en beter leven . Ik verheug mij met U over die volstrekte en toch zoo zoete meesterschap , en bid U tevens , dat Gij te mijnen opzigte gebruik gelievet te maken van deze uwe goddelijke voor treffelijkheid. Stort in mij die heilige gedachten , welke Gij weet dat het meest yermogen op mij zullen uitoefenen , om U getrouw te dienen en > 240 vuriglijk lief te hebben . Ontsteek in mijn hart die gevoelens van vrees , van hoop , van haat , van liefde, welke het krachtigst zijn om de zonde te doen verafschuwen , de deugd te doen betrachten en naar den hemel te doen verlangen . Leid en be stuur Gij mij naar uw goddelijk welbehagen. Ik geef mij geheel over aan de hooge bescbikking uwer wonderbare voorzienigheid , ik onderwerp er mij aan voor tijd en eeuwigheid. Ik betrouw in U , ik hoop in U. Gij zult mij ler zaligheid leiden . Dat beloof ik mij van uwe bewonderenswaardige wijsheid en van uwe onmetelijke, nooit volprezene liefde. cegu Drie - en - twintigste Meditatie. God verdient van ons bemind te worden , omdat Hij de oneindige goedheid is. Eerste Punt. God is eene onmeetbare , eene peillooze , eene oneindige goedheid . God is de hoogste goedheid , de eerste goedheid. God is een oorspronkelijk goed , een oceaan van alle goed , een goed waar geen goed meer bijgevoegd kan worden ; want God heeft alles , bezit alles . God is zulkdanige en zoo groote goedheid , dat Hij goeds genoeg bezit om er alle schepselen mee te vervullen . Hij is goed in wezen , goed in willen , goed in handelen . Hij is goed , 241 > ja best van zijne natuurwege. Hij is goed en best door zijnen wil. Hij is eene loutere, allerzuiverste en allerschoonste goedheid . In God heerscht eene opperste neiging van goed te doen . Gods weldaden zijn een degelijk bewijs van zijne goedheid , en doen ons klaar zien hoe goed Hij is . Om zijner goedheid te voldoen schiep Hij de wereld , uit de duistere diepte des niets zoo vele schoone en volmaakte wezens trekkend , en hen verrijkend met zoo vele en zulke verhevene boedanigheden ! Deze allerbeminnenswaardigste , goddelijke goedheid stort in ons, met eene meest verkwistende milddadigheid , allerlei goed ; niet omdat zij dat noodig heeft, maar alleen omdat zij goed is en hare neigingen wil involgen. God was, of liever is , eer Hij de wereld schiep , even gelukkig als Hij het is , nu Hij de wereld geschapen heeft. Alle zijne genadegaven deelt Hij ons mede om ons welzijn ; en wat Hij ons geeſt bereidt ons , om nog meer te erlangen . Hoe vele schenkingen heeft Hij ons gedaan ! Met hoe vele bekwaamheden begiftigd ! Met hoe vele rijkdommen versierd ... die wij zouden misbruiken ! Hoe vele inspraken tot zaligmaking ! Hoe vele bo vennatuurlijke genaden , en hoe menigmaal ! En Hij wist , dat wij er geen waarde aan zouden hech ten ; en dat wederhield Hem toch niet , de eene weldaad op de andere te stapelen . En waarom ? Opdat wij zouden zien en beseffen hoe goed Hij is , en hoe geneigd om ons schepselen wel te doen . Zijne eindelooze goedbeid verbeidt ons in den hemel, . 16 242 om ons door eeuwige goederen en geneugten een nog sterker bewijs te geven hoe uiterst en oneindig goed Hij jegens 'ons is . En ik ... ik bemin dien God niet , wiens natuur geheel goedheid is , dien God welke zijne einde looze goedheid geheel te mijner gunste besteedt ! Voor wien zal dan wel de liefde zijn , tenzij om die hoogste goedheid lief te hebben ? 0 ! wie kan van eene oneindige liefde branden , om ze geheel en volkomen aan God te wijden ! - O Heer ! welk een kwaad bedrijft de zondaar ! Hij toch beleedigt, min- en veracht het hoogste goed , de opperste goedheid , die om zoo vele oneindige redenen ver dient behaagd , bemind en gehoorzaamd te zijn ! Ik aanbid U , mijn hoogst beminnenswaardige goede God , en wil U al het meest mogelijke goed : den hoogsten lof , de diepste onderwerping , de hartelijkste liefde. , 0 grenzelooze. Goedheid ! ver leen mij dat ik U wete te kennen , opdat ik U wete te beminnen . Gij alleen zijt waarlijk goed., gelijk Gij alleen wezenlijk groot zijt. Niets dat goed is ontbreekt U. Uit U vloeit alle goed , van U daalt al wat goed is, neder. Schenk mij dan , dat ik U alleen lief hebbe , U , hoogste , U , oneindig goed . Laat nooit toe , dat ik zou een groot goed als Gij zijt door de zonde beleedige , en gedoog niet , dat ik ooit te kort blijve aan den eerbied dien ik U verschuldigd ben . Hadde ik mij daaraan nooit bezondigd ! Ware ik duizend maal in uwe liefde gestorven , alvorens U door zware zonden te kwetsen ! Uwe eindelooze goedheid is mij klaar 2 ។ . 243 uit de wonderbare , onnoembare en onvergelijke lijke liefdeschenkingen , waarmede Gij mij zoo geheel belangloos..begenadigd hebt.. Ik verlang U beter te kennen , om U met meer vuur en tecderheid lief te hebben . Verlicht mij , ô hoogste Goed , en verwarm mijn hart met uwe goddelijke liefde schichten . Dat smeek ik U door Jesus' verdien : sten . Geef, dat ik U immer ineer en beter kenne , opdat ik U hartelijker beminne. Amen . Tweede Punt. 1 7 God is de oneindige goedheid ; maar dat is Hij ons ten gevalle. Wat zouden wij zijn , ware God niet zoo goed , niet zoo milddadig , niet zoo goe dertieren als Hij ' het is ? Waarlijk , wij hebben juist een God zoo als wij Hem behoeven , een God die ons zegent met overvloedige weldaden , in weer wil van onze ondankbaarheid . Hoe zeer wij Hem ook miskennen , verdraagt Hij ons niet alleen , maar behoedt en beschermt Hij ons , ja laat Hij geen oogenblik voorbij gaan , waarop Hij ons niet ver rijkt met duizend genadegunsten . Hoe zeer wij Hem door de zonde onteeren , is Hij altoos bereid om vergiffenis te schenken . Terwijl wij om onze overtredingen verdienen vernieligd en door duizend hellen te worden ingezwolgen , beurt Hij ons op , ja verheft Hij ons boven de hemellichten , opdat wij eeuwiglijk met Hem zegevicren . Zoo'n God hebben wij noodig , wiens goedheid ongedeerd blijft ondanks alle onze boosheid . Met al het groote 2 244 2 - en wonderbare dat God in de natuur-orde , in den hemel , op de aarde , in de lucht, in het water voor ons gewrocht had i was zijne ' onmetelijke goedheid niet voldaan . Hij rustte niet tot dat Hij den mensch voortbragt, tot dat Hij den mensch prij-kocht , voor den mensch zijn leven gaf, tot dat Hij zijn bloed stortte voor zijne vijanden-, tot dat Hij den mensch- als zijn geliefden vriend - een feestbanket aanrigtte , eene tafel opgedischt met zijn eigen vleesch en bloed , en waar bet bloote beeld schuil gaat voor het ware wezen ! 0 goddelijke goedheid ! O oneindige en aller beminnenswaardige goedertierenheid ! Overweeg , mijne ziel , en herdenk het verbazend wonderbare dat uw God voor U gedaan heeft ; hoe dat alles onmogelijk ware , indien God niet rijk was in onvergankelijke , onbegrijpelijke en name looze goedheid . En zie dan of Hij , die dat alles voor U gedaan heeft , maar weinig wederliefde waardig is. Mijne ziel , wist gij hoe goed God is , hoe zeer Hij u lief heeft , gij waret u zelve te klein van te vredenheid , en het hart zoll u breken van jubel. O mijne ziel ! waarom bemint gij niet een God die zóó goed is in zich -zelven en zóó goed jegens u ? Waarom schenkt gij uwe ganische genegenheid niet aan eenen z00 minnenden en zoo beminne lijken God ? Waarom spant gij alle uwe krachten niet in , om ' uw hart door eene meer gloeijende liefde te doen branden ? . Waarop kan zich uw wil beter toeleggen , dan om een ' in goedheid zoo uit stekenden God lief te hebben ? 2 . 2 245 2 Ik maak het besluit alle mijne werken te verrigtep met het doel om Gode te bebagen . Ik zal Hem dikwijls zeggen : Heer , ik doe dit... om U ge noegen te geven . Oneindiglijk goede God en Vader ! Ik deel in uwe vreugde over deze uwe eindelooze beminuens waardigheid . Ik belijd , dat alle voorledene, hui dige en toekomende, ja alle mogelijke schepselen er nooit toe kunnen geraken , U te beminnen gelijk Gij behoort bemind te worden . Alleen uwe eigene oneindige liefde evenaart uwe oneindige beminnens waardigheid . Bemin U -zelyen dan , ô mijn God , bemin U met eene U waardige liefde. Doch ook , schepk mij eene brandende liefde werkelijkheid , waar mede ik U lief hebbe naar al de krachten van mijn zwak vermogen . Uw goede wil mij-waarts zal mij die genade schenken . Gij, gij hebt mij goeds gewild zóó , dat Gij voor mij zijt mensch geworden en gestorven , zóó , dat Gij U aan mij geschonken hebt tot spijs en drank. Ach! Ik dank er U duizend maal voor , duizend maal wil ik er U voor prijzen en zegenen . Ik verwacht de eeuwigheid des Paradijses , om U dáár mijne dankzeggingen te verontsterfelijken. Oopperst goede God / ik bemin U metde hoogste liefde waartoe ik vatbaar ben . Ik bemin uw genoegen en zelfbehagen . Ik betuig U dat ik , al wat ik doe , verrigten wil om U, ô minne lijkste goedheid , genoegen te geven . Dikwijls – dit neem ik mij ernstig voor dik wijls zal ik U deze betuiging herhalen , Doch, 0 God vol van goeden wil jegens mij , help mij ,

246 > > opdat ik het zoo doe. Besteed in mij de schatten uwer magtige genade. Verleen mij dit groote goed : dat al mijn verlangen , al mijn denken , al mijn handelen tot U gerigt zij , om U te be hagen , U alleen . Daar om bid ik 0 , door uwe U geslagen heilige lijdenswonden : wonden in uwe handen en voeten , in uw God -menschelijk lief debart. Door de verdiensten van uwen smart vollen voor mij gestorven kruisdood , geef mij die genade. Dat beloof ik mij van U. : Verleen het mij , ik smeek het U , Ở ja verleen het mij , en neig uwe ooren naar mijne hoopvolle smeekingen ! Derde Punt. > God verdient van ons bemind te worden om zijne oneindige grootheid. God is waarlijk groot. Buiten God is er niets of niemand waarlijk groot. Gij alleen o mijn God , zijt de Allerhoogste', het Opperwezen , Gij alleen zijt groot. De mensch kan in de cene of andere bijzondere uitmuntendheid betrekkelijk -groot zijn , maar nooit, volstrekt nooit in alles. Iemand is groot om de verhevene waardigheid waarin hij geplaatst is , maar tevens is hij misschien van mindere afkomst. Een andere is van grooten huize , maar heeft geene bijzondere persoonlijke hoedanigheden . Een derde munt uit in 'heldenmoed , maar hij mist voorzig heid , enz . Geheel anders is het met God ge legen. God is groot in alles : groot in magt , 247 groot in goedheid , groot in heiligheid . Gods groot heid is bovendien onmételijk , oneindig , onbegrensd ; terwijl der menschen grootelijkheid broos en onbe stendig is ; zij is afhankelijk van de waardering en denkwijze van andere menschen . Maak , dat deze haar verachten of er de geheugenis van verliezen , en de aardsche grootheid houdt op groot heid te zijn . Maar Gods grootheid verandert niet , de Allerhoogste houdt niet op groot te zijn , al wordt Hij ook van de menschen niet gekend , er kend of herdacht. Menschen maken slechts ver toon van grootheid , als zij met minderen vergeleken worden . Een edelman schijnt groot tegenover een burger , maar vergeleken bij een prins, geraakt die edelman weêr op den achtergrond ; en die prins zelf schijnt, in het gezelschap van een koning of monarch , niet veel bijzonders meer. Maar no , een koning tegenover God ! ' t Is een nieteling , een loutere niet. De Schepper alleen heeft van zich -zelven alle grootheid , en deze komt des te meer uit , naar mate men haar vergelijkt met al wat niet God is. ' - De menschen worden groot gemaakt door andere menschen , en dan nog moet God er tusschen beide komen : een koning schat zijne grootheid naar het getal zijner onderzaten , een veldheer naar de getalsterkte en dapperheid zijner soldaten . Maar God is groot uit zich-zelven , in zich- zelven bezit Hij alle grootheid , en deze is Hem wezenlijk eigen , en dat oneindiglijk . De Schep per is van zich -zelven'even groot als Hij het zijn zou , indien Hij , in plaats van eene , millioenen 'werel 248 2 den aan zijde heerschappij onderworpep had. De grooten dezer aarde zijn veeltijds slechts groot in onze meening. Zij schijnen ons groot - zeide eertijds een Wijze - omdat wij klein zijn. Indien wij opstegen en groot werden , dan zouden zij op hunne beurt klein worden ; doch hoe zeer wij ook in verhevenheid kunnen wionen , wij zullen altoos klein zijn voor God . Sommige menschen achten wij groot , en wij be: driegen ons. Wij noemen groot degenen die boven anderen uitsteken in rijkdom , in waardigheid , in magt. Zulke grootheid is slechts eene geleende. De verdienste alleen is het , die de ware grootheid maakt, en alleen de deugd is de moeder der ware verdienste. Van daar dat God oneindiglijk groot is , omdat Hij oneindig -goed en heilig is . De menschelijke grootheid is voorbijgaande , zij be paalt zich bij s'menschen leven en bij de nog onzekere gebeugenis van andere menschen . Alles snelt voorbij , alles ontglipt ; maar uwe grootheid , Ô mijn God , was altijd en zal altoos wezen; want zij is uwer natuur eigen , yan allen en alles onaf hankelijk. Intusschen , welke , achting heb ik voor die oneindige Gods grootheid ? God alleen verdient mijne gapsche achting , want God alleen is oneindig groot. Hoedanig ontzie en eerbiedig ik zijne groote Majesteit , hoedanig zijne wetten ? Verkies ik en hoe , Hem genoegen te geven boven alle schepselen ? Wat doet men niet , om den grooten dezer aarde te believen , wat niet om hunne luimen en grillen in de volgen ? Maar wat zoo 至 2 - 249 a 4 ik niet behooren te doen , om den Allerhoogste welgevallig te zijn ! Groote , allergrootste God ik acht en bemin U boven al wat aardsch is. Ik wil U behagen door het naauwkeurig naleven uwer heilige geboden ; hen stel ik boven mijn eigene voldoening , en nooit wil ik U mishagen ten gevalle van eenig aardsch schijngenot. · Verlicht mij , Ô Heer , opdat ik uwe grootheid wel doorgronde. Stort in mijn gemoed eene allerhoogste achting en doordring mijn hart met den diepsten eerbied voor uwe goddelijke grootheid. Gij toch zijt groot in alles : groot in heerschappij , omdat Gij aan allen gebiedt -- groot in magt , omdat Gij alles kant - groot in wijs heid , omdat Gij alles weet groot in onmeet baarheid , omdat Gij alles omvat - groot in goed heid , omdat Gij aan allen alle goed verstrekt. Ik schep behagen in alle deze uwe eindelooze groot heden ; want ze zijn nw eigendom , en doen U de beste in alles zijn. If verheug mij in en over alle deze uwe grootheden , omdat zij uwe schepselen groot en verheven maken , want door uwe groot heden naderen zij U en worden zij tot U gevoerd . Immers , de braven wijden zich aan U toe en ô ! dan worden zij zoo groot in uwe oogen : groot door de genade welke hen tot vorsten verheft , ja tot uwe kinderen, groot in deugden , door welker kracht zij de aardsche goederen vertrappelen , de geziene dingen verachten , hunne blikken en neigingen hooget opwaarts tot de hemelsche goederen keerend , omdat deze alleen groot en achtingwaardig zijn . > F 1 930 7 0 groote God ! door de volbeid uwer genade trek mijne ziel tot U , opdat zij zich met U ver voege en vereenige door pimmer breekbare liefde banden . Geef, dat ik door middel dezer heilige vereeniging overvloedig deelachtig worde aan uwe liefdegaven , en deze mij inwijden in de kennis uwer ongenoemde uitmuntendheden . Geef, dat mijne ziel groot zij in de liefde uwer grenzelooze be minnelijkheid , groot in zucht en zorg om U te behagen. Vuriglijk en van ganscher harte begeer ik, U grootelijks te vereeren . Daarom smeek ik U om uwe verhevene genadegaven , ik smeek er U om door uwe hooge barmhartigheid en ontfer ming , door uwe onmetelijke goedertierenheid. Ik bemin U en heb U-lief , Ô God oneindig in groot heid . Ik maak het besluit , mij van alle , ook van de minste vrijwillige overtreding to wachten , om uwer allerhoogste Majesteit niet te mishagen.' a 5 Vier - en - twintigste Meditatie. God 3 , verdient van ons bemind te worden om zijne oneindige barmhartigheid . t Eerste Punt. 3 God verdient ten hoogste van mij bemind te worden , omdat Hij hoogst barmhartig is , en mi oneindige bewijzen heeft gegeven van de liefde rijkste ontferming: " ); is 251 2 - 来 De afschuwelijkste ellende , waarvan God mij meermalen verlost heeft, was de zonde , dat kwaad , door mijne eigene krachten niet alleen , maar door de pogingen van alle menschen en Engelen , ja van alle mogelijke schepselen , ongeneeslijk en -on herstelbaar. Van dat zoo vreeselijk onheil en jammer heeft God mij zoo dikwijls en op eene ' zoo won derbare wijze verlost, door het God -menschelijk bloed van die Hem Zoon is , ja eengeborene. Zijne liefdevolle erbarming heeft mij eene zoo moeijelijke zaak – het aan de zonde ontheffen mijner ziel — hoogst gemakkelijk gemaakt. Indien ik mij, al leen door eene akte van waar berouw , dat dierbaar Bloed toepas, wordt mijne ziel rein en gezuiverd van millioenen allerafschuwelijkste zonden , indien ik bet- ongeluk hadde gehad er zoó vele te be drijven . Is dat niet - eene onvergelijkelijke erbar ming , mij met zoo weinig vrij te maken van een eindeloos kwaad ? Van uit eenen allerrampzaligsten staat van vijand van God – waarin ik verdien van God gebaat en veracht te worden over te gaan tot de hoogste waardigheid waartoe cen mensch bekwaam is : tot de kindschap en vriendschap van God , en dat gepaard aan het volle regt tot de erfenis des hemels?! En dat geneesmiddel, het welk mijne schuld uitwischt, en mij herstelt in het bezit van zulke uitmuntende genadegaven , dat ge wordt mij niet ééne reis , maar staat daar als ge reed duizend en duizend-malen , zoó menigwerf als ik er behoefte aan heb ! Indien wij , na honderd' jaren van eenë allerstrengste boetpleging , >

952 9 1 . in vasten , in haire kleederen , enz. ons , met be hulp van dat Heilands bloed , van de a !schuwelijke misvormigheid der zonde. konden vrij maken , dan nog zouden wij ons hoogst gelukkig te achten heb ben . Maar de naamlooze goedertierenheid van onzen God eischų zoo veel moeijelijks en hards niet. Hem gevoegt cene enkele akte van goddelijke liefde , dat alleen doet onze ziel van de afschu welijkste besmetting der zondeschuld overgaan tot den staat van een allerschoonst wezen , hetgeen als vergoddelijkt wordt door de kostbaarste gaven van hemelsche genade. 0 ! hoe beminnelijk is God om deze oneindig -milddadige en zoº dikwerf herhaalde barmhartigheid ! Hoe zeer verdient eene zóó ontfermende goedheid geheel onze liefde ! Hoe zeer verdient zij , dat zij ook in het minst niet gekwetst of beleedigd worde !... Hierom maak ik het besluit God dikwijls te bid den , dat ik Hem nooit opzettelijk , zelfs nooit door ligtere zonden moge vergrammen . Hij toch , die zoo uitermate goedertieren en barmhartig is , Hij is al mijne, vereering en liefde allerwaardigst. Het ware dus eene uiterste boosheid , Hem op nieuw te beleedigen , die mij zoo menigmaal vergeven heeft. Mijn allerbeminnelijkste God en lieve Heer ! voltrek in mij de menigvuldigheid uwer barmhar tigheden met de gave uwer heilige liefde , opdat deze mij in haat stelle tegen de zonde, en mij belette U ook in het minst te mishagen . Ik dank , loof en zegen U , dat Gij mij de vergiffeniş mijner 鲁 I 253 2 + zonden zoo makkelijk gemaakt hebt. Ik bedank U dat Gij U , om mij vergiffenis te schenken , met zoo weinig tevreden stelt : met ééne akte van op regt leedwezen . Wie zou dat gelooven , Ô mijn God , indien Gij-zelf het mij niet haddet geopen baard ? 0 lieve ingewanden vol medelijden en zoete ontferming ! Wie anders dan Gij oneindig in uwe verhevenheden - wie kon zolk eene goedheid hebben , wie zulk eene erbarming uitoefenen ? Wees gezegend voor altijd , wees door Engelen koren geprezen , en verheerlijkt door alle begrij. pende schepselen ! Ik bemin U , Ô oneindiglijk barmhartige God , God die zoo vaardig zijt in het kwijtschelden der snoodste en zoo menigwerf her haalde misdaden . Gij verdient alle liefde van men schen , die U alles verschuldigd zijn . Gij zijt geheel mijne genegenheid overwaardig ; want Gij hebt zoo goedertieren vergeten hetgeen ik tegen U mis dreven had. Ach ! konde ik , om U te dienen , om U wegens uwe grenzelooze ontferming in eeu wigheid te verheerlijken , aller schepselen liefde in mij-alleen vereenigen ! Ik bid en smeek U : reinig mijn hart van alle boosheid , zuiver het meer en meer van alle ongeregtigheid , en maak dat ik U nimmermeer vergramme. Dit zal ik dikwijls van U afsmeeken : de genade van niet te zondigen , de genade van nooit door de zonde van U gescheiden te worden . 2 1 284 Tweede Punt. 7 Ik ga nog andere barmhartigheden overwegen , waarmede onze lieve Heer mij begenadigd heeft tot verligting mijner zoo vele groote ellenden . Ik ... ik ben een zamenstel van onwetendheden . van dwaliogen , van boosheden. Ik ben een put van zonden , eene mijn van ondeugden. Zóó werd ik geboren ontvangen in zonde —-ý, zoodanig zoude ik gebleven zijn , ja door zelf te zondigen , zou ik ellenden en jammeren op jammeren en ellenden gestapeld hebben , ware God jegens mij niet allerweldadigst geweest, in al dat ongelukkige en snoode te verminderen en te verbeteren . Wie sprak voor mij eer ik werd geboren , wie , opdat God mij ter wereld dede komen in een katholiek land , of mij althans het leven gaf door katholieke ouders ? Alleen de goddelijke barmhartigheid. Deze gaf mij het aanzijn in omstandigheden , waarin ik den waren God duidelijk kennen , in de te ge looven waarheden grondig onderwezen , in de te beoefene deugden liefderijk onderrigt konde worden . Hoe vele onderwijzingen deed God mij geworden , om mij tegen de valsche grondregelen te wapenen , en mij regt te houden op den weg die ten hemel leidt ! Hoe veel beilige gedachten stortle Hij in mijn ' geest, en hoe krachtig bewoog Hij mij het hart ten goede ! Het was Gods barmhartigheid welke zoo vele en 200 vele bekoringen verre van mij hield , en niet toeliet, dat de dnivel mij tot verdervons toe zou plagen . Zij gaf mij moed en 255 3 kloekheid , om aan zoo vele andere allerleislagtige verzoekingen te weerstaan. Zij deed mij smaak vinden en tevredenheid in het beoefenen van goede hemelwaarts voerende werken . Zij deed mij de ondeugd haten die ik gevlugt, het heilige en beilzame lief hebben dat ik betracht heb . Zij ont nam mij mijns harten hardheid , en begenadigde mij met deugdelijke vastheid en volstandigheid . Had ik het ongeluk van af te dwalen , en mij te verslingeren in dwaze geneigdheden voor schepse len , dan volgde zij mij als op de bielen , zij riep en herriep mij lijdzaam en welwillend , on met haar in vriendschap weder te keeren. Zij bragt in mijn gemoed de kennis van mijnen rampzaligen zondestaat , en vermurfde mij het hart door droef heid en leed over de bedrevene misstappen. En dat zoo menigmaal , telkens wanneer ik gezondigd had ! 0 ! onschatbaar en talloos is de maat en de verhevenheid van goddelijke genaden , van verlich tingen des H. Geestes , van bovennatuurlijke licht stralen , van hemelsche vertroostingen , waarmede zij mijne zwakke ziel vervold heeft. Er zijn vele Heiligen , jegens welke de goede God minder barm hartig is geweest dan jegens mij. En die Heiligen zullen niet ophouden Hem door alle eeuwigheid , voor die mindere ' van Hem ontvangene genade schenkingen , te loven . 0 ! dacht ik ernstig aan die diepte van goddelijke goedertierenheid , voor waar , mijn geest zou als geheel wegsmelten in akten van brandende liefde jegens mijnen God . - Dát te overdenken zal eene mijner zoetste bezigheden t 2 256 > wezen in den hemel , dat herdenken dier uitste kende en namelooze ontfermingen , die God jegens mij heeft uitgeoefend. Doch reeds op deze aarde moet ik deze overweging vuriglijk betrachten . Ik maak dan ook het voornemen , dikwijls hieraan te zullen denken... O allerweldadigste , 0 allerbarmbartigste , ô hoogst ontfermende God ! geef mij, onder de menigte uwer goedgunstigheden , deze genade : geef mij, dat mijne dankbaarheid eenigzins geëvenredigd zij aan uwe uitgestrekte goedertierenheid . Ondersteun mijne flaauwe zorgeloosheid door uwe sterke kracbt. Verlicht mijne onwetendheid en verdrijf mijoe dwa lingen . Schenk mij vastheid en volstandigheid in uwe heilige dienst. Voeg , ô Heer , voeg barm hartigheden bij barmhartigheden , zegeningen bij zegeningen , genaden bij genaden ; want ik ben zwak en uiterst behoeftig. - Ik jubel van vreugde en tevredenheid bij de gedachte , dat ik een God , een Vader heb , oneindig in barmhartigheden , een Vader in wien ik altoos kan en wil hopen , ja hopen ofschoon ... liever , omdat Hij bekend is met mijne onverdiensten , met mijne onwaardigheid , met mijne onmagt en ellenden. O mijn God en lieve Vader ! hoe wel komt de oneindigheid uwer barmhartig heid te stade bij den afgrond mijner nietigheid ! 0 ! overwin 'de afschuwelijkheid mijner ongereg tigheden door de grenzeloosheid uwer ontfermingen . Gij , mijn God en liefste Vader , Gij hebt zulke zoetlieve ingewanden van goedertierenheid ! Gij schenkt dagelijks vergiffenis , Gij ontveinst telken 257 dage hetgeen wij telken dage tegen U misdrijven , telken dage overlaadt Gij ons met weldaden in weêrwil onzer slechtheid . Ik hoop en betrouw dus altoos in U , op U. Ik hoop , dat Gij als een teer hartige Vader mij altoos zult lief hebben , dat Gij voor mij uw kind zult zorgen , dat Gij mij zult verdedigen en beschermen , dat Gij mij ein delijk met gunsten zult begenadigen ten eeuwigen leven . Dat vraag ik van U , ik nederige , daarom bezweer ik U door de grootheid uwer barmhartig heden , door het lijden en den dood van uwen dierbaren Eengeborene , door den lof en de zege ningen welke U van de gelukzaligen worden toe gegalmd. Ik bemin U , ò God van mededoogen , en om U beter te beminnen en inniger lief te hebben , maak ik het besluit , dikwijls de wonde ren te overwegen , welke Gij uit loutere barmhar tigheid voor , in en jegens mij gewrocht hebt. Derde Punt. Ik ga van meer nabij de uiterste verfijndheden van Gods barmhartigheid jegens den zondaar gade slaan , eene barmhartigheid die ik zelf ondervonden heb , wanneer ik mij in dien allerongelukkigsten toestand gedompeld zag. Welkdanig toch is Gods geduld en verdraag zaamheid , als Hij den zondaar — zijn vijand zoo lang afwacht tot boetvaardigheid ! Welke edel moedigheid in het ontveinzen van allergrofste en 17 258 dikwerf wraakaſtergende beleedigen , waarmede God in zijn aanschijn door den zondaar versmaad wordt ! De mensch... hij ontveinst , deels uit onwetendheid , welke hem het hem aangedane ongelijk verbergt , deels uit onvermogen , omdat hij onmagtig is het hem aangedane te straffen en te beletten . Maar God ! Hij weet en ziet alles , en niets ontbreekt Hem om den zondaar met zijne regtvaardige wraak neming te tuchtigen . En toch ontveinst Hij , Hij zwijgt en verdraagt ! Jaren en jaren wederstaat Hij aan de dringende inspraken zijner onbevlekte heiligheid , aan zijne regte regtvaardigheid , aan zoo vele goddelijke volmaaktheden , die geen vrede kunnen hebben met de schuld der zonde , die ze van de aarde zouden willen uitgeroeid zien en met den zondaar begraven in den eeuwigen vuurgloed . Eindelijk , wanneer de Almagtige ziet , dat Hij den zondaar langen tijd vruchteloos tot boetvaar digheid en bekeering heeft afgewacht , en zich daarom verpligt weet op wraak bedacht te zijn , dan nog kent zijne barmhartigheid geen einde : zij bedreigt den zondaar , zij doet zich schrikwekkend hooren , opdat de schuldige door vrees , ontwa . ke , en door eene late maar niet nuttelooze boet vaardigheid de goddelijke verontwaardiging stille , en haar de noodzakelijkheid bespare van hem te straffen . Nog meer : baat dat schrikgedruisch des Hemels niet , ontroert zich de zondige mensch – bot en dwaas — nog niet op het afhangend treffen des Allerhoogste, dan wekt onze lieve Heer bet medelijdend hart zijner geliefden op , opdat zij 259 9 2 Hem bidden ten gunste van den verharde , en een nieuw uitstel tot zijne bekeering afsmeeken. Hierin gelijk aan een teérminnenden vader die , gebelgd over een schuldigen zoon welken hij zou moeten straffen , doch hiertoe niet kunnende besluiten , veel beweging en groot gedruisch maakt , tot dat meer dan een toesnelle , die hem het slaan belette en voor het kind genade vrage. Niet anders deed de goede God menigwerf met velen , waarvan de H. Schriſt en de kerkelijke geschiedenissen gewa gen . - Zoo heeft God met mij gedaan , mijnen bewaar- Engel en andere beschermheiligen opwek kend , dat zij een nieuw uitstel tot bekeering voor mij zouden afsmeeken , op het oogenblik dat zijne getergde regtvaardigheid Hem uitdaagde, om mij met de bliksems van eindelooze weeën te verplet teren . - O wonderbare Gods -meedoogenheid ! hoe goedertieren , o Heer , hebt Gij mijnc onwaardigheden verdragen ! O vernuftige erbarming ! hoe vindingrijk waart gij, om mij tot bekeering te voeren ! Gewis , de zondaar heeft het in zijne magt zijnen Heer te vergrammen , van zijnen Schepper te vlug ten , zich van Hem door de zonde te verwijderen . Maar ook en niet minder zeker is het , dat hij uit zich -zelven niet het minst verlangen kan op vatten van zich met God te verzoenen , tenzij die zelfde barmhartige God hem het eerst roepe , en hem door zijne hemelsche opwekkingen uitnoodige , om door de boetvaardigheid tot Hem terug te keeren . God yerliest niets , wanneer wij ons van Hem scheiden , God heeft volstrekt geene behoefte 260 > noch aan ons , noch aan onze dienst , noch aan onze bekeering. Despiettegenstaande toont Hij zóó veel droefheid over zulke afscheiding , en is Hij zóó bezorgd , om ons tot Hem te doen wederkeeren ! Wie heeft ooit gehoord , dat een regter eenen schul dige heeft trachten te bewegen , dat deze , in plaats van veroordeeling voor- , van hem de kwijtschelding van eene grove misdaad zoude aannemen ? De Allerbarmhartigste doet nog meer voor den zondaar . Die groote Schepper , die alles gemaakt heeft , maakt zich - zelven geheel en gansch en alles , om den zondaar voor zijne vriendschap te herwinnen . Hij verontrust het schuldig geweten door herhaalde wroegingen , Hij beangstigt den geest van den zon daar met telkens hernieuwde vrees van ongekende straffen , van onzekerheid des levens en doods , van eene vreesselijke eeuwigheid , Hij prikkelt hem tot boetvaardigheid door de herinnering aan zijne weldaden , aan zijne belooningen , aan zijne liefde. Dit alles zijn stemmen van God , genadetongen die zich aan den zondaar zijnsondanks doen hooren . Het zijn liefdegalmen , welke den onge lukkige van wege den Monarch van ' t heelal uit noodigen , opdat hij van zijne dwalingen afzie en wederkeere tot de genade en vriendschap , welke hij nimmer bad moeten verlaten . Wederstaat de zondaar aan al dat onbegrijpelijk barmhartige , in de boosheid volhardend , dan nog bedient zich de goedertieren Oppervader van andere meer treffende vindingen , om den ongelukkige te redden . Hij neemt allerlei gedaanten aan , be 261 > kleedt zich met allerlei verschijnselen , of er ook ééne zij, geschikt om het hart van den zondaar te vermurven . Hij slaat zijne inborst gade , schikt zich naar zijne geneigdheden , somtijds neemt Hij zelfs zijne zwakheden te baat. Hij wint den hoog-. hartige en grootheidzuchtige , met hem de eeuwige grootheden aan zijne achting en betrachting voor te stellen , Hij maakt zich meester van de vrees. achtigen , door hun de ijsselijkheid der helsche straffen te doen inzien , de edelmoedigen trekt Hij tot zich , door hun voor oogen te houden de ver pligting van dankbaarheid voor zijne zoo verba zende weldaden van elken stond . Hadde God eenig gewigtig belang in onze bekeering , Hij kon niet meer bezorgd wezen , om ons tot boetvaardig heid te noopen . En dat niet éénen keer , dat niet den éérsten keer als wij gezondigd hebben ; maar nadat wij hem honderde... duizende malen beleedigd , en maanden... soms jaren weerstreefd hebben aan zijne erbarmende uitnoodigingen en liefdevolle inspraken ! Om onze het Opperwezen aangedane yeronge lijkingen , zouden wij en allerstrengste kastijdingen én althans verdienen , van zijne barmhartigheid verlaten te worden . En wee aan ons , indien God met ons handelde naar zijne heilige regtvaardig . heid ! Want uit ons- zelven zouden wij er nooit aan denken , Hem om ontferming te smeeken ; wij zouden ons , in tegendeel, immer en meer - en -meer in het kwaad verharden . Mijn God , wat is er U dan toch aan gelegen 2 262 dien ontrouwen dienaar , dien beleediger , den zon daar te regt te brengen ? Zoudt Gij veelligt minder gelukkig zijn , indien Gij hem overliet aan zijnen boozen wil en aan zijne dwaze vermetelheid ? Of zijt Gij niet de Allerhoogste , de oneindige en onmetelijke, de van allen onafhankelijke en opperst gelukzalige ? O ja , uw gansch geluk hangt alleen van u - zelven af: Voor ééne ziel die zich verliest , kunt Gij een millioen andere zielen scheppen , die U met een volmaakte trouw en volstandige liefde zallen dienen . Uwe bezorgdheid en bekommerende zucht om den zondaar tot uwe vriendschap en ge nade terug te voeren , zijn dan wel hoogst verwon derlijk , onbegrijpelijk , zij zijn wonderen van uwe allerbeminnenswaardigste barmhartigheid . Ik -zelf , ở Heer , ik beken , dat ik met uwe goddelijke er harming uwe grenzelooze liefde en goedertierenheid ondervonden heb . Ik ondervond zoo menigmaal, hoe Gij mij tot leedwczen over mijne fouten en zonden opwektet , wanneer ik mij van U verwijderd bad , U veracht hebbend door mijne overtredingen . Maar nu heb ik U lief , ò God van mededoogen . Ik loof en prijs U , ò lijd- en verdraagzame , ò weldadige en nooit volprezen liefderijke Vader ! Ik hoop in U , ik betrouw op U , ò God , minnaar mijner ziel . Duld niet , ò almogende Goedertie renheid , dat ik U nog ooit verlate door de zonde . Reeds te veel en te dikwijls ben ik tegen U opge staan . Laat niet toe , dat ik mij nog ooit pligtig make aan die ondankbare ongeregtigheid en onregt vaardige ondankbaarheid. Bind mij aan uwe heilige > 265 2 dienst door een diep- gevoelde , gestadig- waakzame en duurzaam- werkende herinnering aan uwe gren zelooze barmhartigheden . Verlicht mijn verstand , opdat ik uw vaderlijk mededoogen in- en doorzie. Gelukkig ik , indien ik ze wél besef en naar waarde schat ! Die vruchtbare kennis zal mijn onbestendig hart aan uwe zoete liefde boeijen , zij zal mijn gemoed doen huiveren en trillen over deszelfs voor ledene boosheden . Daarom ò God , verlicht mij , en doe mij de diepe diepte uwer mij bewezene barmhartigheden peilen . Dikwijls - dit is mijn ernstig voornemen dikwijls zal ik ze overwegen en er aandachtig op napeinzen. Voor U o Heer , en voor uwe alles vervullende heilige tegenwoor digheid maak ik dit besluit . Uwe barmhartigheden zullen mij aanporren om U getrouw te dienen , om U – oneindige goedheid - teederlijk en altoos geheel mijne wederliefde te wijden . - Corona Vijf- en - twintigste Meditatie. God verdient van ons bemind te worden , omdat Hij eeuwig is. Eerste Punt. Gods heerlijkheid is oneindig groot , omdat Hij de Eeuwige is. God zal eeuwig zijn , en altijd zal Hij God wezen . God is eeuwiglijk geweest , en altijd is hij God' geweest. Verwijden wij de 264 2 gedachten der ziel door eeuwen van eeuwen , tellen wij eene eeuwigheid en daarna eene andere , nimmer afgebrokene eeuwigheden . Elke overweging en elke berekening verdwijnt voor Gods eeuwigheid , voor de eeuwigheid van die altoos was en altoos zijn zal . God zal eeuwig noodzakelijk zijn , gelijk Hij eeuwig noodzakelijk was. God wachtte geen oogenblik om te zijn , want Hij was vóór allen tijd , vóór alle eeuwen , vóór wat mepschen en Engelen met gedachten achterhalen kunnen . Die oudheid , of juister , dat immer zijn van God , verdient eene onbegrensde hoogachting , eene ein delooze eerbewijzing. God is niet alleen de oudste van al wat was , maar Hij is , voor dat er tijd was. Alleen om deze uitmuntendheid : omdat Hij vóór alles , omdat Hij de oudste , omdat Hij de eeuwige is , daarom alleen zijn wij Hem de hoogste ver eering schuldig , daarom alleen moeten wij ons wachten van Hem ooit te beleedigen. Het wezen van God is 200 vast , z00 hecht , dat het onsterfelijk moet voortduren . Er is geen geschapene kracht, er is zelfs niets denkbaar, dat die duurzaamheid kan verminderen. Het goddelijk alvermogen kan alle andere dingen in niets op lossen ; maar Gods wezenlijkheid is het te leven , te duren , onsterfelijk te zijn. Gods almogendheid , Gods onmetelijkheid , Gods schoonheid zullen noch kunnen Hem ooit ontvallen . Ozoete bezigheid , 0 lieve betrachting eens harten , eene goddelijke schoonheid te beminnen die nooit vergaan kan , die altoos yol eindelooze aanlokkelijkbeid zal wezen , 265 9 2 altoos rijk in oneindigen glans ! Ach ! hoe dwaas en groot is dus onze afdwaling , als wij onze ge negenheid vestigen op aardsche schijnbaarheden die ons ontglippen en die - wat erger is eene wreede foltering nageven . Gods bezitting is eeuwig , Hem alleen moet ik beminnen ; want Hem alleen kan ik eeuwiglijk genieten . Hij is de ware schoon heid , de eenig wezenlijke en duurzame. Beminnen wij derhalve eeniglijk den Eeuwige , beminnen wij Hem op den duur ! Gods liefelijkheid is eeuwig , eeuwig is zij, om ons , door baar te aanschouwen , eeuwiglijk te verblijden . Eeuwig is zijne bemin nelijkheid , om eeuwiglijk geheel ons hart te ver. vullen . Eeuwig is zijne almogendheid , om ons zonder einde alle goed te bezorgen ! Zijn wil is eeuwig om ons altoos lief te hebben , om ons ein deloos met al wat heilvol is te begenadigen . De Eeuwige heeft mij eeuwiglijk lief gehad ! Mijne ziel , ' t is dan toch eindelijk tijd , dat gij dengeen bemint, die u vóór allen tijd bemind heeft , den geen die u lief had gedurende de gansche voor ledene eeuwigheid . Gij hebt mij bemind , ò mijn God , en uwe liefde jegens mij was eeuwig. Dat ik U , o Heer , althans van nu af beminne, en nooit ophoude van U lief te hebben ! Al te lang heb ik gedraald , al te lang heb ik U doen wachten naar mijne wederliefde. O help mij , opdat ik door eene vurige liefde mijne voorledene achteloosheid cenigzins goed make. Ik juich , ô mijn God , en verheug mij met U over uw eeuwig zijn . Ik juich , omdat uw eeuwig 266 2 zijn alle tijden , alle eeuwen , alle duurzaamheden omvat. Uwe Goddelijkheid was altoos , zij zal im - mer zijn , zij leefde immer en zal immer leven , zij begon nooit en zal nimmer eindigen , zij werd nooit geboren , en nooit zal zij sterven , zij ont . look nooit , en nooit zal zij verslensen . Gij zijt ceowig en onsterfelijk , Gij zult door alle eeuwen der eeuwen heerschen . Alle uwe eigenschappen en volmaaktheden zijn zoo zeker en veilig , dat zij eeuwiglijk bestaan zullen . Daarover verheug ik mij met u , dat is het voorwerp mijner vreugd , omdat het uwes is . Verleen mij de genade , o Heer , dat ik mijn hart ledige van de liefde der aardsche nietigheden , om het alleen te vullen met eeuwig durende schatten . Indien ik U bemin , bezit ik een heil , geniet ik eene schoonheid , welke mij uimmer zullen ontbreken . Ik wil U beminnen , Ò Heer , die mij altijd zult beminnen . Ontneem mij dan de liefde van alle geschapen ding , en geef mij uwe liefde. Hoe zeer misken ik uwe bemin nelijkheid , indien ik miju hart ook maar gedeel telijk open stel voor eenig geschapene! Konde ik mijne genegenheid tot U honderd- duizend- ipaal vergrooten , dan nog o Heer , zoù ik U niet genoeg beminnen . O eeuwige God ! aangezien ik U zoo weinig kan beminnen , geef mij althans dit , dat ik . U van ganscher harte beminne. Ik smeek U om deze barmhartigheid , ik smeek er U om door de verdiensten der liefde , waarmede mijn Jesus U lief had . Mijne ziel , niet lang meer , en God wacht u in eene der twee groote eeuwigheden : of > > 267 - in de gelukzalige eeuwigheid , om u te vervullen met onsterfelijke vreugd en zegening , of in de eeuwigheid van vermaledijding , om u te dompelen in nooit te eindigen smarten en eeuwigdurende jammeren. Gij zijt op deze wereld als eene vreem delinge reizende naar een ander oord , naar uw vaderland. Uw vast verblijf en uwe woonplaats , uwe onveranderlijke bestemming zal weldra of in de eeuwigheid des hemels , óf in de eeuwigheid der helle zijn . Wil dan toch niets bestaan , wat u in gevaar brenge van in de rampzalige eeuwigheid te storten , waar gij God zoudt haten God het eeuwig heil waar gij God in eeuwigheid zoudt lasteren en ver vloeken . Betracht daarentegen alles , omgord u met moed en sterkte , ten einde u de gelukzalige eeuwigheid te waarborgen , de eeuwigheid waar gij God - de eeuwige schoonheid – ceuwig zult lief hebben . Eeuwige God en Vader ! verlicht mijn verstand , opdat ik de eeuwigheid waardere. Doe mij .le vendig begrijpen wat het is : die eeuwige tijd , die eeuwigheid , dat altijd- duren , waarin ik zalig of verdoemd zal moeten leven . O ja , ik maak het vast besluit , alle zonden te vluglen en al wat tot zonden leiden kan noem hier de gevaren tegen welke gij u wilt wapenen ). Ik wil U altoos beminnen , U op deze wereld altoos lief hebben ; opdat ik mij verzekere , U altijddurend in de toekomende eeuwigheid te zullen beminnen. O ja , mijn God , ik zal U liefhebben , Gij die alleen mijne eeuwige en onsterfelijke liefde waardig zijt. 268 Tweede Punt. De eeuwigheid des Allerhoogste moet mij dienen om mij van vele groote waarheden te overtuigen die allergeschiktst zijn tot regeling van mijne levens en handelwijze. De hoog-verheven God is eeuwig , immer dezelfde , altoos onveranderlijk , altijd even schoon , even goed , even volmaakt . Van daar is Hij dan ook altijd allerbeminnenswaardigst. Doch , van waar komt het , dat mijne liefde jegens Hem 200 veranderlijk en onstandvastig is ? Die liefde rijke lieve Heer is jegens mij altijd dezelfde : geheel goedheid , geheel hartelijkheid , geheel goedertie renheid . Waarom dan blijf ik niet immer de zelfde jegens Hem , waarom niet vast en volstandig in Hem te gehoorzamen , in Hem te dienen , in Hem te beminnen ? Is God eeuwig , Hij is dan ook onveranderlijk , Hij is als eene rots , bestand en pal tegen elk uiterlijk geweld. Waarom dan hecht ik Hem niet aan , waarom zoek ik mijn steunsel niet in zijne onveranderlijke vastheid , waarom stel ik mijn betrouwen en vertrouwen niet geheel op Hem? Hij toch , die zich op zulken vasten grondslag vestigt , zal nooit wankelen , noch be zwijken . Wee aan hen , zegt de H. Augustinus , wee aan diegenen , welke leunen en steunen op de broo ze en vergankelijke goederen dezer aarde ! Ook deze schijngoederen zullen hun ontvallen en met hen te niet gaan. Wel gelukkig hij , die met den Pro eet kan zeggen : wat mij aangaat , ik wil mij met 9 7 269 - 2 inijn' God vereenigen , in Hem wil ik geheel mijne hoop en al mijne liefde stellen ! Is God eeuwig , dan zullen ook zijne beloonin gen eeuwig zijn . Welk groot geluk is het mijne, het geluk van een Heer te dienen , wiens vergel dingen nooit kunnen eindigen , gelijk Hij-zelf nooit eindigen kan ! Ik hecht er groote waarde aan en reken het mij tot eer , de grooten en vermo genden dezer aarde te dienen , hunne guust en genegenheid te winnen : hunne wenken zijn mij bevelen , en hunne goedkeuring eene streeling. Doch hoe broos en onzeker is dat ! Zelfs de Ko ningen en Monarchen eindigen , en hoe ras ! – En al het goede , al het voordeelige en streelende dat mij van hen kan geworden , dat alles eindigt , en zal mij zekerlijk met het leven ontglippen. Hoe verheven ook in waardigheid : Pausen en Bisschop Keizers en Koningen , hoe aanzienlijk zij schijnen , zij hebben te eindigen ... in een graf ! en met hen storten ook zij te neèr , die zich op hunne bescherming verlieten , dic op hunne wel willendheid gebouwd hadden . Maar uwe grootheid , ô Onsterfelijke , zij is rein en zuiver , zij staat pal en onwrikbaar op de on omstootbare pijlers uwer eeuwigheid . Deze kan noch waggelen noch wankelen , en evenmin kunnen wankelen of waggelen de heerlijke belooningen , die Gij voor uwe dienaren hebt weggelegd. Voor elk , ook het geringst ter uwer eer gepleegd deug dewerk , bestemt Gij eene ecuwigheid tot prijs. En welkdanig eene eeuwigheid ? Eene eeuwigheid die pen , 2 . 270 - vergezeld gaat van een onsterfelijk leven vol einde Jooze geneugten en hemelschen wellust. Ik bemin U met geheel mijn hart , ò eeuwige God ! Ik wil U - eeuwigen en oneindigen ver gelder – ik wil U dienen , Gij, die nooit begont en nooit zult eindigen , die waart vóór alle tij den , die na alle tijden zijn zult , die al wat tijd is in uwe eeuwigheid opneemt , zonder zelf, door al wat tijd is , bevat te worden ; die paal en ophouden stelt aan alle geschapepe dingen , maar die zelf door niets bepaald wordt . In U , ô Eeuwige , hoop ik , op U , Eeuwige , stel ik al mijn betrouwen , door uwe onfeilbare beloften aangemoedigd , haak en verzucht ik naar het onsterfelijk genot van U , o eeuwige God ! – Doe mij verliefd zijn op dat ceuwige. Vervul mijn hart met vurige begeerten lot dat onsterfelijke. Gij hebt mij geschapen om eeuwig te leven . Gij onderhoudt mij het leven , opdat ik mij het eeuwige leven waardig make. Ach ! doe mij smachten naar mijn eenig en laatste einde , naar de eeuwige hemelgoederen ; zij toch alleen kunnen mij verzadigen en volkomene rust bezorgen . U zij lof en dankzegging , ô Heer , omdat Gij mij tot en voor zoo veel heils geschikt en vatbaar geschapen hebt . Ik wil die onverwelkbare bloemen van zaligheid niet wagen door het streven paar tijdelijke en vergankelijke nietigheden. Daarom bid ik u , dat Gij uit mij wegnemet die dwaze achting , welke ik dwaasselijk gekoesterd heb voor de dwaasheden van bier- beneden . Doe mij hare ijdelheid , hare geringheid en slechtheid begrijpen . 271 Geef, dat mijn verstand daarvan overtuigd zij, opdat mijn wil er van walge als van nietswaardige aarde en te verachten slijk. Vervul daarentegen mijn gemoed met eene diepe en uitgestrekte hoog achting voor het eeuwig gelukzalige ; ten einde ik alle mijne gedachten en plannen , alle mijne be zorgdheden daar heen rigte , en niets nalate van wat mij tot dat alleen-betrachtenswaardige voeren kan . Ik maak het besluit , dikwerf aan dat onsterfelijk eeuwige te denken , U mijn God ,. nooit of nimmer om wat ook te beleedigen - vooral niet door grove zonden – en dikwijls verlangens en begeerten naar dat eeuwige in mij op te wekken . Ik heb U lief, Ò God zonder begin , ik bemin U , ò Eeuwige zonder einde . - - Derde Punt. God verdient van ons bemind te worden , omdat Hij onveranderlijk is. Ik overweeg Gods uitstekende waarde , omdat Hij bestaat in alle goed niet alleen , maar in alle onveranderlijk , onafwisselend , hoogste en zelfde goed . Alle aardsch goed is aan verandering onderhevig , en verliest alras zijne gedaante. Alle geschapene schoonheid verliest door den duur van bare waarde . De jaren doen haar haren glans tanen , en weldra verdwijnt zij door den dood ... , zij eindigt en sterft . Zij is iets veranderlijks, iets broos.' . - Gods on eindige schoonheid alleen zal altoos en onverander 272 2 9 7 lijk dezelfde , de gansche schoonheid blijven . Die schoonheid , welke door hare immer zigtbare ge peugten en liefelijkheden den hemelschen lusthof vervullen zal , kan nooit , zelfs niet in ' t minst afnemen , noch iets van hare bekoorlijkheid verlie zen . Nooit zal zij ophouden bemind te worden , zij zal , die haar bemint, eeuwig en onsterfelijk maken. Hemel en aarde zullen vergaan ; maar God zal immer dezelfde, immer de Hoogste , de Volmaakte , de Oneindige blijven . Nooit zal Hem een greintje ontnomen worden van zijne onbegrij pelijke voortreffelijkheid. Alle schepsel kan ver gaan en zich in niet oplossen ; dat zoù het , indien het goddelijk vermogen naliet het door zijne kracht te schragen en te behouden . Alleen God is dus danig onveranderlijk en onverderfbaar , dat Hij blijft die Hij is , al zoù ook al wat buiten Hem is tot niet wederkeeren . Alleen de goddelijke natuur is bevrijd van alle wisselvalligheid en veranderlijkheid . Alle wijsheid , alle raad , alle magt , alle blijdschap die nu in God is , is altoos in Hem geweest , on verminderd en onvermeerderd . Hij kan niet meer , niet grooter zijn dan Hij is . God kan in geluk zaligheid niets verlieren , Hij kan ook niets winnen ; want , onveranderlijk in zich- zelf , bevat Hij alle verlangbaar geluk , alle mogelijke tevredenheid . Mijne ziel , - hoe lang nog zullen wij ons ver slingeren in de liefde tot de vergankelijke , brooze , schijn- en slijkgoederen dezer aarde, tot die nieten welke ons elk oogenblik kunnen ontvallen en verlaten ? Beminnen wij , ô ja beminnen wij onzen God , het 275 hoogste , het onveranderlijke , het aan geen bederf onderhevig goed : dat hoogst schoone , dat hoogst goede , dat hoogst vaste en volstandige in zijnen liefdevollen wil , dat eeuwig en onwrikbare in zijne beloften voor die Hem dicnen . Smeeken wij Hem dikwijls , dat Hij ons standyastig make in zijne dienst , onveranderlijk-trouw in Hem te behagen door onze uit wederliefde gepleegde goede werken . Groote God ! onveranderlijke God ! uwe won derbare onveranderlijkheid is mij een voorwerp van jubel . Het verheugt mij dat Gij zoo verheven zijt in alle soort van volmaaktheden , zóó onveran derlijk , dat noch uwe eindelooze schoonheid ooit kan verslensen , noch uwe heiligheid verminderen ; dat noch uwe almogendheid verzwakt, noch uwe liefde verkoeld , noch uwe gelukzaligheid onder mijnd , noch uw liefdevolle wil aan het wankelen gebragt kan worden . Ik geloof, dat Gij altijd de zelfde zijt , altijd de beste , altijd de verhevenste . Ik geloof, dat uwe volmaaktheid in niets kan aan groeijen , aangezien Gij alle aanwinst in U hebt. Dit strekt mij tot innigen troost , dat uwe teer minnende goedertierenheid altoos bestendig blijft , altoos geneigd om goed te doen, om den zonda ren te vergeven , onze gebeden te verhooren , onze ellenden te lenigen. Ik deel met U uwe tevreden heid , dat gij niet bekwaam zijt om minder of meerder , te hebben ; want van U - zelven hebt Gij alles . De grootheid uwer onyeranderlijkheid is : uwer oneindige natuur eigen . Over dat heerlijk 3 2 7 18 274 voorregt uws oneindigen wezens verblijd ik mij. Ik verlang mijne liefde in- en op U te vestigen , in U , eeuwig- duurzaam , eeuwig -eindeloos , eeuwig onveranderlijk Wezen. O ! geef mij dat ik U duur zaam en onwankelbaar liefhebbe. Schenk mij vol standigheid in het betrachten van al wat U behagen kan. Stel mij de onvaste en ligt-ontbrekende goe deren dezer aarde in afschuw . Neig mij tot de altijd duurzame schatten uwer heerlijkheid en mijner gelukzaligbeid . · Door uwe gaven alleen kunt Gij -alleen mij in het goede vestigen . Ik bid er Uom ; ik smeek er U om door de dienstvaar digheid , door de gehoorzaamheid , door de on yeranderde liefde waarmede Gij door mijn Jesus vereerd werdt. Slechis deze verandering ontware ik in mij , dat ik voortaan toeneme in U goed te willen , in steeds ijverig te blaken tot werken waar mede Gij U genoegt ! Ontvlam mij in uwe liefde, en dat deze mij in een ander mensch herscheppe ! Ik hoop , dat Gij mij altijd barmbartigst, mild . dadigst en goedertierenst zult wezen . Ik weet, dat noch uwe goede genegenheid van mij wél te doen noch uwe almogende goedheid mij ooit zal ont - breken . Daarom hoop ik in U , daarom stel ik gansch mijn betrouwen op U. Ik vraag U , en altoos zal ik U vragen om standvastigheid in het haten der zonde , in U te behagen en lief te hebben , in mij op te wekken tot het verlangen der eeuwige gelukzaligheid ; opdat ik U eere en zegene in alle eeuwen der eeuwigheden . Mijn God , hoogst en onveranderlijk goed ! U 275 bemin ik , maar ik bemin U boven al en meer dan eenig vergankelijk goed dezer aarde. Zes -en -twintigste Meditatie. God verdient van ons bemind te worden , omdat Hij onmetelijk is.' > Eerste Punt. 2 Ik ga eene groote Gods uitmuntendheid over wegen , die daarin bestaat , dat Hij onmetelijk is en overal tegenwoordig. Op welkdanig punt ook des heelals , dáár vindt zich God met zijn oneindig wezen , met zijn grenzeloos alvermogen . Daar geeft Hij aan alles het leven, daar bestuurt en be heerscht Hij alles. God is in den hemel , op de aarde , in de lucht , in de zeeën , in de diepste afgronden . God is alom tegenwoordig en woont alles bij. Hij neemt wáár al wat er gebeurt, en zonder zijne tusschenkomst wordt er niets gedaan , geschiedt er niets. God is altijd in mijne oogen , opdat zij zien ; in mijnen geest , opdat hij denke ; in mijn hart, opdat het beminne. 0 gelukkig ik , daar God , overal zijnde , ik Hem altijd en overal hervind , zoodat ik geen stap behoef te verzetten om mijnen God te bereiken , om mijne oneindige liefde te genaken . Die groote Heer , die de liefde mijner ziel is , ziet mij altoos van nabij. Mijn wellust en genoegen , mijn koning 2 976 en vader , mijn bruidegom en mijn heil, mijn al is altijd bij mij. Waar ik mij ook bevind , ik ben nooit alleen , want ik ben altoos met God , en God is altoos met mij. Hk -ben immer en altijd in het gezelschap der drie goddelijke Personen , van den Vader , van den Zoon en van den H. Geest. 0 mijnc ziel! Gods schoonheid is ‘ u altijd en overal tegenwoordig . Haddet gij het hemelsch Jicht om haar te ontdekken , gij waart reeds hier geluk zalig . De eindelooze goddelijke Majesteit hebt gij steeds bij u . Gijukuthaar door akten van aan bidding en huldebetoon gedurig tot u doen neigen. 0.! welk genoegen zou het u wezen , indien ge u gewendet u dikwerf met God te onderhouden , die zich nooit van u verwijdert ; indien gij imenigmaal tot Hem verzuchtet , die u met zijne almagt om cirkelt, om in alle uwe noodwendigheden te voor zien . Waarom houdt gij dan uw hart niet dikwijls bezig met die onmetelijke goedheid te beminnen , die u het wezen meedeelt en het leven ? O mijne ziel ! in u is die opperste Vader , uwe oneindige gelukzaligheid . Beijver u dus , u dikwerf indiglijk met Hem te vereenigen door herhaalde akten van liefde. Zeg Hem , dikmaals : U bemin ik , ô on metelijke God , U., die mij tegenwoordig zijt . Ik bemin U met geheel mijn hart, meer dan inij -zelven . Daarbij zal ik nog dit aanmerken : God is op zulke wijze onmetelijk , dat Hij niet nalaat overal tegenwoordig te zijn, al is Hij altoos en overal met mij. God is in alles , en zijne grootheid dringt 277 2 door tot in de zon , tot in de maan , tot in het uitspansel. Hij doordringt tot voorbij en aan gene zijde van het hoogste der hemelen . Hij strekt zich door onmeetbare ruimten buiten onze wereld uit , verder dan zich eenig geschapen verstand kan verboelden . God omvat alles', zonder door wat-ook omvat of begrepen te kunnen worden . Wat meer is : overal en op elke plaats hervindt zich zijne geheele Godheid , zijne geheele Almagt , zijne geheele onuitputbare Wijsheid. O grootheid van God , die door geen wereld van werelden omvat wordt, verheven als zij is boven eene on eindigheid van uitgestrektheden ! Zoodat God ge heel in de geheele wereld is , ja in elk punt der wereld . En tevens is Hij buiten de wereld . Hij is geheel met en binnen , maar ook geheel buiten mij. Dikwijls zal ik aan den mij altoos en overal tegenwoordigen God denken , dikwijls zal ik Hem vereeren door akten van aanbidding , van smee kingen , van liefde. Ik verheug mij , ô groote God , over die U eigene groote roemwaardigheid', waardoor Gij onmetelijk zijt, waardoor Gij zijt waar Gij zijn wilt, en ner gens kunt niet zijn . Gij zijt mij na en geburig , om mij te helpen igu om mij te begenadigen . Gij zijt in mij , mij overladende met duizend en dui. zend weldader . Die grootheid , waarover ik jubel , is ook mijn geluk ; want, daar Gij overal zijt , vind ik U overal. Daal ik af tot in de ingewanden der aarde , daar zijt Gij. Stijg ik op tot boven 2 7 978 . de sterren , ook daar hervind ik U. Bevaar ik on overzienbare zeeën , nooit zal ik mij van U verwij deren . Konde ik zelfs door de lucht vliegen , ook daar zoù ik U aantreffen , op de vleugelen der win den troonend. Te regt dan verblijd ik mij over deze uwe onmetelijkheid , omdat ik U overal tegen woordig vind , en dus overal voor uwe goddelijke tegenwoordigheid , voor U , geloovig kan uitroepen : ik geloof, ô mijn God , dat Gij zijt waar ik ben . Ik buig en verootmoedig mij voor U, dien ik aanbid . O Heer , hoe kostbaar is uwe onmetelijkheid , voor die U lief hebben ! Die U bemint, kan U overal vinden , kan zich overal met U onderhouden en zeggen : Ik bemin U, ô mijn God , die hier bij mij tegenwoordig zijt. Ik maak het besluit , dikwijls door zulke en diergelijke akten tot U te verzuchten ; geef mij daartoe uwen bijstand , schenk mij dat door de verdiensten van mijnen Jesus. Ik smeek er U om door uwe grenzelooze goedertierenheid . Geef mij dat , ô Heer, geef mij dat . Ik bemin U , Ô onmetelijke God , ô mij altoos en overal tegenwoordige God ! Tweede Punt. Welk groot voordeel trekt de mensch uit deze goddelijke onafmetelijkheid ? Een zoo groote God is ons altijd tegenwoordig , en wel dusdanig 9, dat wij viet alleen in de nabij 279 2 heid zijn van die onmeetbare en oneindig -bemin nenswaardige schoonheid , maar van haar als omarmd en doordrongen worden. Wij zijn als zwemmende in de onmeetbaarheid en oninedemetelijkheid van God , wij zijn geheel vol van God . ' t Is niet noodig , dat wij buiten ons gaan , om troost te zoeken bij de schepselen ; want in ons , in onze harten en zielen zetelt het hoogste goed , de schoon ste schoonheid der wereld. Ik kan , door het uit drukken mijner gemoedsaandoeningen , God hier op aarde gezelschap houden , gelijk Hem de En gelen ter zijde staan in den hemel . Waar ook ik mij bevinde , nooit ben ik alleen ; want ik ben altoos met God , en God is altoos met mij. Welke reden van teyredenbeid en zoetigheid voor ons , dat wij ons altoos met God , het opperst goed , bevinden ! Ik kan mij hier op aarde eene soort van hemel maken , door dikwijls te denken aan Gods tegenwoordigheid , en door mij te oefenen in liefde- akten jegens Hem . O eeuwige liefde ! Gij zijt altoos met mij ; maar ik ... ik sta nimmer vast met U. Gij denkt altijd aan mij ; maar ik , ik ben uwer niet indachtig. Gij woont midden in mijn hart ; en mijn hart woelt en weidt immer ver van U. Ik bid en bezweer U , schenk nij die genade , dat de gedachte aan U immer in mij leve ; doe in mij akten van liefde bloeijen ; maak , dat ik U dikwerf zegge : mijn God , ik bemin U, die mij tegenwoordig zijt. O groote troost ! God , den almogende altoos bij ons te hebben , den Magtige , om onze ellenden - 7 > 280 > . te heelen ; den Barmhartige , om ons onze schulden te vergeven ; den Milddadige, om ons met zijne schenkingen te begunstigen. Dien God , welke ons met eene eindelooze liefde lief heeft, wiens behagen het is ons met zijne genadegaven op te sieren , dien God hebben wij immer aan onze zijde ! Maar ik.... ! Waarom beijver ik mij niet , altijd meer en beter dien God te kennen , Hem die mij zoo nabij is ? Waarom spaar ik arbeid en moeite in het beoefenen van werken zijns smaaks , van ge beden , van heilige gemoedsverzuchtingen , van liefde - akten en andere deugden ? Ik weet nogtans , dat Hij dit alles van nabij, gade' slaat , dat Hij - die goede God - er zich in verheugt , dat Hij dat alles in eeuwigheid en oneindiglijk zal beloo Ware God duizende mijlen van mij, ik zoû Hem moeten zoeken , ten cinde Hem te ver eeren , en Hem de hulde mijner wederliefde aan te biên als aan mijnen Koning, aan mijnen Schepper, aan mijn opperste en laatste Goed , als aan mijnen God ! Waarom toch dat niet gedaan ', no ik weet, dat Hij mij zoo nabij is ? Waarom Hem niet dik wijls mijne smeekingen opgedragen , daar ik Hem zoo noodig heb ? Waarom niet, daar Hij in elke plaats en op elken stond mijne gebeden kan ver hooren ? Ellendig ik ! ik leefde , als of er geen God ware . Voor zijne aanbiddelijke tegenwoordig heid bedreef ik boosheden , dat ik mij zou geschaamd hebben zoo iets te bestaan voor het oog van den geringsten der menschen ! Mijn onmetelijke God , mijn Schepper! ik ver nen . . 281 oolmoedig mij , mij voor U nederwerpende , voor U die mij bier hoort en aanschouwt. Uwe on begrijpelijke onafmeetbaarheid geeft mij stof tot innige vreugd; want zij doet 'mij U overal ont. moeten , om U te aanbidden , te smeeken , en V de betuigingen mijner liefde aan te bieden. O! ik verlang U beter te kennen , opdat ik U , steeds aan U denkende, vuriger beminne , vaster in U geloove, onwankelbaar op U betrouwe. Gij hebt altoos uw goddelijk oog op mij gevestigd. Gij slaat oplettend gade wat ik denk , wat ik spreek , wat ik verrigt. Niets kan U ontgaan ; de minste gedachte , de zwakste beweging mijner ziel ' is bloot aan uw beschouwen . Ach ! sta mij bij, mijn , mij altoos en overal vergezellende God en Heer , en geef, dat ik nooit iets doe hetgeen U mishage of uwe reine blikken kwetse. Ik gruw bij de hers ipnering aan mijne gepleegde zonden , ik verfoei ze , ik haat ze , ik vervloek ze , omdat zij u , den Onmetelijke , beleedigd en gegriefd hebben . Acht kom mij te hulp en verleen mij sterkte, opdat ik U nooit vergete. Verlicht mij met den glans uwer genade'; zij doordringe mij zóó met het denkbeeld uwer goddelijke alom - tegenwoordigheid , dat ik , uwe heilige Majesteit immer voor oogen hebbend, niets besta , dat mij van U zou kunnen verwijderen . Prent in mij uwe gestadige gedachtenisse , opdat ik dikwijls aan U denke, U dikwijls mijne liefde betuige, en er altoos op uit zij U door mijne wer ken te behagen , 200 als ik U op dit oogenblik met geheel mij-zelven lief heb . — Daarom neem 2 282 ik voor , mij uwer dikwijls te zullen herinneren . In al mijn doen en laten zal ik mij immer voor stellen U le vereeren , U te believen , U in uwe legenwoordigheid en onder uwe goddelijke oogen daadwerkelijk te beminnen . Ik zal U dikwijls zeg gen : Heer dit... doe ik , om U te behagen ; want Gij ziet mij. Help mij ,2 om dat wel te doen . Derde Punto De onmeetbaarbeid , waarmede zich God aan mij altijd tegenwoordig stelt, maakt, dat diezelfde Allerhoogste zijne blikken altijd op mij gerigt heeft . God ziet mij , geen oogenblik of Hij bemerkt mij , nimmer word ik van Hem vergeten . Deze waarheid wel doorgrond , is bekwaam om mij een deugdzaam mensch te doen worden niet alleen , maar zelfs een groote Heilige . God ziet mij ! Hoe zedig behoor ik mij dan niet altoos te gedragen , aangezien ik onophoudelijk voor- en in de tegen woordigheid des Heeren wandel ! De Serafijnen en Cherubijnen verdiepen zich in een afgrond van grondeloozen eerbied , op het aanschouwen der op perste Majesteit. En ik , worm der aarde , ik heb haar niet ontzien in mijne woorden , in mijne han delingen ; ik dacht er niet aan , dat ik immer sta voor het aanschijn van een God ! De majesteit van wereldlijke koningen vervult de haar omstaanden met zulk ontzag , dat zij de roekeloossten en on beschaamdsten in hun pligt houdt . Maar de ma jesteit van den Alvermogende zal dat van mij niet 2 283 , 2 > > verkrijgen , en ik zal mij verstouten voor zijne al lerzuiverste oogen , die elke zonde halen , datgeen te bedrijven , wat ik voor de oogen van een mensch niet zoû durven bestaan ! En ik nogtans , ik weet , dat Hij der zonden en den zondaar een grenze loozen haat toedraagt, en dat Hij slechts heeft te willen , om dezen te verdoemen ! Hoe dan zou ik in zijne aanbiddelijke tegenwoordigheid durven zondigen ?! – God ziet mij. Dus , Hij ziet het goed dat ik doe, Hij slaat er acht op , om het te beloonen met eene gelukzalige onsterfelijkheid. Waar om dan geef ik mij geen moeite , om Hem wel te dienen , en schatten van verdiensten te vergâren ? Waarom wek ik in mij geene vurige en liefdevolle verlangens op van Hem te believen , en mij aan Hem behagelijk te maken ? Wat hieruit te be sluiten ? Dat ik dikwerf de oogen des geloofs op mijoen mij tegenwoordigen God moet slaan , en levendig den smaak gevoelen dien ik Gode geef , wanneer ik het goede verrigt wat Hij mij oplegt of aanraadt. Ik moet mij zeggen : indien ik nu , op dezen stond , mijns Scheppers wil betracht , strek ik tot troost aan mijnen bemelschen Opperkoning. Op dit oogenblik geef ik aan het hart des Almag tigen blijdschap , vreugd en tevredenheid ; want zijne goedheid behaagt zich in mijn wél- doen , en zijn goedertieren blik ziet met minnende goedkeuring op mijn doen en lijden neêr. Zulke overwegingen zullen een onuitsprekelijk zoet genoegen in mijne ziel storten ; en het gewigt van moeite en onge makken , waarmede mijne goede werken vergezeld 284 gaan , zal zich niet meer doen, gevoelen. God ziet mij, en met zijn goddelijken blik doordringt, Hij tot in het verborgenst mijlis harten . Alle mijne gemoedsbewegingen bemerkende, onderscheidt Hij ook alle mijne beweegredenen in døen en latená: Derhalve : ik moet over mij -zelven waken ,, ten einde elk min - zuiver doelwit uit te sluiten , en alle mijne: gedachten , woorden en werken ongemengd en alleen te stieren tot zijne verheerlijking en tot zijn god delijk welbehagen. God ziet mij , ook dan , wanneer ik op het felst bekoord word . Dan ziet en aanschouwt Hij mij, om mij aan te moedigen tot: krachligen weerstand . Hij biedt mij zijne bo venmenschelijke hulp aan , om mij te versterken . Hij wijst mij op de kroon der eeuwigdurende ge lukzaligheid , als aanwakkering tot de zegepraal. Hoe vorig en welgemoed behoor ik dan niet te strijden ! En kan ik aan de overwinning twijfelen , als ik zonder aarselen zijnen vermogenden bijstand in roep ? Zal de moeijelijkheid mij afschrikken , als ik op den eeuwigen prijs: let, dien de behaalde zegepraali wacht ? God ziet en aanschouwt mij in mijne kwellingen en smarten , Hij let op alles wat ik uitsta , . Hij let op het geduld waarmede ik ver draag. God is op mijne bede bereid mij van mijn lijden te verlossen , indien zijne meerdere eer en mijn heil er mede gebaat zijn ; zeker , om mij in ' t lijden te versterken , opdat ik niet bezwijke onder den druk. - Waarom dan in mijne be-. naauwdheden niet tot Hem geroepen, waarom Hem mijne smeekingen niet opgezonden ? 985 Ik zal dan dikwerf akten in mij opwekken , be tuigende dat ik aan Gods alom tegenwoordigheid geloof , die alles in mij gadeslaat en niets onopge merkt laat . Dikwijls zal ik mij voor Hem veroot moedigen , Hem aanbidden , tot Hem roepen als tot dengeen die mij overal bij - is . Mijn onmeetbare Schepper , ik aanbid U hier bij mij tegenwoordig. Ik buig mij voor uwe god delijke blikken , die steeds op mij gevestigd zijn. Hij leve ! Hij de oneindige , in wiens tegenwoor digheid ik mij bevind , Hij leve ! Met den diepsten eerbied , o God , verootmoedig ik mij voor ' uwe aanbiddelijke Majesteit. O groote Heer ! verval mijne ziel met de gedurige gedach tenis aan uwe goddelijke tegenwoordigheid , opdat cik mij dikwijls bezig houde met aan U te denken en U als zigtbaar te aanschouwen . Dit zal mij mijne nieuwsgierigheid doen breidelen , om niet te blikken op aardsche en ijdele nietigheden . Het troost ·mij , Ô Heer , dat geheel mijn inwendig volkomen voor U bloot ligt . Het strekt mij tot blijdschap , dat Gij U zoodanig aan mij laat gelegen zijn , 200 oplettend mij waarneemt, als ware er niets anders op de wereld met U en in U , dan ik - alleen . U zal ik dus dikwerf mijne ellende ontdekken , U mijne smeekingen opzenden . In U rust geheel mijn betrouwen , om geholpen te worden in het goede , gesterkt tegen het kwade, en bemoedigd in den strijd van een deugdzaam i leven . Druk in mijne ziel een diepen en levendig - gevoelden eer bied , eene heilzame vrees voor uwe ontząggelijke 2 286 2 7 Majesteit, ten einde ik mij nooit verstoute , U beleedigende , mij in uwe goddelijke tegenwoor digheid eenige zonde te veroorloven. Vergemak kelijk mij akten waarmede ik menigmaal betuige , aan uwe goddelijke alom -tegenwoordigheid te ge looven. Doordring mij inniglijk en krachtig van die troostvolle en heildragende gedachte : God ziet mij , God slaat acht op mij. Ik weet en ben overtuigd , dat die gedachte mij grootelijks kan helpen , om toe te nemen in werken van ware godsvrucht, ten einde deze naarstiglijk en met bet zuiverstoogmerk te verrigten . Daarom verlang ik , die gedachte zeer- levendig in mijn verstand te prenten . Intusschen geloof ik , ô mijn God , dat Gij mij altoos aanschouwt, mij, alle mijne ge dachten , alle mijne woorden , alle mijne werken , alle mijne bewegingen . Ik geloof , dat Gij ze op lettend waarneemt, Gij mijn God en Schepper , eeuwige wijsheid , algoede voorzienigheid , mijn bewaarder en verlosser, mijn eeuwige vergelding , mijoe onsterfelijke gelukzaligheid ! Ik maak het besluit deze geloofsakte dikwijls te hernieuwen , om U te eeren en mij op te wekken tot het gestadig verheffen mijner oogen door het geloof tot U , die mij overal en altijd allertegen woordigst zijt. Dan zal al mijn doen en laten tot U alleen gerigt worden , mijne eenige beweegreden zal zijn U te behagen , U , mijne eindelooze alom . tegenwoordige Majesteit. Ik bemin U, ôo onmeet bare God , ik heb . U lief met geheel mijn bart , met mijne gansche ziel . 987 Zeven - en - twintigste Meditatie. God verdient van ons bemind te worden , omdat Hij een en oneindig is. > Eerste Punt. Overweeg , mijne ziel , de hooge waarde die God in zich heeft, door dat Hij eenig en enkel is , maar tevens opperst en oneindig. God is zoo groot , zoo volmaakt , dat Hij geen gelijken beeft , noch kan hebben. Hij overtreſt alle mogelijke wezens in vol . maaktheid , in verhevenheid , in gelukzaligheid. God is zoo èene uitmuntende schoonheid , dat niets met haar kan vergeleken worden . God is een . eenig en tegelijk alle goed , in alles en in allen grenzeloos oneindig . In zijne eenige schoonheid bevat Hij eindelooze volmaaktheden en schoon. heden. In zijne eenige goedheid bevat Hij de goedheid , waaruit al wat goed is voortspruit . God is de eenige Heer en Meester van al het gescha pene : Hem dienen de Engelen , Hem vereeren de Cherubijnen, Hem bewonderen de Serafijnen , Hem verheerlijken de Gelukzaligen . De elementen ge hoorzamen Hem , de duivelen vreezen Hem , en alle schepselen erkennen , dat zij zijne slaven zijn . God is de eenige Schepper van al wat zigtbaar en onzigtbaar is , wien alle schepselen verpligt zijn , zonder dat Hij aan wien of wat ook , eenigerwijze verpligt is . God is het eenig heil, de eenige ge. lukzaligheid. Hij alleen maakt gelukkig , Hij al 2 2 7 288 T

leen vervult zijne dienaren met ganschelijk ver zadigende tevredenheid . Hij is de eenige temmer der ' hellé en helsche- magten. Hij is de eenig. eeuwige , die nooit kan verdwijnen , Hij omarmt alle tijden , alle , eeuwen , alle eeuwigdurendheden . Hij is de eenige volheid van wezen zonder gebrek , altijd onveranderthik , altijd onafneembaar, altijd de zelfde, altijd één , en hoogst en opperst. Alles in God , en alles is één in God. En die 200 eenige, 200 overste God , zou niet het eenig en opperst voorwerp mijner liefde zijn ! — Er is niets dan een God alleen , die mijn hart kan voldoen en verzadigen. Hij alleen verdient , dat wij Hem onze genegenheden ten offer brengen . Hij alleen verdient , dat wij Hem alleen lief hebben , dat wij Hem alleen beminnen met geheel ons hart, met geheel onze ziel , met alle onze krachten . Hoe zeer moet ik dan een zoo grooten God hoog achten en eerbiedigen , Hem die het eenig einde is van alle geschapene dingen , door en voor wien alles geschapen is ! Verlies ik Hem door de zonde , waar zal ik een andere vinden , die mij dat groote verlies zou kunnen vergoeden ? Mishaag ik Hem door mijne ontrouw , wie zal mij te hulp komen , daar Hij de eenig -mogende, de eenig -almagtige is , van wien mijn geluk afhangt ? Dikwijls - dit besluit ik ernstig dikwijls zal ik Hem om de genade bidden , van Hem alleen lief te hebben en boven alles te schatten . O onmeetbare God , Gij die één zijnde voor opeindigen geldt,, ik deel in uwe yreugde , omdat 289 Gij eenig en alleen zijt en geen gelijken hebt. Ik verblijd mij daarover met U ; want op die wijze zijt Gij kostbaarder en grooter , op die wijze zijt Gij meester van alles , zijt Gij de beste van allen . Ik schep er behagen in , dat er buiten U geen andere beminnenswaardige god is . Gij zijt degeen , dien ik boven al moet lief hebben , want Gij zijt boven alles.. - Ozoete ,troost , van U geheel mijn hart te kunnen schenken ! Wat of wie is er aan U gelijk ? Waarmede of met wien zou ik mijn hart kunnen deelen ? Geef, Ô Heer , dat ik U naar verdienste beminne. Gij zijt alle goed ; verleen mij dus dat ik U lief hebbe met al wat ik heb , met al wat ik ben . Daar Gij één en meer zijt dan allen en alles , geef, dat ik U ceniglijk , boven al wat de wereld aanbiedt, moge beminnen. 0 ! konde zich mijn hart, zoo groot en ruim als het is , in liefde verkeeren voor uwe eindelooze goedertieren heid ! Mijn God en lieve . Heer ! ik zoù alle mijne vermogens , alle mijne gemoedsaandoeningen willen één maken , om ze allen en geheel en gan schelijk in uwe heilige liefde te besteden . Gij zijt één ; wees mij dan ook alles. Ik bemin U eenig lijk , ik bemin U alleenlijk ; en bemin ik iets anders , ô , dat ik het toch niet beminne dan om U en in U ! Ik schat en waardeer U boven alles . U te dienen , uwen aanbiddelijken wil te volbrengen , is mij dierbaarder dan wat- ook. Ik offer U geheel miju hart ; ontyang het , want Gij zijt mijn eenige God , mijn eenige Schepper , mijn eenig Goed . Ik 7 2 19 290 2 - 2 smeek en bid u , dat Gij U , door uwe zegevierende genade , tot ecnigen Heer en Heerscher van alle mijne genegenheden maket , tot eenige beweegreden mijner handelingen . O Heer , het zij zoo ! – Ik betuig U , dat ik alle mijne werken , vooral mijne goede , eeniglijk en alleen tot uwe verheerlijking wil betrachten . Ik neem mij voor maar , Ô lieve Heer , help mij U dikwijls te zullen zeg gen : mijn God dit .... dat ... doe ik te uwer eér . Ik maak het besluit , U dikwerf om de genade te zullen smeeken van U alleen lief te hebben . Ik bemin U , ò mijn eenig en oneindig Heil , ik bemin U boven al , mijn eenige God ! - - - Tweede Punt. God verdient van ons bemind te worden , omdat Hij oneindig volmaakt en zich -zelven aller genoegzaamst is. Overdenk , mijne ziel , hoe God in zijn natuur lijk wezen een zoo geheele en volledige volmaaktheid bevat , dat Hem niets kan mangelen , zoo als Hem ook niels kan bijgeworden . God besluit in zich niet alleen alle oneindig goed , maar ook oneindig. lijk geheel, gansch en volkomen. Hem ontbreekt geen eene verhevenheid , geen eene grootheid , geen cene uitmuntendheid van welken aard ook . ' t Is deze volheid en volkomenheid van alle goed , welke Hem allergenoegzaamst doet zijn in zich - zelven , maar ook uitstekend boven al wat buiten Hem is . Aan dit alles deelt Hij heil en volmaaktheid mede , 291 9 > zonder van wien of wat ook iets terug te ontvangen ; want elk schepsel heeſt Hem noodig , terwijl Hij zelf van allen en alles volstrekt onafhankelijk is . In der daad , eer Hij de wereld schiep , was God even schoon , even almagtig , even heerlijk , even gelukkig in zich-zelven , als Hij thans schoon , al magtig , heerlijk en gelukkig is . Vóór tijd en eeuwen , vóór zienlijke en onzienlijke schepselen had God alles : Hem was een eindeloos vermogen , een wondervolle Majesteit, een hoogste wijsheid , cen onmeetbare schoonheid . Hij had in zich meer dan honderd en duizend werelden . Hij had : van niets en niemand icts noodig te hebben . Hij had , dat Hij God was , dat is : cene oneindigheid van volmaaktheden , eene oneindigheid van goederen , cene oneindigheid van gelukzaligheden , zonder ver langen tot iets meerders of tot iets anders. God ge noegt zich met het aanschouwen zijner natuurlijke schoonheid , om volmaakt gelukkig te zijn , en nooit, door oneindige eeuwen van eeuwigheden , verveelt Hem het genieten dier zijne zelfstandige schoonheid . Derhalve : 0 dwaasheid der men schelijke begeerten , die zich afmatten en vermoei jen in het zoeken en najagen van nietigheden buiten God ! God genoegt zich in- en met zich zelven ; en wij, wij kunnen ons niet genoegen met God ! En nogtans is Gods liefde alleen bekwaam onze harten , ook op deze wereld , te bevredigen. Alleen het aanschouwen van dat onmeetbaar god delijk schoon , zal in onze gelukzalige geesten het verlangen uitdooven van alle andere schijn - geneug. 7 2 > 292 . > ten , het zal gedurende de gansche eeuwigbeid stroomen van eindeloozen wellust in onze zielen storten , Mijne ziel, waarheen gaan de neigingen uws harten , indien zij zich niet rigten tot dien God , bron en vervulling van al wat goed en heilzaam is ? Verlies dan uw hart niet tusschen de klate rende bekoorlijkheden dezer aarde. Al hare schijn heerlijkheid is stof en asch . Haar ijdele praal gaat voorbij en verslenst . Daarom , verlang het aan schouwen der wonderbare schoonheid wier bloesem nooit verwelkt , wier glansrijkheid niet kan tanen . Bemin met alle uwe krachten die verbazende goed heid , die niets van u noodig hebbend , u des- niet temin , uit loutere liefde , met zoo vele weldaden overladen heeft. O groote God en ontzaggelijke zegenaar , ô overste Majesteit! ik geloof vastelijk , dat Gij een oneindig volmaakt en hoogst volkomen wezen zijt. Met den diepsten eerbied aanbid ik uwe van alle schepselen U eigene onafhankelijkheid. Ik geloof dat Gij oneindig rijk , oneindig allergenoegzaamst zijt aan U- zelven . Oder schalten Schat ! ô Goed van alle goederen ! ô der koningen Koning ! ik verootmoedig mij voor U , ik bemin U, ik heilig en wijd mij voor altoos uwer dienste toe . Juist daarom zijt Gij mijn God , omdat Gij mij in geenen deele noodig hebt. Doch van waar , dal Gij zoo ge dreven wordt om mij te begenadigen , als kondet Gij niet leven zonder mij ? Gij zijt vol van onein. dige rijkdommen ; daarom zoekt Gij , in wien den 295 > Wees ge overvloed uwer volheid uit te storten . Gij zijt eindeloos goed , daarom vindt Gij uw behagen in U aan anderen meê te deelen . Ik weet dat , het geen Gij voor mij gedaan hebt, Gij het gedaan hebt uit liefde , niet uit belang . Daaruit is mij uwe onnaspoorlijke liefde blijkbaar. zegend , ô Heer , die den mensche zoo veel goeds bewijst , zonder dat er U aan gelegen zij. Gij hebt alles voor mij gedaan , Gij hebt U voor mij ver nederd , ja vernietigd ... tot den dood ... tot den dood des kruises ! Of , zou U iets ontbreken , zoudt Gij iets minder hebben , indien de mensch verloren ging ? Neen voorzeker ! Maar gij vloeit over vàn goedheid ; ' t is deze goedheid alleen die ons tot voorwerp uwer liefde en genadegaven maakt. 0 ! Ik bemin U dan ook , mijn allerbeminnens waardigste , en wil U altijd lief hebben . Gij, gij vergenoegt U - zelven ; daarom kunt Gij ook mij vergenoegen . Geef , O Heer , geef dat ik afzie van alle geneigdheid tot de schepselen . Verlicht mij , breng mij te -regt , en doe mij de ijdelbeid der aardsche beuzelingen inzien . Ontsluier mij mijne dwalingen en dwalende zienswijzen . Ik smeek er U om door uwe grenzelooze goedheid , door uwe onuitputtelijke liefde en door de eindelooze verdiensten van mijnen Jesus. Verlicht mij , opdat ik U kenne , U mijn eenig heil , eenige rust en bevrediging mijns harten . Ik betuig U andermaal , dat ik U van ganscher harte lief heb . Deze be tuiging zal ik dikwijls hernieuwen , dikwijls zal ik U om de gave uwer liefde smeeken. 294 Derde Punt. God moet van ons bemind worden ., om zijne oneindige heiligheid . 2 2 God is het toonbeeld , de eenige oorzaak en bron van heiligheid , Hij is de heiligheid zelve. God is niet alleen heilig , maar Hij, en Hij alleen is noodzakelijk en wezenlijk heilig. De schepselen kunnen , wel is waar , een zekere hun eigene heiligheid bereiken ; maar zij kunnen ze ook ver liezen , omdat zij kunnen zondigen . Hoe zeer zij ook mogen toenemen in heiligheid , zij zullen altoos oneindig minder heilig zijn dan God. Dezelfde onbegrensde heiligheid , die God noopt zich- zelven als het hoogste goed te beminnen , verpligt Hem even zeer de zonde te haten , die het uiterste kwaad is ; God moet die noodzakelijk , onophoude lijk en oneindiglijk verafschuwen. Gelijk de liefde , die God zich - zelven toedraagt, alles aanwendt , om zijne verheerlijking te bevorderen , zoo beweegt Hem de haat welken Hij tegen de zonde gevoelt, om deze te vernietigen , als een zijner cer allertegen strijdigst kwaad . - De Almagtige is oneindig hei lig ; daarom kan Hij niet alleen geen eenige zonde willen of goed keuren , maar Hij kan ze zelfs niet ongestraft laten . - En , aangezien zijn afkeer van en haat tegen de zonde noch paal noch perk heeft , daarom straſt Hij de doodzonde zonder einde , dat is : met de berooving van een oneindig goed , en met eene kastijding die nooit zal ophouden. Om 295 7 2 2 zijne heiligheid te bevredigen heeft God , tot straf der zonde , eene oneindige voldoening gewild. Van daar dat Hij , tot herstel zijner door de zonde gekwetste eer , zijn Eengeboren mensch geworden Zoon heeft doen sterven . Hoe uitstekend moet dan wel de heiligheid des Allerhoogsten , en hoe vreesse lijk zijn haat tegen de zonde zijn , dewijl Hij ze op eene zoo verbazende wijze straſt in zijnen eigen en zoo teêrgeliefden Zoon , in dien Zoon, in wien Hij slechts de schaduw der zonde zag ! Er is geen werk Gods , dat beter zijne grenzelooze heiligheid doet uitkomen , dan het mensch geworden Woord ; dát immers sterft op Kalvariën tot straf en ver nietiging der zonde . Maar, hoe zeer moet dan ook diezelfde aan het kruis stervende Verlosser mij de zonde doen verafschuwen , opdat ik mij niet pligtig make aan een van den onsterfelijken Vader zoo gehaat en gestraft kwaad ! Intusschen behoort het mij, Gods heiligheid te vereeren , mij in den geest vervoegende bij de zuivere Serafijnen , met hen diep- eerbiedig uitgal mende : heilig , heilig , heilig , Ô God der heir kracblen ! Ik moet Hein eer en hulde bewijzen door te gehoorzamen aan zijne zoele bevelen , die mij opleggen heilig te zijn , gelijk Hij -zelf heilig is . En hier zal ik opmerken , dat God mij niet zegt : zijt magtig , zijt wijs, zijt gelukkig , gelijk ik magtig , wijs en gelukkig ben , maar wel : zijt heilig , gelijk ik heilig ben . Ik moet dus ernstig bedacht wezen om mijne ziel te heiligen ; dat toch is het wat mij God als het allerberangrijkst geboden 296 heeft. Dat zal ik doen , van dien pligt zal ik mij kwijten , wanneer ik in mijn hart de gevoelens zal verwekken , welke de Almogende beeft tegen de zonde. Dát zal ik betrachten , wanneer ik mij dikwijls al oefenen in akten ' van afkeer en ver foeijing tegen de zonde; wanneer ik zorgvuldig de schuld der zonde in mij zal trachten te vernieti gen , door inwendige en hartelijke akten van berouw en leedwezen ; wanneer ik mij zal overtuigen dat elke zonde , al is zij ook eene' ligtere , nogtans nooit een klein kwaad is , aangezien zij oneindiglijk mishaagt aan een oneindig- heiligen God. Door een levendige ofschoon kortstondige ver lichting deed God aan de H. Metildis de wonder volle verhevenheid zijner grenzelooze heiligheid ken nen en den vreesselijken afkeer , dien Hij van de zonde heeft. Dat helder inzien maakte een 200 sterken indruk op den geest van die heilige , dat zij betuigde : met dat licht, zou zij hare gedachte niet hebben kunnen vestigen op hare zonden ; zoo zeer verpletterden , zoo zeer verschrikten zij haar ! Ach , mijn lieve Heer en God ! doe mij door een dergelijk licht mijne boosheden kennen ; zulk licht stelle mij de zonde in afschuw , dat licht doe er mij gemakkelijker door herhaalde akten van spijt en leedwezen aan verzaken . Door zulke be rouwvolle verzuchtingen wensch ik mijne ziel te heiligen , door een levendigen haat der zonden wensch ik mijne ziel van schulden te vrijwaren . Daarom bid ik U : geef mij uwe hemelsche ver . " lichting , opdat ik de grawelijkheid der zonde be 297 2 seffe en daardoor een diepen afschrik gevoele van U te beleedigen. 0 allerheiligste , 0 allervolmaak ste God ! ik aanbid in U eene eindelooze zuiver heid , onbestaanbaar met de minste afwijking, met de minste zondige onvolmaaktheid . Al wat Gij doet getuigt van uwe volkomenste heiligheid . Ik bemin deze U eigene voortreffelijkheid en smeek U , dat Gij mijne ziel versterket met overvloedige genaden , ten einde ik uwe heiligheid wete cn kunne navolgen . Uwe wonderbare heiligheid is nooit werkeloos ; zij is steeds vruchtbaar in daden van heilige volmaaktheid . O ! stort in mijn gemoed eene heiligmakende genegenheid , die het reinige van alle geneigdheid tot het aardsche, die het kuische van alle zondige besmetting, en het ver siere met eene uitmuntende goddelijke liefde. - Mijne ziel werd in het H. Doopsel uw tempel . Een' tempel Gods betaamt eene volmaakte heilig heid , welke hem opluistere en tot eene waardige woonplaats make voor eene eindelooze majesteit , die Gij zijt. Daarom smeek ik U , ô allerheiligste God ! verleen mijner ziel een straaltje uwer hei ligheid , die haar versicre , dic haar doe schitteren in deugden , die haar vooral de zonde doe haten en U beminnen . Met geheel mijn hart verfoei ik alle en elke mijner zondeschulden , ik verfoei ze , omdat zij uwer volmaakte heiligheid zoo zeer mis. hagen. Ik maak het vast en ernstig besluit van al wat zondig is of tot zonde leidt, met de meeste oplettendheid en zorg te zullen vlugten. Geheel mijn gemoed heeft U lief , Ô opperste hater van ។ 298 het uiterst kwaad , van de zonde. Om uwe liefde wil ik mij voortaan wachten van gebreken en fou ten , waaraan ik mij vroeger schuldig maakte. Om U genoegen te geven , om U te believen , wil ik mij oefenen , zoo wel in hetgeen Gij mij geboden , als in hetgeen Gij mij aangeraden hebt. Daardoor zal ik mij uwer beiligheid welgevallig en behage lijk maken. Ik bied U ootmoediglijk de vermogens mijner ziel aan ; bevestig ze in het goede , in het heilige , bevestig ze in het beoefenen van deug. zame verrigtingen , doe haar in krachten winnen , maak ze vermogend , vooral in eene volmaakte en volstandige liefde tot U. Dat vraag ik U , ô Heer en heilige God , daarom bid ik U door de verdien sten en heilige werken van mijnen gezegenden Heiland , Cbristus Jesus.. Ik smeek er U om door zijnen smartelijken maar smetteloozen dood . egoccouco Acht- en - twintigste Meditatie. God verdient van ons bemind te worden , omdat Hij onze Heer en Meester is. 3 Eerste Punt. God is geheel onze liefde waardig , omdat Hij volstrekt Meester en algemeene Heer is van al bet geschapene. Zijne heerschappij en meester schap strekken zich uit over de gansche natuur , over al wat redelijk en redeloos , ligchamelijk en 299 onligchamelijk is , zij overstralen de grootste ko ningen en monarken , de koren der Engelen -zelveu , al wat is en zijn kan . Daarom wordt God ge noemd der koningen Koning , de Heer der heer schappen. Alle ding is Gode onderworpen ; ook de voor geen rede of begrip valbare schepselen ge voelen Gods heerschappij en gehoorzamen Hem. God heerschapt overal en in allen deele. Niets of nie mand kan Gods gebied ontgaan , noch ophouden Godes te zijn. Er is geene plaats waarheen vlug. ten , waar dengeen te ontvlugten die overal gebiedt, of de vlugtende ontmoet eene hindernis die bem sluit . Gods meesterschap legt de hand op allen tijd , op alle plaats , op allen mensch , op alles en allen . God is volstrekt onafhankelijk Heer van alles. Met al wat er bestaat kan Hij doen wat Hij wil . Hij kan het door het vuur doen branden , verbranden en verteeren niet alleen , maar ook Hij kan het vernietigen , Hij kan het in niet oplossen . Hij-zelf- Heer en Meester- Hij gaf aan alles en allen het zijn . Hij heeft alles en allen geschapen . Beschikt de pottebakker naar willekeur over de kneding zijner handen , hoc veel te meer beschikt God naar zijn welgevallen over alle schepselen ! Hier komt bij , dat de schepselen geen oogen blik God kunnen missen ; altijd en in alles moeten zij door Hem behouden en onderhouden worden , zoo niet , zouden zij zich plotseling in hun vroeger niet - waaruit zij getrokken werden – zien ver dwijnen . Op elken stond herschenkt God zijnen schepselen het leven dat Hij hun bij hun worden 300 2 9 3 7 mededeelde. Een grootere behoefte , dan die wij aan God hebben , is onmogelijk , ondenkbaar. Ook voor geen enkele onzer handelingen kunnen wij God ontberen . Wij kunnen geen oog bewegen , geen vinger verdraaijen zonder Gods bijstand . Ons zijn , ons voortbestaan , ons werken , ons bewegen , alles hangt ten slotte van God af. Uit allen boofde en op allerlei wijze is Hij onze Meester , onze Heer en Koning. En wij... wij zijn zijne slaven , zijne on derworpenen . Ik heb alles aan God te danken : handen , voeten , oogen , verstand , geheugen , wil ; alle mijne ledematen , alle mijne zenuwen , alle mijde aderen , alle mijne gevoelens, alle mijne vermogens, derzelver werkingen , dat alles en meer, op elk uur , op elken stond . Hoe mu dien ik dezen grooten Meester , dien ontzaggelijken Heer ? Hoe bemin ik Hem ? Voor wien en voor wat heb ik zoo vele maanden , 200 vele jaren mijns levens gearbeid en gezwoegd , voor wien en wat al dien tijd doortobt, dien tijd , wel. ken ik eenig en alleen had moeten besteden tot de dienst van mijnen God ? Heb ik ligt veel tijds , misschien al dien tijd doorgebragt in God te on gehoorzamen , in op te staan tegen zijne wetten , in mijne zondige luimen en grillen op te volgen , in mij slaaf te maken van mijne hartstogten , van mijne afgekeerdheden , van nijd , van haat ? ... Rampzalig ik , die Gods dienst heb willen verwisselen met de deerniswaardige huldiging mijner ondeugden, mijner kwade hartstogen , mijner schuldige begeerlijkheid ! 0 ! ik zal God dikwijls bidden , dat Hij mij van 2 9 7 2 301 > die schandige zonden - slavernij gelieve te verlossen , ik zal Hem dikwijls smeeken en uitnoodigen , dat Hij -alleen in mij gebied voere . Met den meesten smaak mijns harten belijd ik U , ô mijn God , en roep U uit voor mijn Koning , Ô voor mijnen Meester en Heer. Leve God , inijn Meester , mijn Heer, mijn Koning ! - Uwe alge meene , volstrekte en algeheele heerschappij is mij een innig genoegen en zoete troost . Hoe ware het anders mogelijk ten opzigte van een Heer en Mees ter 200 goed , zoo beminnenswaardig , zoo vol erbarming en goedertierenheid ? Hosanna ! Gij zijt aller Heer , aan U ben ik alles , alles verschuldigd . Uwe heerschappij en 'uwe meesterschap zijn vol strekt , onafhankelijk en algenoeg . Ter vervulling van uw welbehagen en van uwen hoogst ontzag inboezemenden wil vernietigd te worden , ook dit ware onze verheerlijking ! Ik ben geheel en gansch , geheellijk en ganschelijk van U , door U , ô mijn God ! Alles gewordt mij op elk oogenblik van de volheid uwer onnaspoorbare cn alvermogende liefde. Zonder U ware ik zelfs niet mogelijk ... Ik aanbid uwe boven mijne lage nederigheid verhevene Ma jesteit. Mijn geluk is het , geheel en in alles van U afhankelijk te zijn. Ik ben U slaaf , ô godde lijke Meester ! dat ben ik door natuur en door noodzakelijkheid , dat ook verlang ik te wezen door keus en wil. Ik verkies U te dienen , door ge trouwelijk aan uwe heilige Wet te gehoorzamen . Ik wil mij door U laten geleiden en besturen , door Uwien ik in alles volkomen toebehoor. ' Be 2 302 schik over mij naar uw goddelijk welgevallen . Geef of ontneem mij het door U geschonkene , troost of sla mij, bandel met mij volgens uw welbehagen ; ik stel mij gelaten in uwe heilige handen . Ik wijd mij ganschelijk en gansch aan uwe overste heer schappij. Beschik over mij, over mijn leven , over mijne eer , over wat ik heb en ben , naar uw ge lieven . Dit alleen vraag ik u , dat Gij mij ver losset van de slaafsche dienstbaarheid aan mijne ondeugden en kwade driften . Ik ben mij bewust, die woeste en verwoestende ondieren in mij te hebben laten wroeten ; daar schaam ik mij over , dat rouwt mij innig en opregtelijk. Door het van mijn Verlosser en zaligmaker vergoten bloed bid ik U : verlos mij van de redelooze dwingelandij mijner hartstogten , inzonderheid van ... (noem hier den hartstogt die meer dan andere in U het hoofd opsteekt :) Kom Gij , ô Oppermeester en Heer , kom en heersch in mijn hart , beheersch en overheersch het door uwe genade. Dat uw rijk en gebied bezit nemen van al de vermogens mijner ziel ! Tweede Punt. Ik ga overwegen de majesteit en grootheid van den algemeenen Heer en Meester van het heelal . Hij is een dusdanige , dat millioenen hemelsche geesten , vol gezag en heerlijkheid , Hem aanbidden en dienen . In zijne tegenwoordigheid staan zij opgetogen en verrukt , terwijl de pijlers des hemels 2 505 9 sidderen . De Aartsengelen knielen voor Hem neer, de Cherubijnen buigen zich in ootmoed , en de Se rafijnen vallen neder , uit eerbied en ontzag bévend. Ziedaar een schim van Gods grootheid ! In zijn hemelsch hof heeft God de magtigste , de heiligste en verhevenste koningen tot dienaren . De magt van één van hen is voldoende , om op éénen dag millioenen menschen te verdelgen , een enkele van ben is genoegzaam om , alleen door zijne tegen woordigheid , onoverwonnen helden en gansche legers te verpletteren . Wat moet dan Gods hof niet zijn , dat vervuld is van zulke en zoo vele magtige en sterke hovelingen ! Zij allen nogtans erkennen God voor hunnen eenigen Opperheer , zij belijden Hem oneindig verheven boven allen geschapen lof , boven alle vereering, boven alle aanbidding . Zoo diep zij zich voor Hem verootmoedigen , betuigen zij nogtans , dat hunne verootmoediging oneindiglijk onevenmatig is aan de volheid zijner algeheele mees terschap . Boven dat alles is het bewonderenswaar digst , dat een God van zoo veel majesteit, gezag en heerschappij , zich niet trotsch en hoogtoonend voordoet , maar zoo genaakbaar en liefelijk , dat de minste en nederigste mensch op aarde zich met Hem kan onderhouden , en Hem op elk dag- en nachtuur zijnc noodwendigheden kan bloot leggen. De sterveling heeft zelfs niet noodig dat hij daartoe zijn voet verzette . Door zijne inspraken roept ons God tot zich , Hij dringt ja noopt ons , dat wij ons bij Hem vervoegen , dat wij tot Hem opklim men . 2 304 Mijne ziel , aanbid dikwijls dien God , dat won der van Majesteit en grootheid. Bezoek Hem dik . wijls in zijne kerken , doe Hem dikwijls eene offerande van u -zelven , om Hem te dienen en te gehoorzamen . Wees gezegend , ò mijn God , voor uwe liefde volle goedheid. Wees gezegend voor eene zoo won derbare liefelijkheid. Mijn geluk is voorwaar groot, dat mijn Heer en Meester zoo verheven , zoo edel en magtig , maar ook dat Hij tevens zoo mensch lievend en goedertieren is . Gij zijt die God , wien de Hemel een troon is en de aarde eene voetbank. Het heelal is U een enge tempel ; hij kan U niet bevatten: Duizende uitgestrekte we relden zijn U te bekrompen . Die hoogheid en hooge verhevenheid uws Wezens maken mijne vreugde uit ; maar ook jubel ik bij het aanschouwen uwer beminnenswaardige goedertierenheid en goedertieren beminnelijkheid . Gij zijt mijn Heer en Meester yan natuurwege ; doch , waart Gij het niet, wij zouden U als dusdanig uitroepen , om uwe zielza ligende goedgunstigheid . Doe mij de genade , Ô Heer , dat ik U - Zoo'n goeden Meester – ge trouwelijk diene ; geef mij, dat ik uw gehoorzame slaaf zij, aangezien Gij mijn allerbeminnelijkste Koning zijt. Ik buig en verootmoedig mij voor uwe onmetelijke grootheid . Ik aanbid uwe einde looze verhevenbeid . Dankbaar erken ik die on schatbare verwaardiging , waarmede Gij mij uitnoo digt , om in mijne noowendigheden tot U te vlugten , in mijne ellenden uwen bijstand af te smeeken. Ik wil van uwe lieye goedheid gebruik maken ; en 2 505 2 daarom neem ik mij voor , mij dikwijls tot U te zullen wenden , om U als mijnen God van majesteit te aanbidden , om U als mijnen grootsten weldoener te bedanken , en vooral , om mij als slaaf geheel en onafscheidelijk aan uwe heilige dienst te wijden. Ja , mijn God en Opperheer , ik verpligt en bind mij ganschelijk aan uwe wetten en bevelen. Ik draag U mijne vrijheid , mijn hart en mijne gene genheden op , opdat zij allen U gehoorzamen , opdat zij niets willen dan hetgeen Gij wilt , niets dan hetgeen U aangenaam kan wezen . Dikwijls zal ik mijne toevlugt tot U nemen , ten einde U mijne behoeften , mijne ellenden , mijne kwellingen van ziel en ligchaam open te leggen . Ik hoop dat uwe goedheid , zoo vol van liefde , mijn smeeken zal aan- en verhooren . Ik bemin U , ô mijn over ste Meester , en uit liefde tot U wil ik U in alles naar geheel mijn vermogen behagen. 7 7 Derde Punt. God alleen is de groote Heer en Meester , omdat zijne heerschappij van niemand afhankelijk is . Hoe zeer de monarken dezer aarde zich sieren met den brommenden naam van mogendheden ; zij moeten echter toestemmen , dat zij afhankelijkheid zijn van hunne onderdanen ; deze toch hebben zij noodig of om van hen gediend , óf om door hen verdedigd te worden . Welken steun en welke on derschraging behoeven zij niet om staande te blij . 20 506 ven en zich te kunnen handhaven ! Ontvallen hun de ze middelen, dan ook vallen zij gelijk elk ander mensch; maar zij vallen dan met meer gedruis , omdat zij van hooger neerstorten . Alléén God is volkomen en vol strekt onafhankelijk. Hij is zich- zelven Meester in het tot wezen brengen zijner verhevenste werken. Hij ge noegt zich met niets, om uit dien afgrond zoo veel schepselen te trekken als Hem gevalt. Schikt Hij zich , in zijn voortbrengen , naar de neigingen van door Hem geschapen oorzaken , Hij doet het , omdat Hij het zoo doen wil ; immers, wil Hij het anders, dan doet Hij die zelfde oorzaken aan hare natuurlijke nei gingen tegenstrijdige uitwerksels opleveren . Zoo be dient Hij zich van het vuur , om de drie jongelingen in den Babijlonischen gloed- oven te verfrisschen , en van de baren der zee maakt Hij den Israëliten eenen wal , voor hunnen doortogt in die groote waterkom. Ook in de bovennatuurlijke orde van genade handelt God als onafhankelijk Heer en Meester. Als Hij het wil , let Hij op geene gesteltenissen. Welken aanleg vond Hij in twaalf nederige visschers , om er even veel Apostelen van te maken ? Welken in een tol lenaar , om hem een Evangelist te doen worden ? Uit een vervolger trekt Hij een vat van uitgelezene heiligheid , en dat even gelukkig , als Hij een H. Joannes- den- Dooper gevormd had tot zijn voor: looper . Hij weet armen tevreden en opgeruimd hunne ontberingen en hun lijden te doen dragen , gelijk Hij heilige monniken een schat doet vinden in hunne vrijwillige armoede. Hij heeft noch rijk dommen noch aardsche eergrootheden noodig om 1 2 307 ons , waar Hij het wil , gelukkig te doen zijn . Aller schepselen gelukzaligheid hangt alleen van Hem af, terwijl Hij-zelf , in ons goed te doen , van geen eenig schepsel afhankelijk is . Is God van alles onafhankelijk Heer en Mecsler, dan moet alles , wat God niet is , yan Hem af hangen . Ja , ons welzijn en onze rocm bestaan daarin , dat wij van dien eindeloozen Heer en Meester in alles afhankelijk zijn . ' t Is waar, van anderen te moeten afhangen , dat vernedert en verlaagt ons ; maar van den Almogende afhankelijk te zijn , hierin is onze grootste eer , hierin is onze gelukzaligheid gelegen . Door deze vrijwillige af hankelijkheid en onderwerping vereenigen wij ons naauwer met den Schepper , ons deelachtig makend aan zijne grenzelooze almogendheid . Zóó roemde er de H. Paulus op , dat hij alles kon ... maar in God , wien hij volkomen onderworpen was , van wien hij volkomen afhankelijk leefde. Niets is er dat ons zóó ter aarde werpt en verlaagt , als van God niet te willen afhangen . Lucifer , hij die zoo verheven en groot werd geschapen , hij wilde zich aan deze afhankelijkheid onttrekken . Dat wierp hem plotseling in den hellepoel ; daar is hij, tegen zijnen dank en gedurende eene eeuwige eeuwigheid , onderworpen aan de beschikkingen des Almagtigen , aan nimmer eindigend lijden , aan altoosdurende jammeren . Die den Allerhoogste eene vrijwillige afhankelijkheid weigerde , die wordt genoodzaakt als slaaf te zuchten , gestraft en gefolterd door eene onverzoenbare regtvaardigheid . 308 2 Wat mij aangaat , ó groote God , ik stel er al mijn roem en alle mijne grootheid in , mij voor uw slaaf te erkennen en geheel en gansch afhan kelijk te zijn van de begelen uwer Oppermajesteit. Laat nooit toe dat ik , door blindheid geslagen , mij ook een enkel oogenblik onttrekke aan de volkomenste onderworpenheid die ik U schuldig ben . Maar , al te veel en al te dikwijls heb ik , door te zondigen , mij verzet tegen uwe regtmatige Meesterschap . Dat verfoei en verafschuw ik thans met bittere tranen van berouw en leedwezen . Als slaaf uwer regtvaardigheid heb ik verdiend in den helschen kerker begraven te worden ; want ik heb tegen U gezondigd , ik ben opgestaan tegen mijnen Heer en Meester . Dat verdiende ik , omdat ik de door U mij geschoukene vrijheid misbruikt heb. Doch van nu af maak ik het besluit , mij voortaan volkomen aan uwe heilige wetten te zullen onder werpen . Maar 0 ! kom mij te hulp en verleen mij krachtigen bijstand , opdat ik mij-zelven en mijne kwade hartstogten kunne overwinnen. Ik bid het U door de verdiensten van dien Verlosser , die U 200 zeer onderworpen leefde , ik bid bet U door de verheerlijking , welke zijn gehoorzame kruisdood U gebragt beeft. Ik aanbid U , ò Opperheer en Meester van alle schepselen. Ik werp mij veroot moedigd voor U neêr , voor uwe onmeetbare groot heid , voor uwe goddelijke Majesteit , voor uwe eindelooze Heerschappij. > > beros 309 Negen - en -twintigste Meditatie. God verdient onze liefde, omdat Hij ze ons gebiedt. Eerste Punt. 9 Groot is mijne verpligting van God te beminnen ; want Hij -zelf gebiedt het mij. Aangezien God zóó groot , en wij daarentegen zóó klein zijn , ware het reeds eene gunst geweest , dat God ons toeliet Hem te beminnen . De Vorsten en Koningen der aarde zijn niet gewoon hunnen onderdanen te zeg gen : ik ben te vreden dat gij mij beminnet. Hel der en klaar beduiden zij hun : ik wil , dat gij mij dienet ; de liefde zoù ons gelijk maken , dat wil ik niet ; ik wil dat gij minder dan ik , dat gij beneden mij zijt. Onze God handelt zóó niet . Ofschoon Hij de Majesteit, de grootheid en onein digheid zelven is , wekt Hij ons niet alleen , op dat wij Hem beminnen , maar maakt Hij er ons met uitdrukkelijke en zinnige woorden een gebod van , ja verzekert Hij ons bovendien , dat wij door Hem lief te hebben ons geluk verzekeren voor tijd en eeuwigheid ; terwijl ons , in het tegenover gesteld geval , niets dan rampen wachten voor dit en het toekomende leven . Hadde God ons geboden de zon , de sterren , of eenig ander schepsel te beminnen , wij zouden zonder tegenspraak hebben moeten gehoorzamen ; Hij toch is onze Schepper en Meester , Hij heeft alle magt van zijnen schep > 310 - 2 selen te gebieden ; wij, wij moeten Hem gehoor zamen. Maar nu wil Hij, dat wij Hem de grenzelooze goedheid , de oneindige liefelijkheid , de eindelooze beminnenswaardigheid zelve – lief hebben. En wij , wij zouden ons daaraan onttrekken , wij zouden Hem niet dikwijls de hulde onzer liefde brengen , Hem niet dikwijls betuigen , dat wij Hem willen behagen ! 0 ! wij behoorden God dikwerf te bedanken voor zijn liefelijk gebod van liefde. Gewis , indien God ons verboden bad Hem te beminnen , wij zouden al het mogelijke moeten aanwenden om zulk verbod met eene toelating verwisseld te zien . In der daad , God te beminnen is ons een hoogste goed , een al te groote eer. Wij zijn niet waardig ons door de liefde zoo innig. lijk met God te vereenen . Er zijn op deze wereld zoo vele menschen van allerlei geslacht , van allerlei ouderdom , van allerlei stand , zwak en ellendig als wij; en deze vinden hun streelendst genoegen in de beoefening van her haalde goddelijke liefde-akten . Zij ondervinden de zelfde kwellingen , worden door dezelfde bekoringen geslingerd als wij; en toch houden zij hun gemoed met God bezig , voeden zij hun hart met hoogere liefde zóó , dat zij besloten hebben liever duizend maal - indien het mogelijk ware - te sterven , dan zondigende Gods liefde te verliezen , of Hem door de minste vrijwillige overtreding te mishagen. Dat doen zij , dat doen zoo velen , zoo gaarne , zoo vaardig , zoo gansch gemoedelijk . Waarom zou ik dat ook niet kunnen , niet willen doen ? Deze 7 > 311 2 2 verpligting , van God te beminnen , is overigens de eerste verpligting , de oudste , de meest be voorregte. Ik moet er mij dus , vóór alle andere verpligtingen , van kwijten. Dat neem ik mij dan ook ernstig en vast voor , daartoe besluit ik . 0 mijn groote Koning ! Wie ben ik , dat Gij mij gelast U te beminnen ! Doe ik het niet , dan belgt Gij U over mij , dan bedreigt Gij mij in dit leven met tijdelijke en in het andere leven met altijddurende ellenden. Ach , ellende der ellenden , U niet lief te hebben ! Zeg het mij, ô mijn God , wat is er U aan gelegen , dat ik U beminne ? Gij zijt zoo bezorgd , dat ik U mijne liefde wijde , Gij bedreigt mij met de felste straffen , indien ik daaraan te kort blijve , en , in het tegenover ge stelde geral, belooft Gij mij het Paradijs , het eeuwig genieten eener onbegrijpelijke heerlijkheid . Nog eens : wat is er U aan mijne liefde gelegen ? Wat zoudt Gij verlieren , indien ik mij -zelven ver loor met U niet te beminnen ? Voorzeker niets . Maar Gij wilt mijn geluk , Gij wilt mijne zaligheid. Gij weet , dat mijn geluk bestaat in U lief te hebben , en uwe geboden uit liefde na te leven , in werken te plegen die Ubehagen. Olieve Heer en God ! dat verlang , dat wensch ik dan ook ; want ik haak naar mijne gelukzaligheid . Doch ik ben zoo laauw en flaauw , zoo onstand vastig , zoo ijskoud voor het goede. Om Gods wille , geef mij geestelijke , geef mij volstandige , geef mij vlammende krachten , opdat deze mij on ophoudelijk aanwakkeren tot het betrachten van 2 312 . 9 werken die U behagelijk zijn . Door uwe gronde looze goedertierenheid , ô help mij ! Door de liefde welke mijn mensch geworden Jesus u toe droeg , geef dat ik U beminne. Ik maak het besluit dikwijls , uit liefde tot U , mijn hart tot U te zullen verheffen , opdat ik gehoorzame aan uwe wet van liefde. Ik zal U zeggen : mijn God , ik bemin U van yanscher harte , met ge heel mijne ziel , met alle mijne krachten , met geheel mijn gemoed ; ik bemin U met geheel mij-zelven , meer dan mij-zelven . 0DEon wetGodalles200 Tweede Punt. behovzulke9 genadeakle vavan onstniet dikibij God werk mahen die 2 > Hoe redelijk en regtmatig is het , God boven alles lief te hebben ! Is God de Oppermonarch van hemel en aarde, de Meester van het heelal , onze Schepper en Behouder , het eenig oogmerk en einde van ons zijn , opze eenige toekomende gelukzaligheid , dan is het ook billijk , dat Hij van ons eische wat wij bests hebben : ons hart, onze genegenheden , onze liefde. Waartoe wil ik het best dat in mij is mijne liefde - besteden , tenzij in er ge heellijk en altoos een offerande van te maken aan de beminnenswaardige Majesteit en goedgunstig. heid van een God ! Die goddelijke Heer wil , dat de mensch Hem als God behandele , Hij wil , 200 niet uit deszelfs mond , althans uit zijn hart regt zinnig hooren betuigen , dat hij zijn God boven al het geschapene hoogacht en wil gehoorzamen , dat Godsmoet geste- niet gedaalmenseh temet hunneran God gestrekken vanAllerhoogstet200 wondervoshelmoedige 313 dat hij Hem niet wil beleedigen ,2 al kon hij zich daardoor alle door de goddelijke wet verboden goed verwerven , dat hij zijns Scheppers tevreden heid stelt boven alle zondige voldoeningen van eigen ligchaam , van hartstogten , van vrienden , van wat ook. Is dit alles niet redelijk en regtvaardig ? Dat God namelijk verkoren worde boven zaken oneindig beneden Hem , boven hetgeen zijne heilige wetten verbieden ? Dat is het , wat de mensch Gode betuigt , wanneer hij verklaart God boven alles te beminnen . En zoù nu de mensch deze zoo redelijke betuigingen niet dikwerf voor God behooren te vernieuwen ! God smaakt grootelijks zulke liefde-betuigingen , en loont ze met nieuwe genadegaven die onze zielen heiligen . Bij elke akte van liefde bereidt Hij ons eene nieuwe kroon van onsterfelijke beerlijkheid . Ach ! indien de mensch niet dikwerf zulke oefeningen betracht , ' t is , omdat hij God niet naar waarde schat, omdat hij geen werk maakt van de oneindige verdiensten te ken nen die in God zijn , en gevolgelijk niet beseft, dat Gods genoegen boven alle aardsch genoegen moet gesteld worden . En nogtans , wat heeft God niet gedaan , om zich en zijne verdiensten aan den menseh te doen kennen ! Alle schepselen toch , met hunne betrekkelijke waarden , zijn beelden van God gemaakt, om ons eene schaduwe te ver strekken van de eindelooze voortreffelijkheden des Allerhoogsten . Alle Gods weldaden , zoo talrijk , 200 wondervol , zijn gedurige getuigenissen zijner edelmoedige en vurige liefde jegens ons. De beeld 2 > 314 111f2 Lh- 7tenissen zijner smarten en van zijpen dood zijn ons als zoo vele spiegels , waarin wij voortdurend zijne liefde beschouwen. Zijn voor ons ten spijze bereid ligchaam toont ons zijn uiterste drift van zich met ons te vereenigen , van met ons te wonen . De liefdevolle door Hem aangenomen titels van vader , van broeder , van vriend , van bruidegom , zeggen zij ons niet , dat Hij liefde wil , en dat Hij al onze liefde waardig is ? Desniettegenstaande hebben wij geen zorg van deze krachtige beweeg redenen te kennen , nog min zoo veel het ons gegeven is - dezelve te doorgronden . Wij willen Hem piet beminnen - althans daadwerkelijk omdat wij Hem opzer liefde niet waardig kennen. Immers , dachten wij er eenigzins ernstig op na , het ware onmogelijk Hem niet lief te hebben , het ware onmogelijk , dat wij ons niet dikwijls voor Hem verootmoedigden , onmogelijk , dat wij geen smaak vonden in Hem onze liefde te betuigen door Hem te gehoorzamen . Ik neem mij dan voor , dikwijls te zullen nadenken over de beweegredenen die mij God kunnen doen kennen . Ik neem mij voor , Hem dikwijls de hulde mijner liefde te zullen aanbieden . Mijn God , oneindig heil , opperste genadeschen ker , grenzelooze liefde ! Ik belijd en beken , dat Gij geheel mijne achting , geheel mijne liefde , geheel mijne genegenheid allerwaardigst zijt. Ik heb liefde weg te werpen voor beuzelachtige nietigheden dezer aarde , ik heb mij vermoeid en afgetobt, in het beminnen van schepselen , en zoo 315 vele jaren bragt ik door zonder eens ernstig aan U te denken , zonder U althans van mijne liefde te doen blijken . Onwaardig ik , rampzalig ik ! Het spijt mij, o Heer , dat ik U niet bemind heb , zeker niet naar de mate uwer beminnenswaardig. heid . Wanneer toch , o Heer , zal ik U liefhebben , U , mijne oneindige goedheid ! Ik begeer en verlang mij door liefde -akten dikwijls met U te vereenigen . Ik begeer en verlang , dat alle schepselen U lief hebben . Ik verheug mij over de zuivere liefde waarmede de Engelen - koren U beminnen in den hemel. Ik verheug mij over de liefde welke U door z00 vele heilige zielen op aarde werd toe gedragen , over de liefde waardoor en waarmede zoo vele martelaren hun leven voor U veil hadden. Ik verheug er mij met U over , omdat Gij U met die liefde genoegt , omdat die liefde U behagelijk is . Ik bied U al de liefde van mijnen Jesus aan , en door de verdiensten van die Jesus' liefde smeek en bid ik U : geef mij genade en kracht, opdat ik U dikwijls akten van liefde opdrage. Dikwijls zal ik met deze en diergelijke verzuchtingen tot U naderen : Mijn God , mijn eenig en eeuwig heil , ik bemin U meer dan al. Ik wil U, bovenal , alle goed. Voor niets ter wereld wil ik U beleedigen. Door uwe hulp gesterkt , wil ik liever sterven , dan U beleedigend to leven . Derde Punt. Het moet mij niet genoeg zijn dat ik -alleen God 316 2 2 beminne ; maar ik moet naar mijne krachten zor gen , dat mijn lieve Heer ook van anderen bemind worde. Een christen moet als christen en als aan genomen kind des Allerhoogsten doen , hetgeen de Zaligmaker van zich- zelven getuigde , als Hij sprak : ik heb eene onweerstaanbare behoefte van mij bezig te houden met de belangen mijns hemelschen Va ders , met zijne verheerlijking te bevorderen , met het vuur zijner goddelijke liefde in aller harten te ontsteken . De liefde is een vuur , en dat vuur moet ook anderen verwarmen . Dusdanig behoort mijne liefde jegens God te zijn ; zij moet de ge moederen ontvlammen dergenen die van mij af hangen , of met mij verkeeren . Er bestaat geen vuur dat niet verwarmt , en door deze werkelijke lijke verwarming onderscheidt zich de ware vlam van de schijnbare. Niet anders onderscheidt zich de ware liefde van een christen jegens zijnen Heer , van de schijnbare ; ook zij – de ware liefde deelt anderen de liefde jegens denzelfden God mede. Is dit vuur , tot Gods verheerlijking , in mij niet, dan moet ik gelooven , dat ook de le vendige vlam der hemelsche liefde in mij niet is . Hierin is de glorie des Almagtigen gelegen , dat Hij van zijne schepselen geacht en bemind wordt. Deze roem is Gods heil, het is goed , het is heil , omdat en voor zoo veel het goddelijk en oneindig is . Immers , indien de glorie klimt naar mate der waardigheid van den persoon wien zij toekomt , tot boe hoog moet dan niet de verhevenheid van Gods heerlijkheid stijgen ! Al de schepselen , bij - 317 - > God vergeleken , zijn als een niet. Wat zal dan de grootheid van alle schepselen wezen , vergeleken bij die van den Schepper ? ! Jesus' heerlijkheid als mensch – was allervolmaaktst en alleruitmuntendst ; en nogtans, vergeleken bij die yan zijnen onster felijken Vader , belijdt de Zaligmaker zelf , dat zij als een niet was. Er bestaat eigenlijk niets groots dan God alleen . Zoo ook is er niets verheveners dan Gods heerlijkheid . Welnu , wat hart is dan het mijne! Den Koning van ' t heelal dat heil te kunnen aanbrengen zijne verheerlijking – dat Hij namelijk bemind en , uit liefde , ook van an deren kan gehoorzaamd worden ; eene ziel tot inkeer en boetvaardigheid gebragt , de minste zonde belet , de geringste deugd te doen beoefenen met oogmerk. om Gode te behagen , zijn edelere en grootschere werken , dan al de ondernemingen der beroemdste veroveraars , dan de gewigtigste verbonden aange gaan en gesloten door staatkundigen , dan de over winningen van koningdommen en keizerrijken . Dat leert ons het geloof , dat ook stemt de natuurlijke rede toe . Dat alles immers is slechts schepselen grootheid , terwijl de bekeering van zondaren , de beoefening van deugden , enz . uitloopen op de wezenlijke verheerlijking van den Schepper ; en om die reden is er tusschen deze en gene geene ver gelijking mogelijk. Maar waarom dan betoon ik Gode mijne liefde niet , door Hem de verheerlijking te bezorgen die Hem toevloeit , met ook van an deren gekend , gediend en bemind te worden ; met de zonden te beletten , die Hem zoo zeer onteeren , 318 met het onderhouden zijner heilige wetten te be vorderen , hetgeen Hem zoo zeer behaagt ? Ik moet derhalve mijne liefde jegens God uit oefenen door te zorgen , dat ook anderen zich ont houden van zonden , dat zij de goddelijke geboden naleven en overvloedig zijn in goede werken . Dat kan ik immer doen , door hen te stichten , door hun goede voorbeelden te geven ; deze toch werken dikwerf meer goeds uit dan de predikatiën der beroemdste redenaars. Ik moet hen bij gelegen heid zoet en liefdevol tot goed wekken ; ook kan ik hen aanzoeken , dat zij , om Gode glorie en eer te geven , werken van godsvrucht beoefenen . Ik moet middelen beramen , om in de gemoederen mijner vrienden , kennissen en onderhoorigen eene hooge achting aan te kweeken voor mijn almogenden Heer en Schepper. De liefde is vindingrijk in goed te doen aan het voorwerp harer genegenheid . In dien de ware liefde tot God in mij is , zal zij mij middelen ingeven , om het heil – de verheerlij king mijus Heeren ook door anderen te ver breiden . 0 God , die alle eer en liefde waardig zijt! Ô God die verdient van alle schepselen bemind te worden ! deel mijner ziel een vonkje van dien ijver mede, dien Gij-zelf voor uwe verbeerlijking hebt; opdat ik mij bevlijtige , U ook van anderen te doen kennen en lief hebben . Ik kan U - dank zij uwer genade - 200 veel goeds en behagelijks aanbren gen ; ik zal de gelegenheid niet voorbij zien , van het U met woord en daad te bezorgen . Want ik 319 2 bemin U , ô mijn God , en gun U al wat uwe schepselen tot uwe verheerlijking kunnen uitwerken. Ik verlang dat allen U dienen , gehoorzamen en eerbiedigen. Tot dat einde maak ik het voorne. men , mij hierop toe te zullen leggen , dat ook anderen weten , wie en wat Gij zijl, opdat zij , om de verdiensten uwer eindelooze volmaaktheden en om uwe onbegrijpelijke weldaden , U behagen door het naauwkeurig betrachten uwer heilige ge boden en het beoefenen van godsdienstige werken . ( Denk aan de personen en middelen , door wien en waarmede gij ' s Heeren glorie wilt bevorderen .) Dertigste Meditatie. Het geluk van den mensch bestaat in God lief te hebben . Eerste Punt. zamen. Geheel ons geluk op aarde is daarin gelegen , dat wij God beminnen en Hem uit liefde gehoor God heeft s'menschen hart gemaakt ja , maar voor Zich - zelven . Daarom heeft Hij in dat hart verlangens ingestort naar een oneindig geluk, opdat de mensch hierin alleen zijde rust en tevre denheid zoude vinden . Er is voor ons rust noch gerustheid dan in ons middenpunt en in het einde , dat God - zelf ons heeft voorgeschreven en afgeba kend. Wij moeten of — hetgeen onmogelijk is 320 2 Ven van natuur veranderen , of ons overtuigen , dat wij in de liefde tot het aardsche nooit geluk en ware tevredenheid vinden zullen . De tijdelijke goederen kunnen ons een luttel bezig houden , ons gedu rende eenige oogenblikken vermaken , of liever ver strooijen , zij kunnen ons zelfs bedriegen door eene schijnbelofte van schijnbaar groote zaken , maar schenken wij hun onze genegenheden , dan zal zich het bedrog weldra ontsluijeren , die aange kleefdheid zal onze foltering en beul worden , zij zal ons , na een kortstondig onzuiver genot , groote kwelling en onrust baren ; want zij zal ons ons gewe ten en onze ziel de meesteressen van ons -zel doen verliezen , ons slaven doende worden van onze kwade hartstogten . Wat erger is , wij zullen te laat onze dwaling inzien , wij zullen onze el lenden ondervinden , maar er ons niet los van kunnen maken , wij zullen aan die schandige en onredelijke slavernij gebonden zijn tot straf van het Gode aangedane ongelijk , doordien wij Hem onze liefde ontnomen hebben , om ze aan aardsche nietigheden te wijden . Ons gemoed zegt het ons , dat het niet kan leven zonder te beminnen . Doch , om te beminnen , wil het een voorwerp van hoogst, duur zaan en eeuwig goed , waardoor het volkomen en voor altijd bevredigd worde. Maar , de goederen dezer aarde , de zinvermaken , wat men rijkdom men en grootheden noemt, zij zijn – hoe men ze wende of keere - onduurzaam , onzeker , onbe stendig ; zij verdwijnen als een schim na cene flaauwe en kortstondige flikkering. Hoe kunnen 2 391 - zij dan onze ziel verzaden die beeld der God heid geestelijk en onsterfelijk is ? En , is de ziel niet tevreden , hoe zal de geheele mensch te vreden zijn ? Alleen God , een oneindig goed alleen kan den mensch voldoen . De goddelijke liefde alleen is geheel rein en zoet , zij voert met zich den vrede des harten en de gerustheid van geest , zij besluit in zich de meeste tevredenheid die mo gelijk is op deze aarde. Wat is er trouwens aan genamer , wat streelender dan te beminnen en bemind te worden ? Hoe zoet moet het dan niet zijn God te beminnen , dat voorwerp van alle goedheid , van alle uitgelezene schoonheid en aan lokkelijke lieſelijkheid ! God , voor wien wij zijn geschapen , wiens verrukkende tegenwoordigheid wij te gemoet zien , als onze eenige gelukzaligheid , in de eindelooze glorie ! Waarom dan beminnen wij onzen God niet , daar toch zijne liefde het beste aanbiedt , wat wij ook op deze aarde kuonen bezitten ? Mijne ziel , hoe meer en beter gij God dient , eert en gehoorzaamt, hoe meer vreugd , hoe meer rust en tevredenheid gij zult smaken . Benuttigen wij dan de middelen , die ons het meest en best God kunnen doen lief hebben ! Ik maak daarom het besluit, God dikwerf om zijne heilige liefde te zul len bidden . Dikwijls zal ik beweegredenen overden ken , die mij God op het beminnenswaardigst voor stellen . Gods volmaaktheden zijn zoo groot , zoo talrijk , en zoo tastelijk in de kennissen die wij 21 322 2 van Hem hebben , in de weldaden waarmede Hij ons begenadigt , dat wij ze slechts te overwegen hebben , om ons hart en alle onze genegenheden tot Hem te voeren. Dit is de grootste glorie van onzen God , dat Hij zich , ook ongezien , doet be minnen , en onze gemoederen aan zich bindt door de banden der tecderste liefde. 0 ! hoe zeer verheugt het mij , mijn God , dat uwe liefde geheel zoetigheid , geheel liefelijkbeid , geheel vrede en rust , rein vermaak , opgestoord genoegen en bartzalvende tevredenheid is . Gij zijt de fontein , waaruit zelfs het weinig streelende vloeit , dat wij in de goederen dezer aarde smaken . Gij geeft ze ons als eene proef der eeuwige genoeg . lijkheden , die ons eenmaal hierboven wachten ; Gij geeft ze ons , opdat wij verzuchten naar den hemel , en wij ons dezen door goede werken waardig maken . – Maar ik ongelukkige. ! ik heb mij als een prooi overgegeven aan ijdele , aan zondige , veelligt aan schandige genietingen , mij.zelven be driegend en valschelijk overtuigend , als of zij mij rust en genoegen konden aanbrengen. Doe mij mijne dwaling inzien , ô Heer , en verlos mij van dic verpestende begoocheling. Mijn gemoed haakt naar een eindeloos heil , het wil een geluk grooter dan het zelf is . Gij hebt het geschapen , om het met goddelijke geneugten te overstroomen , het kan niet rusten tot dat het U bezitte. Ik ken en erken mijn ongeluk , omdat ik mij slaaf heb gemaakt van eene lage liefde, van zingenot , van zucht tot ijdele en ten verderve leidende naam - grootheid . 9 323 > 2 Mijn God ! vernietig in mij die slechte begeerlijk heden . Ik schaam mij over de volheid mijner ellenden en ondeugden . Gij zijt mijn God , mijn Al . Ik zou mijnen vrede willen terug vinden , mijn genoegen in U te dienen , in U werkelijk lief te hebben . God , geheel goedheid , geheel liefde en ontferming , heb mededoogen met uwen dienaar , erbarm U over uw kind. Geef mij door uwe grenzelooze goedertierenheid , geef mij uwe liefde , geef ze mij; ik smeek er U om ootmoedig en betrouwend . Ik verfoei mijne voorledene zon dige aangekleefdheden , en verlang niets meer dan U lief te hebben. Doe mij , ik bid het U , doe mij de zoete zoetigheid ondervinden , welke men reeds op deze wereld smaakt in U te beminnen , in zich aan U behagelijk te maken . Dat erken ik als het hoogste goed hetgeen op aarde te vinden is . Alles toch is er aan gelegen , alles bestaat in U lief te hebben , in aan U te behagen . Ik ver dien , als een rampzalige op deze aarde rond te dwalen , indien ik elders mijn geluk zoek buiten uwe liefde ; in deze vind ik het met zekerheid . Ik bemin U , 0 mijn God , en maak het ernstig besluit van al te zullen doen wat in mijn vermogen is , om U beter te kennen en meer te beminnen . ( Hernieuw de boven gemaakte voornemens.) > 324 Tweede Punt. God verdient van ons bemind te worden , omdat Hij schoon en liefelijk is. Er bestaat niets dat ik met meer welbehagen beminnen moet , dan mijn Schepper , omdat er niets ter wereld schooner is dan Hij. Al de god delijke eigenschappen zijn zoo volmaakt en zoo beminnenswaardig , dat God , om elke van baar , boven alles verdient bemind te worden. Desniet temin moet deze titel van schoon boven al wat geschapene schoonheid is , mijn wil krachtdadig en liefelijk bewegen , om God met al de vermogens mijner ziel lief te hebben . Hetgeen schoon is , is een straal van het goede waarmede het vergezeld gaat en waardoor het behaagt. In God nu , is het goede oneindig ; daarom moet in God ook een onmeetbaar schoon zijn , glans en stralen uitschietend , waar mee het elken aanschouwer ten hoogste vermaakt en bevredigt . Alle ligchamelijke schoonheid is on volkomen , zij is niet wezenlijk schoon , zij is het slechts oppervlakkig en schijnbaar ; elk beetje wat men haar ontneemt, is genoeg om ze te misma ken . Zij is cene volmaakheid in schijn , terwijl haar inwendig gansch verachtelijk is . Immers , het menschelijk ligchaam is vol onreinheid , erger dan een met sneeuw bedekte vuilnishoop. Daarentegen is Gods schoonheid volkomen en zelfstandig ; in Hem in God is de ware en zelfstandige schoonheid , alle mogelijke beminnelijkheid. Hij is geheel schoon , 200 overmatig schoon , dat die Hem 328 2 - - eens ziet , onmogelijk op Hem niet verliefd wordt, onmogelijk Hem niet meer bemint dan zijn eigene ziel . 0 mijn God , mijn opperst goed ! Gij zijt aller schoonst , Gij zijt de bron en oorzaak van alle schoonheid en liefelijkheid , Gij zijt een allerzui verste , een alleruitgelezenste geest . Klaar gezien behaagt Gij zoodanig , dat Gij die U aanschouwt , zaligt en vrijwaart van alle kwaad. Wien Gij ver schijnt, dien schijnt alle aardsche liefelijkheid mis maaktheid en vuilnis . O beminnenswaardige Heer , openbaar mij aan uwen ellendigen dienaar hoe groot uwe onmeetbare schoonheid is . Geef , dat ik U- alleen beminne, U- alleen zoeke , naar U -alleen hake , U- alleen verlange te kennen en lief te hebben . Gij-alleen bevat al het schoone van al wat schoon is , Gij-alleen bevat de bloem van alle schoonheden , het denkbeeld van al wat liefelijk , het toppunt van al wat beminnenswaardig is . Wat is er belderder dan uwe Wijsheid ? Wat glans rijker dan uwe Majesteit? Wat treffender dan uwe Goedheid , wat behagelijker dan uw Wezen ? Ik deel in uwe vreugde over uwe eindelooze schoon heid , verzameling van alle mogelijke en denkbare volmaaktheden . Ik bemin U met geheel mijn hart. Met een ootmoedigen geest en met een opgetogene ziel bewonder ik uwe onbegrijpelijke liefelijkheid , ofschoon nog zoo weinig van mij gekend . Ik bid U : geef mij meerdere kennis ; want eene schaduw van uwe oneindige schoonheid is genoeg , om mij het hart te bevredigen en het een walg te doen 326 hebben van alle aardsche goederen. Verlicht mij , Ô Heer , opdat ik U kenne. Verspreid over mijn begrip eene straal van dat hemelsch licht , dat U bewonderenswaardig maakt aan Serafijnen en hemel sche geesten . Ook ik verlang U te zien , U te aanschouwen ; want ik ben zeker , dat ik in U niet alleen zal waarnemen alle schoonheden , beval ligheden en voortreffelijkheden , die men in alle mogelijke schepselen kan aantreffen , maar daaren boven het volmaakte in zijn hoogsten en laatsten graad van volkomenheid . In U- alleen zal ik mij , eeuwige eeuwen door , in alle mogelijke schoonheid en aanlokkelijkheid verlustigen . Dat verwacht, dat verhoop ik van uwe liefdevolle goedertierenheid ve ontfermende beloften . Ik maak het besluit mijne oogen te zullen berooven van vele nieuwsgierige en ongeregelde blikken , ten einde mijn hart vrij en zuiver te houden van de liefde tot het aardsche. Vergemakkelijk mij , ô Heer , de beoefening van dit mijn voornemen . Geef mij eene groote kennis van U , opdat mij aan U -alleen gelegen zij, en ik alle mijne vermogens bestede in op U te letten , in U te behagen , om mij alzóó uw aller schoonst aanschijn in den hemel waardig te maken . en van , Derde Punt. Mijne ziel ! besluit toch eens voor goed uwen God lief te hebben , Alle zijne volmaaktheden verkondigen U zijne oppersle beminnelijkheid , zijde onmetelijke goedheid , zijne grenzelooze schoonheid , 327 7 9 7 > zijné verbazende almagt , zijne onbeperkte wijsheid , zijne eindelooze eeuwigheid , zijne eeuwige geluk zaligheid. Zijne titels , en wat Hij U is : teérmin nende Vader , tocgenegen Broeder , hartelijke Brui degom , milddadige Weldoener , Bron van alle goed , goedertieren Meester , Verlosser awer ziel , Hersteller uwer uiterste ellende ten koste van zijn bloed , ten koste van zijn leven .... alles roept U toe , dat Hij uwe geheele liefde waardig is . Bemin Hem dus zoo veel gij kunt, en verlang het on eindiglijk te kunnen . In God vloeit de beminne lijkheid over , God vereenigt in zich oneindige beweegredenen van bemind te worden . Hoe dan gloeit en brandt gij niet van goddelijke liefde, terwijl gij leeft in 't midden van liefdevlammen , in ' t midden der onwaardeerbare Gods genadegaven , in ' t midden van al het onnoembare waarmede Hij U omgeeft en als overlaadt ? O ! denk dikwijls aan s'Heeren liefde. Houd U wél voor den geest die eeuwige jaren dat Hij U lief had , dat Hij U beminde eer gij geboren werdt . Herinner U dik werf de goedheid , die U zulke liefde heeft toege dragen. Denk dikwijls aan God . Tracht meer en dieper nadenkend door te dringen in dien peil loozen afgrond der Goddelijkheid , in dien oceaan van eindelooze voorregten , in dat verheven denk beeld van Gods beminnelijke schoonheden . zij uwe voorname , uwe hoofdgedachte : indien er iets waardig is yekend te worden , het is God. Wij zijn geschapen , om van Hem kennis te dragen , wij leven , om ons door die kennis de eeuwige 2 328 gelukzaligheid te verdienen . Bidden wij God dan dikwijls om de ' gave zijner liefde , en offeren wij Hem dikwijls ons hart op , opdat het in zijne liefde meer en meer toeneme. Bevlijtigen wij ons om door onze werken Gode te behagen ; Hij toch ver dient het , Hij verdient, dat wij in alles zijnen heiligen en aanbiddelijken wil betrachten , Hij verdient het , dat wij alle onze krachten inspannen , om Hem te ver genoegen. Mijn allerbeminnenswaardigste , mijn allerliefste , mijn alleroneindigste God ! ik bid en smeek U : stort in mijn hart den overvloed uwer hemelsche liefde. Druk in mijn gemoed de onuitwischbare gedachtenis uwer ontelbare en liefdevolle goedgun stigheden , opdat ik ze dikwijls overwege en er ernstig op nadenke . Doe, dat ik overal en altijd mijne verpligtingen van U lief te hebben en mij aan U behagelijk te maken , voor de oogen mijos geestes hebbe. Ontsteek mijn hart met dat gloeijende vuur dat Gij van den hemel zendt , om de ge moederen der menschen tot uwe heilige liefde te doen ontvlammen. O mijn goede Jesus , gelijk ik dat vurig verlang , zoo smeek ik er U om met ootmoedige en hartelijke beden . Ik bemin U , Ô mijn God ! 0 mijne Liefde, ik heb U lief ! Ik ver lang , jaduizendmaal verlang ik U met de blakendste liefde te omhelzen , met eene liefde die mij on afscheidelijk aan U boeije , mij op het naauwst en innigst met U vereenige. O ! ware ik vervuld van uwe liefde , ten einde niets anders te willen dan U te gehoorzamen en mij aan U behagelijk te 2 2 529 maken ! Aan U -alleen heilig ik mij toe , geheel mij -zelven : mijn verstand , mijn wil , mijne ge negenheden , alle mijne vermogens , mijn geest en ziel , mijn hart en ligchaam , geheel mijne vrijheid. Gewaardig U dat weinige ja , maar dan toch dat alles van mij te aanvaarden als hetgeen U toebe hoort. Maak mij door uwe bovennatuurlijke ge nade geheel den uwe , geheel vervuld van achting en genegenheid voor U. Ik maak het besluit , U dikwijls te zullen be tuigen dat ik U bemin , dat ik uwe liefde en uw welbehagen stel boven al het aardsche. Ik maak eindelijk het besluit , U dikwerf om de schenking uwer liefde te zullen smeeken ; want van U- alleen kan zij afdalen . Dat verhoop en verwacht ik van uwe eindelooze goedertierenheid . Ik bemin U , o . hoogste goed , oneindig heil ! Ik bemin U meer dan mij -zelven , meer dan al wat geschapen is . mere ourom Een - en -dertigste Meditatie. God verdient van ons bemind te worden , omdat Hij ons oneindiglijk bemint. Eerste Punt. Een nieuwe allergewigtigste titel om mijnen God te beminnen is , dat Hij mij oneindiglijk lief heeft. God is allervolmaaktst niet alleen in zijn bestaan , maar ook in zijn beminnen ; Hij bemint mij met geheel zich - zelven en met al de volmaaktheid zijner 550 > eindelooze liefde. Hierdoor verpligt Hij mijn gansch gemoed , om Hem mijne wederliefde te wijden met geheel mij -zelven en met al de volmaaktheid waar toe ik bekwaam ben . De liefde is als een zeilsteen , zij is een aanloksel tot liefde , zij is eene zoete be koorlijkheid die dwingt tot wederliefde, zij is als eene natuurlijke behoefte van lief te hebben , die ons lief heeft. Daaruit volgt , dat ik de strengste verpligting heb van Gode alle goed te willen , Hem , die niet alleen mijn minnaar is , maar mij eene grenzelooze liefde toedraagt , de liefde van een God . Hij mint mij met een onmetelijken brand van liefde. Al bemin ik ook God- alleen met alle mijne krach ten , ik kan Hem nooit anders dan de liefde wijden van een mensch , nooit kan ik aan zijne liefde be antwoorden , dan met een greintje van liefde zoo klein en nietig , dat het , bij zijne liefde vergeleken , slechts een vonkje kan genoemd worden tegenover een onmetelijken brand. Ik moet dan God be minnen met de grootst mogelijke liefde , zonder er iets voor anderen van af te zonderen ; ja ik moet Hem beminnen , met mijne liefde aan allen en alles te onttrekken , om ze gansch en gebeel- onverdeeld aan mijnen God te geven. In God is het slechts één : te zijn , te beminnen , God te wezen en mij lief te hebben . Wie is in staat , die onbegrijpe lijke inschikkelijkheid van liefde in dien ontzag gelijken Heer , in dien God der hoogste majesteit, der onmetelijkste grootheid , der oneiodigste vol volmaaktheid te beseffen ? In dien God , die mijn minnaar werd uit loutere liefde ! O onbegrijpelijk 9 2 331 geluk als het mijne is : van eenen God bemind te worden ! O uiterste uitersten : God minnend ! De mensch van God bemind ! De mensch is uit zich- zelf een niet ; God is in zich -zelf alle wezen , Hij is. Altijd een oneindige afstand tusschen Hem die bemint , en tusschen dengeen die bemind wordt . God is niet alleen Monarch en Heer der aarde , maar tevens Meester des hemels , der afgronden , van het heelal ! En nogtans bemint Hij mij, mij onwaardige , mij verdienstelooze , mij beladen met onverdiensten ! Hij bemint mij... en Hij heeft zoo vele redenen van mij te haten , als er beleedigingen zijn die ik ondankbare , die ik opstandeling , die ik halstarrige , die ik zondaar Hem heb aangedaan . 0 ! wat kon God meer doen , om mij door en tot liefde te treffen ? ! Ik beken het met schaamte , Ô eeuwige Minnaar mijner ziel , ik beken het : indien ik U met al de krachten en vermogens die in mij zijn , niet lief heb , heb ik niets , volstrekt niets tot verschooning in te brengen. Gij , gij zijt overdreven in liefde jegens een allernietigst schepsel als ik ben , voor zulk een nieteling hebt Gij U 1ot eindeloozen min naar gemaakt , ô allerbeminnenswaardigste God ! - Ik werp mij in diepen ootmoed voor U neêr , ôÔ almogende Heer en Schepper ! Ik bid U : werk in mij met uwe krachtdadigste genaden , en ontruk mij aan alle genegenheid tot het nietig aardsche . Maak dat ik in U , grenzelooze minnaar , al mijne liefde plaatse. Dat die liefde , die goddelijke liefde mijn hart kuische van alle aardsche aangekleefd. 559 - heid , opdat ik mij met al het gewigt mijner ge negenheden tot U voere , in Uruste. Hoe zeer ik U beminnen kunne , ik zal U toch altoos on eindig minder liefhebben dan ik het verpligt ben . Wat immers kan een mensch wezen die God be mint , in vergelijking van een God door wien de mensch bemind wordt ? 0 Heer ! doe mij deze liefelijke beweegreden inzien , de reden waardoor Gij mij verpligt U geheel mijn hart te wijden . Doe mij beseffen , hoe groot ik kan worden , als ik U , mijnen oneindigen minnaar , van ganscher harte lief heb. Dat verlang ik , dat begeer ik vuriglijk , daarom bid en smeek ik U om uwe hemelsche liefde. Dat zij zich van mijn hart meester make, dat zij mijne genegenheden tot zich trekke , dat zij - alleen in mij heersche , dat zij mij uwen vol maakten minpaar doe worden ! Dat vraag ik U, ô mijn God , door de verdienste der liefde , waarmede de allerheiligste menschheid mijns Zaligmakers U be mind heeft. Dat vraag ik U nog door uwe gren zelooze barmhartigheid , zoo geneigd om goed te doen . Uit mij-zelven ben ik onbekwaam om mij van dezen pligt te kwijten , ik ongelukkige , ik onbezonnene , ik die mij verlies in het beminnen der dwaasheid . Maar Gij, Ô Heer , Gij zijt al magtig en goedertieren ; van U vraag ik die gaaf , de kostbare schenking uwer liefde. Geef ze mij , o milddadige Opperzegenaar; geef ze mij ô God ! O ja , ik bemin U boven al wat geschapen is . 2 533 Tweede Punt. De oneindige volmaaktheden der goddelijke liefde jegens mij , doen God mijn allervolmaaktste min naar zijn in alle slag van volmaakte liefde. God is eeuwige minnaar. Van toen God was , en zoo lang God zal God zijn , was en zal God mijn minnaar wezen . Elk aardsche minnaar kan ophouden te beminnen , hij kan zelfs de liefde veranderen in haat. Maar , indien ik Gode ge trouwe dienaar wil blijven , ben ik zeker , dat God nooit zal ophouden mij lief te hebben , ja dan ben ik voor zijne onsterfelijke en immer voortdurende eindelooze genegenheid gewaarborgd . God immers zal altoos onveranderlijk zijn in zijne liefdevolle besluiten . Eer zullen hemel en aarde vergaan , dan dat Hij te kort blijve aan zijne liefderijke be loften ; Hij zal nimmer aflaten mij het hoogste goed te willen . God is een almogende minnaar. O mijne ver hevene grootheid ! een God 19t minnaar te hebben , die mij met tallooze weldaden begenadigend , nog immer over grootere en meerdere gunsten te be schikken heeft. God is een minnaar van onuitputbare milddadigheid ; Hij schenkt zelfs aan den zondaar , die Hem niet bemint , onnoembare natuurlijke voor reglen . En aan den regtvaardige - die Hem lief heeft bewijst Hij onvergankelijke genadegaven ; en die in zijne liefde sterren , deze bekroont Hij met voor alle begrip niet te begrijpen heerlijkheid ! 334 1> 1God is een onbaatzuchtige minnaar , Hij bemint geheel belangeloos , Hij bemint met eene edele goedhartigheid , uit loutere edelmoedigheid . God bemiut mij om der wille van mijn belang , om mijne ware grootheid , om mijne gelukzaligheid. In God is de liefde zoo vurig , zoo gloeijend , dat Hij voor mij geheel ingewanden van barmhar tigheid is . Om aan mij te denken besteedt Hij den oneindigen gloed van zijn willen , om mij te begenadigen bezit Hij de oneindige krachten zijner almogendheid en alle zijne eindelooze volmaakthe den . God gebruikt , om mij lief te hebben , die groote Majesteit , die de wereld bestuurt en de eeuwen regelt . God bemint mij 200 zonderling , als ware er op de wereld niets beminnenswaardig dan ik alleen . Geheel God met zijne oneindige zelfstandigheid , met zijne grenzelooze goedheid , schoonheid en volmaaktheid , met al de ongescha pene personen in den Vader , in den Zoon , in den H. Geest, geheel God , Hij bemint mij , Hij is ge heel op mijne liefde uit , als ware ik eene gansche te beminnen wereld ! O hardvochtigheid mijns harten , indien ik een God niet bemin , die mij zóó lief heeft! O mijne verblindheid , indien ik niet overtuigd ben van mijne oneindige verpligting yan met geheel mij -zelven God te beminnen ! Ik zal mij voor den H. Geest verootmoedigen , Hem van harte smeekend , dat Hij mij een groot licht schenke om mijnen God wél te kennen2 ; dan toch zal er in mij een groot vuur oprijzen om God wél te beminnen, 9 .1 T9 1711自 355 2 Goddelijke Geest , Schepper , Vormer en Her vormer van onze geesten ! Ach , daal neder en bezoek mijne ziel , haar vervullend met uwe vol maakte liefde. Ik ben , wel is waar , zulke uit muntende gaaf alleronwaardigst ; want de liefde tot het aardsche heeft mijne ziel geschonden . Maar toch , ik ben verpligt U te beminnen , ik moet uw volmaakte minnaar worden . Gij, gij prikkelt mij zou sterk en op zoo vele wijzen tot wederliefde ; ik moet ze dus betrachten , ik moet er toe geraken . Doch uit mij-zelven is dat onmogelijk ; daarom bid ik U , leyendige fontein van vorig licht en bran dende liefde ! ik smeek U , Schenker van alle gaven , ontsteek een helderst licht in mijn verstand , opdat ik inzie en begrijpe hoe zeer God , om zijne liefde jegens mij , van mij verdient bemind te wor den . Ik bid U : stort in mijn hart uwe aller krachtigste liefde , opdat zij de zwakheid mijner besluiten versterke en aanwakkere. Verdrijf uit mij alle aardsche aangekleefdheid die mij in gevaar zou kunnen brengen van U te mishagen . Bevestig in mij een kloeken en vasten wil van U in alles te voldoen , van U te dienen en te bevredigen , U die alle dienst en genoegdoening waardig zijt. Geef mij dat ik U met de vaardigste zorg , met den vurigsten ijver altoos en in alles uit liefde gehoorzame . Dat vraag ik U , daarom smeek ik U door de verdien ste der almogende gebeden , waarmede mijn lieve Heer Jesus- Christus U vereerde op aarde . Ik bid er U om door de beloften , waarmede diezelfde goddelijke Zoon ons uwe hemelsche genaden heeft 336 toegezegd , ik bid er U eindelijk om door de on eindige goedertierenheid die in U is . U bemin ik , ô eindelooze , ô goddelijke , ô nooit volprezene Liefde! Derde Punt. God verdient van ons bemind te worden , omdat Hij oneindige liefde is. - God is alle liefde, God is oneindige liefde. God leeft altijd , zich -zelven ongeschapen heil - altijd beminnend ; maar ook mij beminnend , mij mensch , beminnenswaardig goed buiten Hem. God is geheel liefde , de liefde-zelve , zelfstandige , wezenlijke liefde. Hoe is mij het hart niet bran dende als ik mij in waarheid hoor zeggen , dat de eeuwige Vader , de eengeboren Zoon en de H. Geest mijne oneindige liefde is ? Geheel liefde in den wil van mij goed te doen , geheel liefde in mij daadwerkelijk goed te doen , en welk goed ? .. algemeen en bijzonder , ontelbaar ; geheel liefde : in zijn , in willen , in doen . Geheel liefde , in de goederen der natuur zoo wel als in die der genade , en in de goederen van eeuwige verheerlijking. Ge heel liefde in den hemel, geheel liefde op aarde , in- en buiten mij , overal , altoos en in alles . Welkdanige toch was Gods liefde ? Mij te benin ven , eer ik er was ! Gedurende eene geheele eeuwigheid mij te lief koozen in zijne gedachten , mij voor zijne goddelijke oogen te houden , mij in zich een wezen verbeeldende zoo uitmuntend , 200 2 357 volmaakt , als de mensch is ! Mij te beminnen om mij het aanzijn te schenken ! Mij onsterfe lijkheid te bestemmen in het leven , grootheid in het begrijpen , vrijheid in het willen ! Mij zoo vele en zoo groote schitterende sieraden van genade gaven voor te beschikken ! Mij onzegbare en on verstaanbare goederen van altijddurende glorie voor te bereiden uit liefde , alleen uit liefde , geheel uit liefde ! Is de liefde de ziel der weldaden , welkdanig zal dan de ziel der goddelijke aan mij bewezene en nog te bewijzen weldaden wezen ? Geene an dere dan de oneindige liefde van een God jegens mij. God , wel is waar , kan met geene gedachten begrepen , met geene woorden uitgesproken wor den ; maar dan toch kan men zich van God niets beters voorstellen , Hem piet beter begrijpen noch verklaren dan met te zeggen : God is oneindige liefde . Ik verootmoedig mij in mijne nietigheid , ô groote Ô God , en in dien diepen afgrond aanbid ik uwe hooge en onbegrijpelijke Godheid , als geheel onein dige liefde jegens mij. Ik weet het , ik zoû mij geheel in wederliefde tot U moeten verkeeren en omvormen , indien het mogelijk ware , oneindige liefde jegens U moeten worden. Doch waarom althans niet alle mijne pogingen aangewend , waar om niet alle mijne krachten ingespannen , om mij. nen God uit geheel mijn hart , met al de vermogens mijner ziel , met geheel mij -zelven lief te hebben ? 9 7 99 358 9 Wat toch kan God meer voor mij doen , dan dat Hij in zich -zelven en in zijne wonderbare genade. gaven oneindig beminnenswaardig , oneindig min. nend , oneindige liefde is ? En , aangezien ik uit mij-zelven God niet kan beminnen , zonder dat Hij-zelf mij zijne liefde instort, waarom dan vraag ik Hem door vurige en onophoudelijke gebeden den schat zijner liefde niet ? Hij toch die gebeel liefde is , Hij kan ze mij niet weigeren , Hij minnende Vader – die mij uit kracht zijner liefde zijn eengeboren Zoon schonk , dien Zoon welke uit liefde tot mij mensch werd , ons slagtoffer op het kruis , ons geestelijk voedsel op het altaar ! Nog minder kan mij de H. Geest , die Geest welke de kern der goddelijke liefde is , zijne liefde wei geren . Dat gebed , dézc ootmoedige smeeking is de verhevenste, de meest hemelsche en goddelijke welke ik tot zoo'n goeden God kan opzenden : Oneindige liefde , schenk mij uwe vurigste liefde, opdat ik U met geheel mij-zelven lief hebbe. O God van liefde, ô God van erbarmende goe dertierenheid ! waarom bemint U de mensch niet ? Waarom bemin ik U niet ? Gij komt ons zoo be minnelijk voor , Gij voorkomt ons met uwe liefde , Gij zijt onze gehecle liefde zoo overwaardig ! 0 schenk mij dan de kostelijke gaaf uwer hemelsch e liefde ; Gij alleen kunt ze mij geven , Gij alleen beschikt over dien onschatbaren schat . Konde ik U toch eens oneindiglijk lief hebben ! Konde ik eens en onveranderlijk smaak vinden in U te gehoor - zamen , in U. mijne onverdeelde liefde te beluigen , > 339 in alle mijne werken tot uw genoegen en uwe verheerlijking te stieren ! 0 , dat verwacht ik , dat hoop ik , en zal intusschen niet ophouden dat van uwe barmhartigheid af te smeeken . Gij hebt mij uwen ééngeboren Zoon geschonken , dien Zoon van dezelfde zelfstandigheid met U , eindeloos grooter dan al wat uwe almogendheid heeft voortgebragt . Ik hoop , dat Gij mij door zijne verdiensten eene mindere schenking niet zult weêrhouden . Verkrijg ze voor mij, Ô gezegende Verlosser , verwerf ze mij door uwe voor den troon der onuitputbare goddelijke weldadigheid gestorte beden . Toon haar uwe wonden – den prijs dier gewenschte liefde en maak dat zij in mijn hart dale en er in wone , als het heil, dat Gij mij door uw dierbaar bloed gekocht hebt . Ik stel mijn betrouwen in uwe oneindige verdiensten , in uwe minnende goe dertierenheid . Gij hebt meer voor mij gedaan ; daarom zult Gij ook dit doen , Gij zult mijne smeeking verhooren . Ik wensch U lief te hebben , ô eindelooze liefde ! Ik zal U beminnen , ô mijn God . Amen ! - 7 EINDE. REIMPRIMATUR . Fr. A. VINCENTIUS Modena 0. P. S. P. Ap. Mag. Socius REIMPRIMATUR . J. CANALI Patr . Constantinop , Vices gerens. KRANS ОР ROZENHOEDJE VAN LIEFDE - AKTEN . me Dua I. 1. Mijn God , mijn opperst Heil , ik zou U altijd willen bemind hebben . 2. Mijn God , ik verſoei den tijd , waarop ik U niet beminde. 3. Hoe kon ik zoo lang leven zonder uwe liefde ! 4. En Gij , mijn God , hoe koodt Gij mij ver dragen ! 5. Ik bedank U , mijn God , voor zulke groote lijdzaamheid. 6. Van nu af echter , wil ik U altijd lief hebben . 7. Ik ben te vreden , liever te sterven , dan U piet te beminnen . 8. Ontneem mij het leven , ô mijn God , indien ik U niet zoude lief hebben . - 9. De genade waar om ik U vraag , is die van U altoos lief te hebben . 10. Met uwe liefde zal ik geheel gelukkig zijn . Glorie zij den Vader , enz. > 342 7 > II . 1. Ik verlang , mijn God , U van allen bemind te zien . 9. Gelukkig ik , konde ik mijn bloed offeren , opdat allen U beminnen . 3. Die U niet bemint is een ware blinde . 4. Gij , mijn God , verlicht hem . 8. ' t Is een wezenlijk ongeluk U opperst Goed niet lief te hebben. 6. Ik , mijn God , ik wil niet onder het getal dier ellendige blindelingen zijn , welke U niet be minnen. 7. Gij , mijn God , Gij zijt mijne vreugd en al mijn genoegen . 8. Ik wil voor altijd geheel de uwe zijn , 9. Wie toch zal mij ooit van nwe heilige liefde kunnen scheiden ?! 10. Komt schepselen , komt allen , om mijnen God te beminnen . Glorie zij den Vader , enz . III . 1. Mijn God , ik verlang duizend harten om U lief te hebben . 2. Ik wensch aller menschen harten te hebben , om U le beminnen. 5. Ik ware verheugd dat er meer werelden wa ren , mist zij-allen U lief hadden . 4. Zalig , indien ik U konde beminnen met de harten van alle mogelijke schepselen . 5. Gij, mijn God , Gij verdient het . 545 6. Mijn eenig hart is al te arm >, al te koud , om U lief te hebben . 7. O ongelukkige kilheid der menschen , in U overst Heil te beminnen . 8. O vreesselijke verblindheid der wereldlingen , die de ware liefde niet kennen . 9. Gelukzalig , gij Hemelbewoners , die ze kent , en die beinint . 10. O zalige noodzakelijkheid van God lief te hebben ! Glorie zij den Vader , enz . IV . 1. Wanneer , ô mijn God , zal ik van uwe liefde branden ? 2. O ! dat lot zal mij dierbaar en heilvol zijn . 3. Maar , middelerwijl ik U niet naar behooren weet te beminnen , doet het mij toch goed , dat er zoo veel anderen zijn , die U zekerlijk van gan scher harte lief hebben . 4. In ' t bijzonder verheugt het mij , dat Gij van al de Engelen en Gelukzaligen in den Hemel be mind wordt. 5. Ik vereenig mijn arm hart met het hart van die- allen . 6. Op eene bijzondere wijze wil ik U beminnen met die liefde , waarmede de Heiligen U bemin den , die het meest op U verliefd waren . 7. Daarom stel ik mij voor U te beminnen met dezelfde liefde , waarmede de H. Maria Magdalena , de H. Catharina en de H. Theresia U lief hadden . 344 8. Met de liefde waarmede de H. Augustinus , de H. Dominicus, de H. Franciscus Xaverius , de H. Philippus Nerius , de H. Vincentius- a -Paulo en de H. Ludovicus van Gonzaga U beminden . 9. Met dezelfde liefde, waarmede de HH . Apos telen , inzonderheid de H. Petrus en de H. Paulus en uw geliefde Leerling U minden . 10. Met diezelfde genegenheid , waarmede de groote H. Jozef U lief had. Glorie zij den Vader , enz. V. 2 1. Nog meer : ik wil U beminnen met de liefde waarmede Maria uwe allerheiligste Moeder – U op aarde lief had . 2. Inzonderheid met die liefde, waarmede zij U beminde , toen zij uwen goddelijken Zoon in haren maagdelijken schoot ontving , Hem baarde, Hem voedde , wanneer zij Hem zag sterven . 3. Met die liefde nog , 'waarmede zij U bemint en altoos beminnen zal in den hemel . 4. Doch om U , mijn God God van einde. looze goedheid te beminnen , is dit - zelf niet genoeg. 5. Daarom wenschte ik U lief te hebben , gelijk Gij door het Goddelijk Woord , mensch geworden , bemind werdt. 6. Zoo als dat Woord U beminde , toen Het werd geboren. 7. Zoo als Het U beminde, toen Het op ' t Kruis zijn geest gaf . > 345 8. Gelijk Het U steeds bemint in deze heilige Tabernakelen , waar Het voor onze oogen verbor gen is . 9. Met dezelfde liefde waarmede Het U bemint , en altijd door de geheele eeuwigheid in den hemel beminnen zal . 10. Eindelijk zou ik U willen beminnen met de liefde , waarmede Gij U -zelven bemint ; maar , aan gezien zulke liefde mij onmogelijk is , maak Gij, Ô mijn God , en schenk het mij erbarmend , dat ik U lief hebbe zoo veel ik weet en kan , en zoo veel het U behaagt . Zóó zij het ! Men sluit met het volgende Gebed. God , dien den U minnenden onzigtbare goederen hebt voorbereid , stort de genegenheid uwer liefde in onze harten ; opdat wij U in allen en boven alles liefhebbend , uwe alle verlangen overtreffende beloften in ons mogen vervuld zien . Door onzen Heer Jesus- Christus , die met U leeft en heerscht in aller eeuwen eeuwen . Amen ! BETRACHTINGEN EN GEBEDEN ONDER FIET HEILIG MIS -OFFER . Vereenig de opwellingen uws harten en een waar gevoel van godsvrucht met deze korte bemerkingen ; ze zullen u helpen , om met vrucht het H. Mis offer bij te wonen . Wordt ge door deze of gene gedachte meer bijzonder getroffen , blijf er u bij ophouden , tot dat gij het raadzaam oordeelt toi eene andere over te gaan. Immers , de gevoelens des harten zijn als de kern van het gebed . VOOR DEN AANVANG DER II . MIS . 2 Denk , terwijl de priester aan ' t altaar verwacht wordt , aan het laatste Avondmaal , waar Christus het H. Misoffer instelde , en zich aan ons allen tot spijs gaf. Ik erken , o Heer Jesus , dat Gij de uwen be mind hebbende, hen tot het einde toe hebt lief gehad. Gij bereidet mij eene tafel tegen al degenen die mij kwellen . Ik zal U een offer van lof en dankzegging op dragen en ' s Heeren naam aanroepen . 317 2 Ik geloof , ò mijn God , dat in het H. Misoffer dezelfde opdragt hernieuwd wordt, welke Christus Jesus volbragt heeft stervende op het kruis . Ik geloof , dat deze opdragt zich hernieuwt voor de verheerlijking van uwen goddelijken en aanbidde lijken naam , voor de heiliging der regtvaardigen , voor de bekeering der zondaren . 0 Vader van barmhartigheden en ontſerming ! kuisch mijn hart , eer het deel neme aan de op dragt van het vlekkeloos Lam , dat de zonden der wereld wegneemt. Vertrekt en verwijdert u van mij, aardsche en ontijdige gedachten ; want ik ga getuige zijn van het verhevenst werk der goddelijke almagt . Verwerf mij , ở gezegende onder de vrouwen , verwerf mij de genade van in deze H. Mis tegen woordig te zijn met die ingetogenheid , met die aandacht en godsvrucht , waarmede gij-zelve het Kruisoffer bijwoondet op Golgotha ; opdat ook ik deelachtig worde aan de genaden, welke God- de- Heer uitstort over degenen , die deze heilige offerande met behoorlijke gesteldheid komen bijwonen. 7 AAN HET CONFITEOR . > Beschouw Christus in zijnen doodsangst , bid dende, als wanneer zijn zweet was als afzijpelende bloeddruppels. Wie zal mijnen hoofde water en mijnen oogen eene fontein van tranen geven , en ik zal bij dag en bij dacht weenen . 348 Zie hier , ò mijn God , den zondaar , den ver rader , die zoo menigmaal tegen U opstond door de zonde. Helaas ! hoe ondankbaar was ik aan uwe liefde. Ik ken , ò Heer , en verfoei mijne zonden ; maar ook ik ken en bewonder uwe goed heid en ontferming. Wie is grooter : ik in boos heid , of Gij in barmhartigheid ? Wordt mijne boos heid , wordt aller menschen boosheid door uwe grenzelooze erbarming oneindiglijk overtroffen , ô , zij dale op mij, neder en schenke mij, uit loutere goedertierenheid , een vermorzeld en verootmoedigd hart . 9 AAN HET KYRIE ELEISON. Overweeg de drievoudige verloochening van Petrus. Hij kwam niet tot inkeer , dan nadat de Heer hem genadiglijk aanschouwd bad. Hoe menigmaal schaamt gij u uwen Jesus voor de menschen , en verloochent gij Hem ! Wanneer zult gij uwe boosheid inzien ? Heer , ik heb gezondigd . Verwerp mij niet van uw aanschijn , aanzie mij en ontferm U mijner. Mijne ellenden , ô Heer , rigten als ' t ware den troon uwer erbarmingen op ... Hoe ellendiger , hoe verachtelijker ik ben , des te meer aanspraak heb ik op uwe ontferming. Ach Heer , ontferm U mijner. Jesus ! wees Gij mij genadig. Christus , Gezalfde der gezalfden , Gods Eengeboren , Heiland en Zegenaar ! wees goedertierener met dic pligtiger is . Gij zult U over mij ontfermen , omdat ik veel misdreven heb. 349 AAN HET GLORIA . Overdenk der joden luidruchtige vreugde bij de beschimpingen en versmadingen tegen Christus. Zijt ook gij niet van dezulken , die zich behagen in allerslechtste zaken ? Wat zal ik zeggen of regtyaardiglijk voorgeven ? God heeft de boosheid van zijnen dienaar ontdekt . Bekeer God , ons heil , en wend uwe gram schap van ons af. In U , ô Heer , zal ik mij verblijden en opsprin gen . U zij glorie , lof en eer in alle eeuwen der eeuwen ! Ops , AAN HET EPISTEL . Denk aan de verzamelde beschuldigingen des volks tegen Jesus, aan de bespottingen , aan de slagen , aan den hoon en smaad in het buis van Annas en Caïphas. Waar is uwe sterkte en uw geduld ? Gij zijt mijne verduldigheid , ô Heer ! Stel , Ô Heer , eene wacht aan mijnen mond , en eene deur die mijne lippen omcirkelt. Duld niet dat mijn hart neige tot onbedachte woorden . Ik dank U , ô goddelijke Geest , voor alle uwe over mij tot heiligmaking uitgestorte genadegaven . Maar inzonderheid dank ik U , dat Gij U verwaar digd hebt tot mij te spreken door de Profeten en heilige Apostelen... Schenk mij de genade , dat ik voordeel doe met uwe hemelsche leeringen , opdat 9 > 350 zij mij niet tot schande en vervloeking strekken in den vreesselijken oordeelsdag . AAN HET EVANGELIE . Van Caïphas naar Pilatus gesleurd , wordt Chris tus ondervraagd wegens zijne leering. Hoe acht gij Jesus' kostbare leering ? Hoe ontvangt gij haar ? Hoe deelt gij ze aan anderen mede ? Heer ! rigt mijne schreden naar uwe uitsprake , en dat gecne ongeregtigheid over mij heersche . Uw woord is mijnen voeten eene lamp. Ik zal den boozen uwe wegen leeraren , en de goddeloozen zullen tot U bekeerd worden . Welke verpligting bind mij niet aan U , ô mijn God , dat Gij mij , buiten zoo vele anderen , ge roepen hebt tot het ter zaligheid voerend licht van uw heilig Evangelie ! Waartoe zouden mij alle an dere genadegaven dienen , zonder de gave bij uit nemendheid , de gave van het heilig Geloof ? ... 0 aanbiddelijk Geloof ! O bron en wortel van eeuwig heil ! in uwen schoot wil ik leven en sterven . Konde ik voor U sterven ! ... Verre van mij men schelijke berekeningen , bloot-menschelijke , verdwa lende redeneringen , menschelijke, ligtvaardige oor deelvellingen . De evangelische onderrigtingen , niet de grondregels noch de verkeerde praktijken der menschen zullen mijnen vrede en roem uitmaken , zij-alleen zullen mij tot leiding en gids verstrekken . De bedrogen en bedriegende wereld is mij een af schuw ; zij is van Jesus vervloekt : zij zij vervloekt ! 351 AAN HET OFFERTORIUM . Overdenk Christus bereidvaardigheid en zijne opdragt tot alles wat zijns Vaders verheerlijking en der menschen heil kon bevorderen . Hoe zijt gij bereid tot tegenspoed en kwellingen ? Mijn God en Vader ! ik ben bereid tot de geese lingen om mijne zonden. Doch , Ô Heer , spaar mij in de eeuwigheid . Ik zal den kelk des heils aanvaarden en ' s Heeren naam aanroepen . Ik aanbid U , ô mijn God , en draag U met den priester dit heilig Offer op tot uwe verheer lijking , als eene betuiging van erkentenis voor zoo vele van U ontvangene weldaden , tot voldoening mijner schulden en van de schulden aller zondaren . Ontvang , ô Heer , het brandoffer van uwen eengebo ren Zoon die offerande en offeraar zich- zelven aan U opdraagt. Dat zijne beilvolle verdiensten inzonderheid nederdalen op de behoeftigsten ; ... mijne ziel is die ellendige... Nogtans , mijn hart , troost u ; Jesus- draagt zich voor u den eeuwigen > Vader op . AAN HET ORATE FRATRES . Christus wordt – met doornen gekroond den volke voorgesteld : ecce homo ! Hoe zult gij staan , ó mensch , wanneer gij in den oordeelsdag voor Christus uwen regter zult verschijnen ? Wie geve mij dit , dat Gij mij in de belle be 352 schermet en mij verberget , tot dat uw woedende toorn voorbij - ga ? Ik zal mijne spraak tegen mij laten gaan , ik zal in de bitterheid mijner ziel spreken , ik zal Gode zeggen : wil mij niet veroordeelen . Zie , ik ben in boosheden ontvangen . Het schepsel kan den Schepper niets aanbieden dat Hem waardig is. Nogtans , ik vereenig mij en geheel mij -zelven met Jesus' offerande . Hij-alleen kan voor mij verdienen , Hij- alleen heeft mij ver worven , wat alleen mij tot zaligheid strekt . Ik wil niets dan hetgeen Jesus wil . O God yan liefde , ik zoek alleenlijk uwe liefde . Schenk mij uwe liefde , o Heer ; zij is mij genoeg . Zie ge nadiglijk neer op het offer mijns harten , op het offer van geheel mij- zelven , gelijk Gij neerzaagt op Jesus ' offer , waaraan ik het mijne verbind . 2 AAN DE PREFATIE . Die vijf dagen te voren Christus het blijde Ho sanna hadden toegejuicht, schreeuwen nu : kruisig Hem , kruisig Hem. Zijt gij, mijne ziel , niet even onstandvastig in uwe goede voornemens ? Wat stelt ge u heden voor ; wat doet gij morgen ? Volmaak , ô Heer, mijne schreden op uwe paden , opdat mijne voetstappen niet wankelen . Bevestig mij in uwe woorden . - Uwe regterhand zal mij staande houden . Mijne ziel ! gij zijt voor den hemel , niet voor de aarde geschapen . De aarde is u eene ballingschap, 2 553 > de Hemel uw vaderland . Verhef dan uw hart met uwe gedachten , met uwe gevoelens, met uwe neigingen en begeerten Hemelwaarts. Klim op , tot waar voor Godes troon , de Engelen jubʼlend schallen . Mijn hart verzucht tot U , Ô opperst Heil! Gij-alleen zijt voor altoos mijn schat , mijn wellust , al mijn genoegen . Gij-alleen zijt mij het eenige , het ware goed .... Buiten U is alles ijdel, alles nietig , alles leugenachtig. Buiten U is alles te leurstelling , begoocheling , bedrog ..... AAN HET SANCTUS . 0 groote , driemaal heilige God ! Gij zijt onein diglijk en grenzeloos heilig ; ik ... ik ben een zon daar , een worm , een nieteling. Gansch de hemel en gansch de aarde zijn vol van U. Gij omvat alles , en niets bevat U. Mijn hart alleen is ijdel en ledig van al wat goed is , het is vol ellende en zonde ... Ach ! vervul mij met U- zelven , en ik zal vol van uwe liefde zijn , en ik zal volkomen de uwe zijn . Gij wilt , dat ik heilig zij ; heilig , omdat Gij beilig zijt; heilig , gelijk Gij heilig zijt. O Heer , maak mij heilig door uwe heiligende genade. Op deze betrouwend roep ik met een deugdeheld des Christendoms uit : ik wil heilig zijn , ik wil een groot - heilige , ik wil zonder uitstel heilig wezen . BIJ DE GEDACHTENIS DER LEVENDEN . Jesus draagt zijn kruis naar . den Doodsberg. 23 354 ? Hoort gij Christus' stem niet ? Die achter mij wil komen , verzake zich -zelven , neme zijn kruis op , en volge mij. Heer, trek mij door uwe genade , en wij zullen op den geur uwer heilige leeringen U naloopen. Het zij verre van mij , in iets anders te roemen dan in het kruis van onzen Heer Jesus Christus. Begeven wij ons tot Hem , 200 veel mogelijk buiten het gewoel der wereld , zijne schande – de schande des kruises met Hem deelende. Gij o Heer , Gij zijt de algemeene Vader. Stort dus op alle uwe kinderen de volheid uwer genade gaven , de vruchten dezer onbloedige offerande uit . Verheven zij uwe Bruid , de H. Roomsch -Ka tholieke Kerk ! Verleen uwen steun en krachtigen bijstand aan Christus ' vertegenwoordiger op aarde , aan den Paus van Rome. Verdelg ketterijen en scheuringen . Schenk eendragt en vrede onder de christen vorsten , koningen en keizers. Zie genadig neêr op onzen Bisschops op onze priesters , op onzen koning , op allen die ons wereldlijk of gees telijk besturen . Sla een oog van goedertierenheid op mijne bloedverwanten , op mijne lieve vrienden en vijanden , op allen voor wie ik of uit regtvaar digheid of uit liefde verschuldigd ben te bidden . Geef hun allen , dat zij U lief hebben , dienen en gehoorzamen . - 7 AAN DE H. CONSECRATIE. Verander , ô mijn God , mijne gemoedsgestelte 355 nissen in de uwe, gelijk Gij het brood en den wijn verandert in uw heilig vleesch en bloed , en verleen mij de genade van mijne ziel , mijn lig . chaam en mijn leven geheel en volstrektelijk tot uwe heilige dienst te besteden . BIJ DE OPHEFFING DER H. HOSTIE . Christus wordt met de handen en voelen aan het kruis genageld , ten aanschouwe der gansche wereld. Zie , ô mensch , en aanschouw uwen Redder . Hoe hebt gij Hem tot nu toe omhelsd , die u hier met uitgestrekte armen ter omhelzing uitnoodigt? Mijn geliefde is aan mij , en ik aan Hem. Boodschapt Hem , dat ik van liefde kwijn . -- Wie zal ons van Christus ’ liefde scheiden ? Kwelling of benaauwdheid ? – Ik ben zeker , dat noch dood noch leven , noch eenig schepsel ons zal kunnen scheiden van Gods liefde, welke is in Christus Jesus, onzen Heer. Ik aanbid U , ô glorierijke Jesus , die voor mij slagtoffer van verzoening zijt geworden . Ach ! maak dat mijn hart in uwe oogen een zuiver , heilig en onbevlekt slagtoffer uwer liefde zij. BIJ DE OPHEFFING VAN DEN KELK . Hoe veel bloeds heeft Christus- Jesus niet uit zijne vijf wonden gestort tot alwassching mijner zonden ! Waarom , o zondaar , komt gij niet toe geloopen , om gereinigd te worden , en inet blijd ។ 2 356 schap te putten uit die bloedfonteinen des Zalig makers ? Wasch mij meer en meer van mijne boosheid , en zuiver mij van mijne zonde. Wie kan zuiver maken hetgeen uit onzuiver zaad ontvangen is ? Kunt Gij dat niet , die alleen zuiver zijt ? – Mijn God , schep in mij een rein hart. Olieve Jesus ! ik aanbid in dezen kelk uw. dier baar bloed , dat voor onze zaligmaking aan het kruis is vergoten geworden . Laat dat heilig bloed op mijne schuldige ziel vloeijen , en zij zal ge heiligd en gereinigd worden . Eeuwige Vader , her inner U , dat Abels bloed wraak riep tegen Caïn den broedermoorder. Het bloed des nieuwen Abels , de purperen stralen uit Jesus' wonden , roepen om barmhartigbeid en ontſerming te onzer gunste. O bloed , ô heilige plagen van Jesus , weest mij altijd tegenwoordig , opdat ik altijd hope . 2 BIJ DE GEDACHTENIS DER OVERLEDENEN . Verlicht, ô Jesus , hen die in de duisternissen en in de schaduwe des doods zitten . Gedenk , o Heer , dat de zuiverende zielen , die Gij als regter straft , uwe bruiden zijn en beininde dochters uwer eeuwige liefde. Doe haar , door het bloed van Jesus uwen Zoon , de uitwerksels dezer offerande ondervinden , haar inzonderheid , aan welke ik uit pligt van regtvaardigheid , van liefde en dankbaarheid meer verschuldigd ben . Voer haar 357 in uwen schoot, opdat zij het wit harer bestem ming - uwe verheerlijking – bereiken . AAN HET PATER NOSTER . Overdenk de zeven door Christus aan het kruis gesproken woorden . 1. Hij bidt voor zijne vijan den . Wat doet gij ? 2. Den berouwhebbenden moordenaar wordt de hemel toegezegd. Leer ern stig , niet zoo laat , boetvaardigheid plegen . 3. De Moeder wordt aan Joannes en deze haar aanbevolen . Aan wien zult gij u beter aanbevelen ? 4. Christus klaagt , dat Hij verlaten is . En gij, gij meent troost te moeten smaken ! 5. Hij heeft dorst naar uwe heiligmaking. Gij hebt er eene walging van . 6. Christus geeft te kennen , dat zijne folteringen volbragt zijn . Zoo zal , al wat goeds en kwaads in u is , voltrokken worden . 7. Beveel ten laatste , op het voorbeeld van Jesus , uwen gecst in de handen uws hemelschen Vaders. Gij zijt dus onze Vader, Ô eeuwige God ! Vader , omdat Gij ons met zoo veel liefde geschapen hebt , Vader , omdat Gij ons ten koste van zoo veel bloeds hebt vrijgekocht van de zonde. 0 ! maak , dat wij waardige kinderen zijn van zulken Vader , met alléén onzes Vaders glorie en groot heid te betrachten . Voor U , ô Vader , ben ik geschapen ; voor U alleen wil ik leven , in en met U wil ik sterven . I. En wij vergeven onzen schuldenaren . II. Doe mij hooren : heden zult gij met mij in het Paradijs wezen . > 558 9 III . O Maria zie , ik ben uw kind . IV. Verlaat mij niet , Heer mijn God , wijk van mij niet af. V. Mijne ziel heeft naar U gedorst. VI . Wel gelukkig hij die zijn' loop volbragt , liet geloof behouden heeft. VII . In uwe handen beveel ik mijnen geest. BIJ HET DOMINE NON SUM DIGNUS . Velen van die Christus aan ' t kruis hadden zien sterven , keerden terug op hunne borst kloppend. Zult ook gij niet op uwe borst kloppen , ten teeken van waar berouw over uwe zonden ? Heer ! met den Publikaan sla ik mij op de borst en zeg : wees mij zondaar genadig . Heer ! zijt mijner gedachtig , en neem geene wraak over mijne zonden , noch herdenk mijne misdaden of die mijner ouders. -- Laat uwe barmhartigheden ons spoediglijk vóórkomen . En ik zal U zegenen in eeuwigheid . En nu , Ô AAN DE NUTTING . God alleen is waardig God te ontvangen . Hoe dan zal het eene ziel wezen , eene zondige ziel, gelijk de mijne is . – Doch Gij let slechts op uwe. erbarming, ô Heer ; niet op uwe grootheid , noch op mijne niet-waardigheid , Gij verlangt , ja wilt het , dat ik tot U nadere , gelijk een zieke tot den geneesheer om genezen , gelijk een behoeftige tot den vermogende om verrijkt te worden . 559 2 2 O God van liefde en almagt ! zie hier voor uwe voeten het ziekste en armste uwer schepselen ... Trek mij tot U , vereenig mij met U , en ik zal bovenmate gezond en rijk wezen voor uw god delijk aanschijn. Wrocht, Ô wrocht dit wonder uwer liefdevolle almogendheid . Kom in mijn hart... kom en bezit mijne ziel . En al heb ik het geluk niet van u werkelijk in mij te ontvangen , kom evenwel in mij met uwe genade , en verlaat mij niet . Maak , dat ik U immer liefhebbe , maak , dat ik sterve in uwe heilige liefde. (Oefen hier de geestelijke Communie.) NA DE NOTTING . 2 Overweeg het graf van Christus... Hij verlangt , dat uw hart zijn graf zij. Mijn hart is bereid , o God , mijn hart is bereid. Sta- op Heer , tot uwe rust , Gij en de ark uwer heiligmaking. Mijn hart zal zich met U ver blijden . Gij hebt nu , ô mijn lieve Jesus , eene offerande voltrokken in alles gelijk , aan hetgeen Gij op Gol gotha volbragt, om uwen Vader te gehoorzamen . Maak , dat ik mij ook geheel en volkomen aan uwe heilige diensten aan het onderhouden van uw H. Evangelie wijde. Ik wil voortaan niets dan hetgeen Gij wilt. Geheel gelijkvormig aan uwen heiligen aanbiddelijken wil , wil ik leven en sterven . . 360 OP HET EINDE DER H. MIS . - 2 Ik dank U , ô Heer , dat Gij mij het onwaar digst schepsel - hebt toegelaten bij het verhevenst uwer wonderen . Vergeef mij goedertieren hetgeen ik veelligt nu zelfs misdreven heb . Geef, dat ik door uwe genade en verdiensten geholpen , eens moge ingaan in den tempel van het eeuwig Va derland , om daar het groot offer van liefde te vol trekken , door hetwelk mijne ziel in mijnen God haar eeuwig bestaan en hare overste gelukzaligheid vinden zal . GEBED VAN DEN H. FRANCISCUS XAVERIUS . O God , ik bemin U en heb U lief , niet opdat Gij mij zaliget of , omdat Gij, die U niet bemin nen , eeuwiglijk straft. Gij , gij, mijn Jesus , hebt mij geheel op het kruis omhelsd. De nagels en de lans , veel smaad en schande , ontelbare folte ringen , zweet en ziele angsten , en eindelijk den bittersten dood hebt Gij voor mij – zondaar onderstaan . Zoù ik U , allerbeminnenswaardigste Jesus , dan niet beminnen ? Niet , opdat Gij mij in den hemel zalig maket , of opdat Gij mij niet eeuwiglijk veroordeelet , noch om hoop van eenige vergelding ; maar ik bemin U en zal U altoos be minnen , gelijk Gij mij bemind hebt : alleen , omdat Gij mijn Koning zijt , alleen , omdat Gij God zijt. Amen ! INHOUD. INI . VI bevat . - Bladz. Aan den lezer . Voorbereidend -gebed tot de Meditatie Ander voorbereidend -gebed. Eerste Meditatie . God moet bemind wor den , om het oneindig goed dat Hij in zich 1 Tweede Meditatie . – Beweegredenen van God te beminnen , getrokken uit de Goddelijke voortreffelijkheid 12 Derde Meditatie . - Beweegredenen van God le beminnen , getrokken uit zijne weldaden . 24 Vierde Meditatie . - De licfde waarmede God zoo veel voor ons geleden heeft , is eene beweegreden van Hem te beminnen . ? 37 Vijfde Meditatie . - Beweegredenen van God te beminnen , ontleend aan zijn sterfelijk leven . 49 Zesde Meditatie. - Beweegredenen van God te bemionen , ontleend aan zijn H.Lijden . 61 Zevende Meditatie. Wij moeten God be minnen , om de liefde die Hij ons toedraagt. 74 Achtste Meditatie . - Beweegredenen van God 2 - . 11 . 9 . Bladz. te beminnen , omdat Hij ons zoo vele zonden heeft vergeven . 85 "Negende Meditatie . — God mint ons , daarom verdient Hij onze liefde . 96 Tiende Meditatie . God verdient van ons bemind te worden , om de hoedanigheid der liefde welke Hij ons toedraagt . 107 Elfde Meditatie. God verdient van ons bemind te worden , omdat Hij onze Vader is . 119 DERDE Punt. God verdient van ons bemind te worden , omdat Hij onze broeder is . 126 Twaalfde Meditatie. -- God verdient van ons bemind te worden , omdat Hij de Brui degom is onzer zielen 150 Dertiende Meditatie . God verdient van ons bemind te worden , omdat Hij onze vriend is . 140 Veertiende Meditatie. Wij inoeten God beminnen , omdat wij de zijnen zijn. Vijftiende Meditatie. - Ik moet God be minnen , omdat Hij mijn Schepper is . 156 DERDE Punt . - Ik moet God beminnen , omdat Hij mij behoudt . 165 Zestiende Meditatie . God verdient van ons bemind te worden , omdat Hij onze Heiland en Zaligmaker is 168 Zeventiende Meditatie . - Wij moeten God beminnen , omdat hij zich tot ons voedsel heeft gemaakt . 179 Achttiende Meditatie. God verdient van · 148 9 . - . . - II - Bladz. ons bemind te worden , omdat Hij ons den H. Geest heeft gegeven . 189 Negentiende Meditatie. - God verdient van ons bemind te worden , omdat Hij zijne heilige Engelen bestemd heeft om ons te bewaren . 198 Twintigste Meditatie . - God verdient van ons bemind te worden , omdat Hij onze zaligheid is . 208 Een -en -twintigste Meditatie Meditati . God verdient van ons bemind te worden , omdat Hij al magtig is . 219 Twee- en -twintigste Meditatie . — God verdient van ons bemind te worden , omdat Hij de oneindige wijsheid is . 229 Drie -en - twintigste Meditatie . - God verdient van ons bemind te worden , omdat Hij de oneindige goedheid is . . .240 DERDE Punt . God verdient van ons bemind te worden om zijne oneindige grootheid . . 246 Vier-en -twintigste Meditatie. - God verdient van ons bemind te worden , om zijne on eindige barmhartigheid . 250 Vijf -en - twintigste Meditatie. — God verdient van ons bemind te worden , omdat Hij eeuwig is . 963 DERDE Punt. God verdient van ons be mind te worden , omdat Hij onverander lijk is . 271 Zes-en - twintigste Meditatie. — God verdient - . IV 7 " 287 - > . Bladz. van ons bemind te worden , omdat Hij on metelijk is . 275 Zeven -en -twintigste Meditatie. God ver dient van ons bemind te worden , omdat Hij één en oneindig is Tweede Punt . God verdient van ons be mind te worden , omdat Hij oneindig vol maakt en zich -zelven allergenoegzaamst is . 290 DERDE PUNT . God moet van ons bemind worden , om zijne oneindige heiligheid - 294 Acht-en - twintigste Meditatie. — God verdient C van ons , bemind te worden , omdat Hij onze Heer en Meester is . 298 Negen -en -twintigste Meditatie. God ver dient onze liefde, omdat Hij ze ons gebiedt. 509 Dertigste Meditatie . – Het geluk van den mensch bestaat in God lief te hebben 319 TWEEDE Punt. God verdient van ons bc mind te worden , omdat Hij schoon en lie . felijk is . 324 Een - en - dertigste Meditatie. God verdient van ons bemind te worden , omdat Hij ons oneindiglijk bemint 329 DERDE Punt. — God verdient van ons bemind te worden , omdat Hij oneindige liefde is. 536 Krans of Rozenhoedje van Liefde -akten . 541 Betrachtingen en gebeden onder het heilig Mis - Offer 547 - . > cor




See also





Unless indicated otherwise, the text in this article is either based on Wikipedia article "Goddelijke liefdeschichten of beweegredenen van God lief te hebben" or another language Wikipedia page thereof used under the terms of the GNU Free Documentation License; or on research by Jahsonic and friends. See Art and Popular Culture's copyright notice.

Personal tools