Een kritische beoordeling van 'Radical Enactivism'  

From The Art and Popular Culture Encyclopedia

Jump to: navigation, search

Related e

Wikipedia
Wiktionary
Shop


Featured:

"Een kritische beoordeling van 'Radical Enactivism'" (2017) is a review paper of Radicalizing Enactivism by J. W. Geerinck.

Conclusion

"Geen enkele beweging met het epitheton 'radicaal' is een lang leven beschoren, uiteindelijk zal er maar een soort enactivisme overblijven, en hoewel het nut van deze filosofische stroming zeker niet te onderschatten valt, denk ik dat ze zich teveel afzet tegen het cognitivisme. De stuwkracht van het radicaal enactivisme komt van een op hol geslagen slinger die tot in het midden van de 20ste eeuw nog in het kamp van de behavioristen hing, in de tweede helft van die eeuw de kant van de cognitivisten is uit geslagen en nu, met publicaties als Radicalizing Enactivism die veel bijval genieten, ergens weer ferm aan de kant van de behavioristen hangt. In de woorden van H&M: ‘Niet sinds het verdringen van behaviorisme (bij de opkomst van de meest recente cognitieve revolutie) is er een fundamentelere uitdaging geweest van algemeen aanvaarde veronderstellingen over de aard zelf van basic minds. In een merkwaardige omdraaiing van de rollen, leeft de vraag nu in hoeverre, en/of überhaupt, representationele en computationele theorieën van mind en cognition – die zolang paradigmatisch waren – nog een rol zouden moeten spelen in het verklarend kader voor het begrijpen van intelligente activiteit."1
Ik ben dan ook benieuwd waar de slinger zich zal bevinden als het radicalisme van de enactivisten zijn scherpe kantjes verloren is."

Contents

Full text

Een kritische beoordeling van Radical Enactivism

Aantal woorden: 2562

Grondige studie wijsgerige psychologie

Professor Erik Myin

Jan-Willem Geerinck

Universiteit Antwerpen

2016-2017 

Epigraph

The norm of the truth is to have made it. – Giambattista Vico

"Niets komt vaker voor dan filosofen die zich op het terrein van grammatici wagen en zich daar te buiten gaan aan woordgeschillen, in de overtuiging dat ze zich buigen over tegenstrijdigheden van de diepste betekenis." – David Hume

Introduction

In deze paper werp ik een kritische blik op het boek Radicalizing Enactivism: Basic Minds without Content van Daniel Hutto en Erik Myin (H&M) en plaats ik bij het daarin gepropageerde contentless zijn van perceptie en ervaring enkele kanttekeningen: 1) ik betwijfel dat er alleen van content kan sprake zijn als er sprake is van propositionele attitudes, 2) ik opper dat het ontstaan van taal een invloed heeft op het al dan niet contentless zijn van ervaring en 3) ik stel dat het per se willen mijden van de term content ingegeven is door een ver doorgedreven reactie op het computationalisme.

Een eerste vaststelling: Het is moeilijk om in het Nederlands te schrijven over ‘philosophy of mind’. Dat mag blijken alleen al uit het feit dat het vakgebied in het Nederlands met de term ‘wijsgerige psychologie’ wordt aangeduid. Wat in het Engels filosofie is, wordt bij ons psychologie. Voorts laat mind zich niet vertalen door geest, en niet door verstand noch bewustzijn; mentality niet door mentaliteit noch geestelijkheid; [mental] content niet per se door [mentale] inhoud; cognition niet per se door cognitie noch door kennis (misschien komt kenvermogen in de buurt). Het enige begrip dat niet problematisch is in deze materie is misschien knowledge, dat zich probleemloos als kennis laat vertalen.

Een tweede vaststelling. Radicalizing Enactivism: Basic Minds without Content is een elegant geschreven boek dat een licht misleidende titel draagt. Met basic minds wordt immers niet meer of minder bedoeld als perceptie van de buitenwereld en de interactie die de ‘ervaarder’ ervan ermee heeft. De auteurs geven ook meteen toe dat er weldegelijk content in de mind kan zijn, maar enkel in hogere vormen van cognitieve processen.

Een wilde hond komt uit het bos gelopen

Een wilde hond komt in het midden van een zware winter uit het bos gelopen waar hij opgroeide … hij heeft nog nooit een mens gezien … hij nadert een dorp … hij is uitgehongerd … een oudere dame merkt hem op. Ze roept de hond. Hij komt wantrouwend dichterbij. De dame reikt hem een bak hondenbrokken. Hij weigert dichterbij te komen. Hij komt pas naar de brokken als de vrouw het toneel verlaten heeft. Hij besnuffelt de brokjes uitvoerig. Hij vertrouwt het niet. Hij doet er wel een minuut over. Maar het ruikt betoverend lekker. Hij besluit van een brokje te proeven. Het smaakt hem, zoiets heeft hij nog nooit gegeten. Hij eet een tweede brokje op en begint dan te schrokken van de brokken. De vrouw roept hem, hij eet snel het laatste brokje op en maakt zich uit de voeten.

Een week later. De hond komt weer uit het bos. De vrouw roept hem weer. Hij komt dichterbij. Ze neemt de hondenbrokken, doet ze in een kommetje en laat ze staan. Hij ziet de kom net zoals vorige keer. Hij ruikt vluchtig en vangt identiek dezelfde sensorische prikkels op als vorige keer. Hij herkent. Hij stopt met ruiken en eet in een keer het bord leeg. Hij herkende wat hij vorige keer gegeten had. Er had zich een ‘beeld’ in zijn ‘geestesoog’ gevormd van wat er uit ziet als hondenbrokken en de ongelofelijk lekkere smaak die het eten ervan met zich meebrengt. Wat is dat beeld? Een representatie? Een “history of interaction and the changes they involve” (Myin, 2016)? Een mentale inhoud? Ik weet het niet. Maar in het hondenbrein heeft een substantiële verandering plaatsgevonden tussen blootstelling 1 en 2 aan de hondenbrok. De eerste vol wantrouwen en achterdocht. De tweede een feestelijke geur van herkenning. Is dat beeld talig? Nee, dat is het niet. Het is het hersenspinsel van een hond. Een beeld in zijn hoofd. Inhoud.

Zij die het niet met mij eens zijn, worden aangeduid met de term antirepresentationalisten. Ze beweren dat basic minds het perfect zonder content kunnen stellen, dat er zelfs geen sprake van content kan zijn in een voortalig stadium en dat content in een talig stadium enkel ontstaat als er correspondentie is met “truth telling practises”.

Dat standpunt wordt vandaag het vurigst verdedigd door Daniel D. Hutto en Erik Myin in hun boek Radicalizing Enactivism. De ondertitel van dat werk, ‘Basic Minds without Content’ vat mooi samen wat het boek probeert aan te tonen: dat veel van wat we doen niet gedreven wordt door content die zich in onze hersenen bevindt. Zoals gezegd, het boek betwist het bestaan van content niet, het geeft toe dat ‘sommige cognitieve vaardigheden – aannemelijkerwijs die vaardigheden die geassocieerd met en afhankelijk zijn van ons taalvermogen – zeker content met zich meebrengen.’ Taalvermogen, het woord is gevallen. Een woord in ons hoofd is een instantie van content. H&M maken van taal de demarcatielijn in het debat contentless cognition vs CIC (Content Involving Cognition). Ik kom hier later op terug.

Maar wat met onze hond? Heeft die nu een beeld in zijn hersenen met als content hondenbrok: jummie? Het komt me voor van wel en dit ontkennen lijkt me niet alleen contra-intuïtief maar ook antropocentrisch. Iets leren kennen en daarna herkennen veroorzaakt een substantiële verandering in de hersenen, een soort van paradigmaverschuiving die dan wel niet talig is maar toch als content moet beschouwd worden.

Hoewel H&M doorheen het boek stellen dat contentvolle cognitie pas begint bij propositionele attitudes waarvan de waarheidswaarde kan gemeten worden en dat de CICers het bij het verkeerde eind hebben als ze content toeschrijven aan niet-talige mentale toestanden, lijken ze in een andere passage toegeeflijker ten opzichte van standpunten die hiervan af zouden kunnen wijken. In het hoofdstuk ‘CIC’s retreat’ geven ze de mogelijkheid aan CIC’ers zich terug te trekken. Tot waar moeten ze dat doen? Niet te ver en niet te dicht, zodanig dat ‘de meest elementaire soort van mind [merk op dat de auteurs hier mind gebruiken ipv basic minds] – een met representationele content – niet te laag noch te hoog verschijnt in de orde der dingen.’ Het is goed om hier in gedachten te houden dat de REC’ers (radicale enactivisten) zich identificeren met ‘beperkte CIC’ers,’ immers, REC’ers geven het bestaan van content toe zolang dat de content niet toegeschreven wordt aan basic cognition en basic mentality. Wat is voor H&M te laag? Te laag vinden ze het niveau van covariatie van informatie, dat niveau is contentloos. Maar, en hier schuilt de redding voor de intelligentie van onze hond, mag het niveau ‘zich niet beperken tot cognitieve vaardigheden geassocieerd met en afhankelijk van het beheersen van complexe taal.’

Heeft onze hond dan zelfs volgens de visie van H&M content in zijn hoofd? En kunnen we het dier toch intelligentie toeschrijven, een term die H&M angstvallig in hun discours mijden? Is taal het ‘tipping point’ om van contentless naar contentful cognition te gaan? En vanaf welk moment vindt de paradigmaverschuiving plaats? Vanaf welk punt kunnen we van cognitie spreken? En is cognitie iets anders boven of onder die lijn? Vragen waarop we geen antwoord krijgen.  

Over het eten van woorden

Is er een mogelijkheid dat de homo sapiens, door het ontwikkelen van taal, zijn denken zodanig heeft veranderd dat zelfs in gevallen van niet-talige ervaring sprake kan zijn van contentfulness?

Een casus. We blijven bij hondenvoeding. Het verhaal komt uit het leven van de Pools-Amerikaanse linguïst Alfred Korzybski, de man is voornamelijk bekend vandaag vanwege zijn dictum ‘the map is not the territory’, ‘de kaart is niet het gebied’.

Op een dag is Korzybski een groep studenten aan het doceren als hij plots het college onderbreekt om een pak in wit papier verpakte koekjes uit zijn boekentas te halen. Hij mompelt dat hij gewoon iets moet eten en vraagt de studenten op de eerste rij of ze ook een koekje lusten. Een paar onder hen aanvaarden het aanbod. “Lekkere koekjes, vind je niet,” zegt hij terwijl hij er nog een pakt. De studenten zijn stevig aan het kauwen. Dan scheurt Korzybski het witte papier van de koekjes om de oorspronkelijke verpakking te onthullen. Er staan een grote foto van een hondenkop en de woorden “Hondenkoekjes” op. De studenten kijken naar de verpakking en zijn geschokt. Twee onder hen willen overgeven, brengen hun handen naar hun mond en lopen de aula uit naar het toilet. ‘Ziet u, dames en heren, merkt Korzybski op, “Ik heb net aangetoond dat mensen niet alleen voedsel eten, maar ook woorden en de smaak van voedsel is vaak minder lekker dan die van woorden.’

Op het moment dat de leerlingen stevig aan het kauwen zijn op de hondenkoekjes in de veronderstelling dat het koekjes zijn, is er geen vuiltje aan de lucht. In hun hoofd (hun geestesoog) leeft het beeld, wij eten koekjes. Pas op het moment dat ze beseffen dat ze hondenkoekjes aan het eten zijn, beginnen ze te walgen omdat het beeld dat in hun hoofd zit niet strookt met de werkelijkheid. Mensen eten niet alleen voedsel, zegt Korzybski toepasselijk, maar ze eten woorden. Woorden zijn beelden. Er is in dit geval sprake van contentfulle ervaring die niets te maken heeft met propositionele attitudes.

Is er kennis en content in ervaring?

H&M verwijten Alva Noe en J. Kevin O'Regan – twee aanhangers van het sensomotorisch enactivisme, een minder radicale variant van het enactivisme – dat die twee filosofen de begrippen knowledge en practical knowledge gebruiken als ze het hebben over interageren met de wereld. Vooral het ‘hebben’ van die knowledge lijkt H&M tegen de borst te stuiten, waarschijnlijk omdat als je iets ‘hebt’, dat het dan opgeslagen is en als je het hebt over opslaan, dan denk je aan inhoud, aan het gewraakte begrip content dus. Op pagina 25 nemen H&M er aanstoot aan dat als in Alva Noë’s boek Action in Perception – door H&M bestempeld als een manifest van het sensomotorisch enactivisme – over knowledge gesproken wordt (knowledge wordt er gecursiveerd afgedrukt alsof het een of ander vervloekt woord is), er een lucht aan dat woord zit. Het gaat dan wel over praktische kennis, toegegeven, dus over ‘knowing how’ in plaats van het vermaledijde ‘knowing that’ dat sinds Ryle (1949) in het verdomhoekje is geraakt, maar toch over kennis die ‘bezeten’ kan worden. Op de volgende pagina betrappen H&M de sensomotorische enactivisten op “onachtzame uitlatingen” die erop zouden kunnen wijzen dat ‘waarnemers [perceivers] (of hun hersenen)’ propositionele eerder dan praktische kennis hebben, wat op zijn beurt een teken zou kunnen zijn dat de sensomotorici tot de representationalisten behoren. Dat het onderscheid tussen ‘knowing how’ en ‘knowing that’ niet altijd even makkelijk te maken is (Penco 2014) kan H&M niet gunstiger stemmen want zelfs ‘mediating knowledge’ kan in hun ogen geen genade vinden; omdat het de poorten open zet naar het hebben van ‘perceptual, experiential content’ , ergo representationalisme.

De verwijten komen over als een heksenjacht op een bepaald soort taalgebruik. Veel waartegen H&M reageren heeft te maken met het gebruik van de computermetafoor die sinds de tweede helft van de 20ste eeuw populair is in de cognitieve wetenschappen. Cognitie (of kennis) wordt daar voorgesteld als ‘het oppikken en verwerken van informatie die dan gebruikt en hergebruikt wordt en opgeslagen en gerepresenteerd in de hersenen.’ Ons geheugen wordt in die discussies voorgesteld als een harde schijf waarop we naar believen info kunnen opslaan, van kunnen ophalen en reproduceren. Dat dit niet het geval is, is meermaals bewezen, vooral in het domein van de perceptie. Als ik je vraag om me te vertellen welke kleuren de zes letters van het woord Google, het kleurrijke logo dat we dagelijks onder ogen krijgen (misschien hebben we het wel tienduizenden keer gezien) en waarvan we uitgaan dat de beeltenis in ons geheugen gegrift zit, dan zie ik je nog niet spontaan zeggen, blauw (G), rood (O), geel (O), blauw (G), groen (L), rood (E). Hebben we dan geen ‘representatie’ van dat logo in het ‘geheugen’ van onze hersenen ‘opgeslagen’ zitten? Kunnen we die ‘representatie’ niet gewoon ‘ophalen’ en de kleuren van de letters voor onze geest brengen? Duidelijk niet. En de neurowetenschappen zullen ook nooit zo’n representatie in onze hersenen aantreffen, hoe hard ze ook zoeken. Tot zover ben ik mee. Die ‘content’ is immers inderdaad niet in onze neuronen ‘opgeslagen’. Maar tegelijkertijd zal je toch van twee premissen moeten uitgaan: ten eerste, we zijn geen schepsels die in permanente amnesie door de wereld zwerven; ten tweede, om cognitie uit te leggen zal je altijd beroep moeten doen op metaforen. Of het nu een computer is of iets anders. Over het werk van H&M hebben tegenstanders zich trouwens laten ontvallen dat basic minds slechts een metaforische term is voor een cognitief proces dat niet op linguïstische processen steunt.

Onopgeloste vragen

Maar wat als we dromen? Wat als we hallucineren? Wat zit er dan in ons hoofd? Wat zit er in ons hoofd als we onze ogen sluiten en proberen om vanop grote afstand met gelijk welke vinger het puntje van onze neus aan te raken? Hoe komt het dat we daar telkens weer in slagen? Zit er in het geval van proprioceptie geen representatie van ons eigen lichaam in ons hoofd? Bij het lezen van H&M dringen zich ook andere vragen op. Bestaat mentalees, de taal van gedachten? Wat vertelt ons de beschrijving van de recent gemunte conditie aphantasia, een onvermogen om beelden in de hersenen te visualiseren? Bewijst het ons dat de meeste mensen over representaties in hun hoofd beschikken? Ja. Maar het bewijst ook het omgekeerde, dat je weldegelijk kan nadenken zonder beelden in je hoofd.

Conclusie

Geen enkele beweging met het epitheton radicaal is een lang leven beschoren, uiteindelijk zal er maar een soort enactivisme overblijven, en hoewel het nut van deze filosofische stroming zeker niet te onderschatten valt, denk ik dat ze zich teveel afzet tegen het cognitivisme. De stuwkracht van het radicaal enactivisme komt van een op hol geslagen slinger die tot in het midden van de 20ste eeuw nog in het kamp van de behavioristen hing, in de tweede helft van die eeuw de kant van de cognitivisten is uit geslagen en nu, met publicaties als Radicalizing Enactivism die veel bijval genieten, ergens weer ferm aan de kant van de behavioristen hangt. In de woorden van H&M: ‘Niet sinds het verdringen van behaviorisme (bij de opkomst van de meest recente cognitieve revolutie) is er een fundamentelere uitdaging geweest van algemeen aanvaarde veronderstellingen over de aard zelf van basic minds. In een merkwaardige omdraaiing van de rollen, leeft de vraag nu in hoeverre, en/of überhaupt, representationele en computationele theorieën van mind en cognition – die zolang paradigmatisch waren – nog een rol zouden moeten spelen in het verklarend kader voor het begrijpen van intelligente activiteit.

Ik ben dan ook benieuwd waar de slinger zich zal bevinden als het radicalisme van de enactivisten zijn scherpe kantjes verloren is.

Endnotes

  • 1) Daniel Hutto, "Radically enactive cognition in our grasp", in The Hand, an Organ of the Mind, ed. Z. Radman (MIT Press, 2013), mijn vertaling. De originele tekst luidt: ‘Not since the ousting of behaviorism (at the advent of the most recent cognitive revolution) has there been such a root-and-branch challenge to widely accepted assumptions about the very nature of basic minds. In a remarkable reversal of fortune, it is now a live question to what extent, if any, representational and computational theories of the mind and cognition—those that have dominated for so long—ought to play a fundamental role in our explanatory framework for understanding intelligent activity.’
  • Opmerking gemaakt tijdens colleges eind 2016
  • Daniel D. Hutto en Erik Myin, Radicalizing Enactivism, 2012, pagina xviii
  • Ibid, pagina 86
  • Ibid, pagina 86-7
  • ‘unguarded talk’, Daniel D. Hutto en Erik Myin, Radicalizing Enactivism, 2012, pagina 26
  • Ibid, pagina 27
  • Daniel D. Hutto en Erik Myin, Evolving Enactivism: Basic Minds Meet Content, 2017, blurb
  • Marcin Miłkowski, The Hard Problem Of Content: Solved (Long Ago).
  • Daniel Hutto, Radically enactive cognition in our grasp, in The Hand—An Organ of the Mind, ed. Z. Radman (MIT Press, 2013), mijn vertaling. De originele tekst luidt: ‘Not since the ousting of behaviorism (at the advent of the most recent cognitive revolution) has there been such a root-and-branch challenge to widely accepted assumptions about the very nature of basic minds. In a remarkable reversal of fortune, it is now a live question to what extent, if any, representational and computational theories of the mind and cognition—those that have dominated for so long—ought to play a fundamental role in our explanatory framework for understanding intelligent activity.’

Literatuur

  • Daniel Hutto en Erik Myin, Radicalizing Enactivism: Basic Minds without Content, 2012.
  • Daniel Hutto, ‘Radically enactive cognition in our grasp’, in The Hand—An Organ of the Mind, ed. Z. Radman (MIT Press, 2013).
  • Carlo Penco, ‘Between Knowing How and Knowing That’, 2014.
  • Matthew Harvey, ‘Content in languaging: why radical enactivism is incompatible with representational theories of language’, 2014.
  • Marcin Miłkowski, ‘The Hard Problem Of Content: Solved (Long Ago)’, 2015





This page Een kritische beoordeling van 'Radical Enactivism', is © Jan-Willem Geerinck and may only be cited as per the fair use doctrine.
Personal tools